De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Ambtmannen van Kleef op Sevenaer (1402-1540)

Henrick van Huchtebroeck, ambtman van 1402-1414

Wapen van de graven van Kleef.

Wanneer Sevenaer definitief in handen van Kleef is gevallen, wordt meteen een ambtman aangesteld. Henrick van Huchtebroeck volgt Gerrit I Palick van Sevenaer Ψ, de leenman van Gelre op Sevenaer, op. Hij is de eerstvolgende ambtman in de Liemers en tevens slotbewaarder van Sevenaer.
Henrick moet het kasteel met negen mannen voor graaf Adolf I van Kleef Ψ bewaren. De gemoederen rond het kasteel Sevenaer bedaren, want in 1407 drinkt Henrick wijn met het stadsbestuur van Arnhem.

Kasteel Sevenaer, anno 1577.

Gerhard van Kleef, 1409-1411

In 1409 moet Henrick van Huchtebroeck plaats maken voor de broer van Adolf I van Kleef: Gerhardt van Kleef Ψ. Deze is in Parijs afgestudeerd en heeft een bij zijn stand passende woning nodig. In 1411 verhuist Gerhardt naar de burcht van Huissen.

Derick II Smullinck, ambtman van 1414-1418

In 1414 volgt Derick II Smullinck Henrick van Huchtenbroeck als ambtman op. Mogelijk is de naar zijn vader genoemde Derick II Smullinck de stichter van het Smollingshuse. Uit dit huis komt het latere huis Sevenaer voort.

Goswin Smullinck, Dirk Momme van Kellen, Gerrit van den Cornhorst, ambtmannen van 1418-1437

Achtereenvolgens worden Goswin Smullinck, zoon van Derick II Smullinck, Dirk Momme van Kellen en Gerrit van den Cornhorst als ambtman aangesteld. Over deze periode is weinig bekend.

Kasteel Sevenaer in 1577 (tekening Jan Ruysch).

Johan van den Loe, ambtman van 1437-1476

In 1437 wordt Johan van den Loe als ambtman en slotbewaarder op Sevenaer aangesteld. Hij volgt Gerrit van den Cornhorst op in een lange traditie van ambtmannen op Sevenaer. De bouw van stadsmuren en poorten rondom de stad Zevenaar vermindert geleidelijk het militaire belang van kasteel Sevenaer en derhalve is een slotbewaarder na Johan niet meer nodig. Johan moet met twaalf soldaten het slot bewaren.
Johan zet zich in voor de belangen van de bij het kasteel ontstane stad Zevenaar. Hij vestigt in 1467/8 een gasthuis, sticht een vicarie in de stadskapel en een eeuwig memorie in de parochiekerk, die in Oud-Zevenaar ligt. Zijn interesse in de Liemers blijkt uit diverse grondaankopen: Byvanck bij Beek, Loowaard bij Groessen, Loohorst bij Duiven en Enghuysen bij Zevenaar. Johan beseft dat hij hiermee het belang van zijn geslacht kan vergroten.
Johan heeft ook beslommeringen buiten de Liemers. Zo begeleidt hij de hertog van Kleef met een groot gezelschap op een pelgrimstocht naar het Heilige Land. Daar wordt Johan in 1450 tot ridder geslagen. Om zijn functie van hofmeester aan het hof van de hertog van Kleef uit te oefenen zal hij ook veel in Kleef verblijven.
In 1368 neemt hij deel aan de slag bij Staelen in Opper-Gelre, waar Kleef een geweldige nederlaag lijdt tegen Adolf van Egmond Ψ, hertog van Gelre.
In 1473 schrijft hij aan de hertog van Kleef: ‘Smedet dat yseren, die wile dat id heit is’. Hij heeft dan vernomen dat op het kasteel Didam niemand aanwezig is, behalve de vrouwe Van Den Bergh en Claes van Camphuysen en dat het kasteel te Angerlo is ontruimd door Johan van Kell, die er slechts vier soldaten achterlaat. Johan raad zijn heer aan om nu toe te slaan en deze kastelen in te nemen. Karel ‘de Stoute’ heeft net Nijmegen ingenomen en staat op het punt De Graafschap binnen te vallen. Van deze dreiging zou de hertog van Kleef gebruik moeten maken om de schade voor Kleef te beperken en de gehele Liemers in te nemen. De hertog van Kleef gaat wijselijk niet in op deze raad, want graaf Van Den Bergh heeft zich tot Bourgondië gekeerd en daarmee is hij Kleef een slag voor. Alleen Angerlo wordt door Kleef geannexeerd.
Johan van den Loe ligt waarschijnlijk, overeenkomstig zijn wens, in de kerk van Oud-Zevenaar begraven.

Wessel van den Loe, ambtman van 1476-1509

Wessel van den Loe volgt zijn vader in 1476 als drost in de Liemers op en krijgt het kasteel als ambtswoning toegewezen. Het geslacht Van Den Loