Huis Sevenaer en ambtmannen
Het geslacht Sevenaer beleend met Zevenaar, 1256-1353
Otto II van Gelre Ψ besteedt in 1256 het beheer van zijn nieuwe kasteel Sevenaer uit aan een onbekend geslacht dat zich vanaf nu naar het kasteel zal gaan noemen: ‘Van Sevenaer’.
De genealogie van dit geslacht is vooralsnog onbekend. Al zijn wel enkele leden van dit geslacht bij naam bekend.
In 1289 komt er een Everwinus de Sevenaer voor, die burger van Wezel is, een Everwijn andere is in 1329 burgemeester van Wezel. De laatste is ook van 31 december 1338 tot 20 november 1339 ambtman en drost van de graaf van Kleef. In 1347 komt Henricus van Zevenar uit de boeken naar voren. Hij is leenman van het bisdom Keulen.
Een verwant van de drost is Gerhard van Sevenaar Ψ, die in 1320 voorzitter van het gerechtshof in Wezel is. Hij is getrouwd met Mechteld ‘Palinkonis’ Ψ uit het geslacht Paleke. Zij krijgen mogelijk twee zonen: Geryt Palick Ψ en Alart Ψ. Het kasteel Sevenaer gaat echter over naar Kleef.
Derick I Smullinck, borgman van 1353-1355
Wanneer in 1355 Sevenaer in handen komt van Kleef wordt onmiddellijk de leenman van Gelre de deur uitgezet. De graaf van Kleef voelt niet veel voor een leenman; deze worden vaak te machtig om zomaar af te zetten. Daar Sevenaer voor Kleef een ‘nieuw’ goed is, stelt de graaf een ambtman of borgman voor de Liemers aan. Geen leenman met erfelijke rechten, maar een slotbewaarder die hij naar behoefte kan ontslaan.
De eerst bekende borgman is Derick I Smullinck. Hij krijgt waarschijnlijk kasteel Sevenaer als ambtswoning. Het vreemde is dat de aanstellingskonde in 1353 is opgesteld, terwijl het pandverdrag uit 1355 stamt. Heeft de graaf van Kleef al een voorschot op het kasteel genomen?
Ansem van Keken, ambtman van 1355-1360
Ansem van Keken volgt Derick I Smullinck in 1355 op. Van hem is zeker dat hij kasteel Sevenaer krijgt, want hij wordt benoemd als slotbewaarder. In die functie moet hij het kasteel voor Kleef onderhouden en bewaren.
Ansem heeft de opdracht de burcht te bewaken met acht soldaten, een wachter en een poorter. Een klein garnizoen voor zo’n belangrijk kasteel. Het kasteel heeft alleen een verdedigende rol.
Diderick van Hessen, ambtman van 1360-1363
Dat de graaf van Kleef gebruik maakt van het ontslagrecht blijkt in 1360 wanneer hij Diderick van Hessen als ambtman aanstelt. Diderick zal deze functie slechts drie jaar vervullen.
Wolter Smullinck, ambtman van 1363-1367
In 1367 volgt Wolter Smullinck Diderick van Hessen op als ambtman. Wolter is de broer van Derick I Smullinck. Wolter zal het een jaar langer volhouden. Later zal het kasteel nogmaals door het geslacht Smullinck worden bewoond.
Ansem van Keken, ambtman van 1367-1371
Het moge inmiddels duidelijk zijn dat de ambtman geen kans krijgt om tot een landsheer uit te groeien. Om de paar jaar wordt hij vervangen. In 1367 treedt Ansem van Keken voor de tweede maal aan als ambtman op Sevenaer. Het garnizoen is inmiddels toegenomen tot twaalf ridders, een wachter en een poorter. Het kasteel is met deze bezetting in staat een aanvallende rol te spelen. Blijkbaar zijn de tijden onzekerder geworden dan tijdens de eerste aanstelling van Ansem van Keken.
In de aanstellingsbrief voor iedere ambtman is een clausule opgenomen waarin de ambtman als slotbewaarder voor Sevenaer wordt benoemd. Ansem heeft niet lang plezier van zijn aanstelling, want in 1368 overlijdt graaf Johan I van Kleef Ψ. Het huis van de graven van Kleef sterft met hem uit. De strijd om de opvolging begint. De Liemers wordt aan diens weduwe gegeven.
Gerrit I Palick van Sevenaer Ψ, 1371-1373
De weduwe van Johan I van Kleef, Mechteld van Gelre Ψ, krijgt bij wijze van weduwenuitkering het ambt Liemers. Zij voelt zich hierdoor gerechtigd een nieuwe ambtman aan te stellen: Gerrit I Palick van Sevenaer (of Geryt). De graaf van Kleef heeft met Mechtelds halfbroer, hertog Eduard van Gelre Ψ, afgesproken dat zij ongestoord van het vruchtgebruik van de Liemers mag genieten.
Mechteld behoort echter bij de partij der Heekerens, Eduards tegenstanders in Gelre, en kan Eduard derhalve niet vertrouwen. Iets later verzekert Eduard haar rechten en ruilt hierbij inkomsten uit Emmerik voor renten in de Betuwe. Tevens spreken beiden af dat bij Mechtelds overlijden de weduwengift aan Gelre terug zal vallen.
Voor de nieuwe graaf in Kleef, Adolf III van der Mark Ψ, is dit een vervelend bericht. Hij wil graag de rechten in de Liemers bezitten, want hij heeft al moeite genoeg om erkenning voor de graventitel van Kleef te krijgen. Zijn tegenstanders voor die titel pretenderen eveneens recht op de Liemers te hebben. Graaf Adolf III verkeert niet in de positie om al te hevig te protesteren tegen het successierecht van Gelre en laat zich dat noodgedwongen welgevallen tot er betere tijden aanbreken.
Mechteld zit derhalve tussen twee vuren. Als Kleef het pand met een geldsom aflost, is zij haar rechten in de Liemers kwijt en zal Gelre dit als een vijandige daad zien. En als zij de Liemers in Gelderse handen speelt, zal Kleef dit niet pikken. Mechteld moet een zekere neutraliteit aan de dag leggen om zich van inkomsten te kunnen blijven voorzien. Van deze gecompliceerde situatie in de Liemers zal Gerrit I Palick van Sevenaer slim profiteren. Als Gelders leenman heeft hij recht op Sevenaer, want dit goed zal na Mechtelds dood immers terugvallen aan Gelre en omdat het kasteel momenteel geen bezit is van Kleef kunnen van die kant geen bezwaren komen.
Zo balanceert Mechteld behendig over de gevoelige grens tussen Kleef en Gelre en houdt ze tevens rekening met Gerrit I Palick van Sevenaers belangen.
Wanneer hertog Eduard van Gelre in 1371 wordt vermoord maakt Mechteld zich op hem in Gelre op te volgen. Zij verpandt haar rechten in de Liemers aan Engelbert III van der Mark Ψ, broer van graaf Adolf III van Kleef, de opvolger van haar man in Kleef. Dat betekent dat Gerrit I Palick van Sevenaer het veld moet ruimen.
Anton van Martin, ambtman in 1373
Anton van Martin wordt door graaf Engelbert III van der Mark als nieuwe ambtman aangesteld. Hij heeft niet lang plezier van dit baantje, want hetzelfde jaar wordt hij al vervangen..
Johan van Wylinck, ambtman van 1373-1382
Anton van Martin wordt in 1373 opgevolgd door Johan van Wylinck. Johan weet het lang als ambtman vol te houden. Tien jaar is hij de vertegenwoordiger van de graaf in het ambt Liemers. In 1380 moet hij echter met lede ogen toezien hoe graaf Engelbert III de Liemers verpandt aan hertog Willem VII van Gelre Ψ. In 1382 moet hij het veld ruimen. Er is nu een ingewikkelde situatie in de Liemers ontstaan, waarin onduidelijk is door wie Sevenaer wordt bewoond.
Ingram Poss van Sevenaer, 1392-1394
Ingram Poss breekt met de Kleefse traditie van ambtmannen op Sevenaer. Hij wordt in 1392 door graaf Adolf I van Kleef Ψ, zoon van Adolf III, met burcht en voorburcht van Sevenaer beleend. Dit is de enige keer dat er een Kleefse leenheer op het kasteel huist. Het zal ingegeven zijn door de moeilijke politieke situatie die op dat moment in de Liemers heerst. Mogelijk is Ingram Poss door hertog Willem VII van Gulik en Gelre met Sevenaer beleend, zodat Adolf I van Kleef door Ingram eveneens te belenen zijn rechten wil verdedigen.
Hendrik III van Wisch Ψ en Dirk IV van Wisch Ψ, 1394-1395
In 1394 worden de bannerheren Hendrik III van Wisch en Dirk IV van Wisch als ambtmannen in de Liemers aangesteld. Onbekend is of zij ook optreden als slotbewaarders van Sevenaer. Zij moeten de Kleefse belangen kracht bijzetten tijdens de dubbele verpanding van de Liemers. De twee heren kiezen echter partij voor Gelre als zij in 1395 kasteel Sevenaer in handen spelen van de Gelderse leenheer Gerrit I Palinck van Sevenaer.
Gerrit I Palick van Sevenaer, 1395-1402
In 1395 wordt een overeenkomst tussen Kleef en Gelre gesloten waarin wordt bepaald dat Kleef geen sterkte in de Liemers mag bouwen zonder de uitdrukkelijke toestemming van Gelre. In 1401 bevestigt hertog Reinald IV van Gelre Ψ Gerrit I, ‘onse lieve knape ondergedain ende geleent ons des te onderwynden‘, in de belening van het kasteel Sevenaer. Gerrit I is, voor de tweede keer, wederom een leenman van Gelre.
Uit de oorkonde blijkt dat Gerrit I kasteel Sevenaer voor deze bevestiging aan hertog Willem VII van Gelre heeft opgedragen om vervolgens het kasteel van hem in leen terug te ontvangen. Mogelijk heeft hertog Willem VII Gerrit I, nadat de heren van Wisch hem het kasteel in handen hebben gespeeld, ertoe gedwongen afstand te doen van zijn kasteel op voorwaarde dat Gerrit I ermee beleend zal worden. Willem VII van Gelre zal liever, in navolging van Kleef, een slotbewaarder op het kasteel willen hebben aanstellen, maar Gerrit I zal Willem VII ertoe aangezet hebben om hem in zijn oude leenrechten te bevestigen. Gerrit I maakt hierbij handig gebruik van de politieke situatie. Gelijk hij in 1371 kans zag de partijen uit te spelen. Misschien laat Gerrit I aan de hertog doorschemeren dat hij kan proberen om door Kleef beleend te worden. Het belang van het bezit van Sevenaer zal voor de hertog zwaarder wegen.
In 1402 verliest de opvolger van Willem VII van Gelre, Reinald IV, definitief de zeggenschap over zijn deel van de Liemers en kasteel Sevenaer. Door deze ontwikkeling komt er een eind aan het verblijf van het geslacht Palick van Sevenaer op het kasteel. Na 1402 komen er alleen nog ambtmannen van Kleef op het kasteel, te beginnen met Henrick van Huchtebroeck.
Literatuur
- Wapenboek der Ridders van de Duitse Orde, mr. W.J. baron D’Ablaing van Giessenburg,
C. van Doorn en zoon, ‘s-Gravenhage, 1871. - Wapenboek van den Nederlandschen Adel, J.B. Rietstap,
J.B. Wolters, Groningen, 1887. - De wapens van den tegenwoordigen en den vroegeren Nederlandschen Adel, J.B. Rietstap,
J.B. Wolters, Groningen, 1890. - Het Palick-probleem belicht, J. de Groot,
De Nederlandsche Leeuw, LVI, 1938. - Na honderdvijftig jaar, schetsen uit de Lymers, W. Zondervan e.a.,
De Walburg Pers, Zutphen, 1966. - Het huis Sevenaer, A.G. van Dalen,
Uitgeverij “Liemers Lantaern”, Zevenaar, 1970. - 1000 Jaar Gendringen, A.G. van Dalen e.a.,
Thoben Offset, Nijmegen, 1983. - De burcht Sevenaer, J.G.M. Verhagen,
In: Zevenaar stad in de Liemers, A.J.M. Akkermans e.a.,
Walburg Pers, Zutphen, 1986. - Van Oud-Zevenaar naar Nieuw-Zevenaar, J.G.M. Verhagen,
In: Zevenaar stad in de Liemers, A.J.M. Akkermans e.a.,
Walburg Pers, Zutphen, 1986. - Drostambt en schoutambt – De Gelderse ambstorganisatie in het kwartier van Zutphen (ca. 1200-1543), Jan Kuys,
Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1994.
Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende I op heilige Maria Magdalena dach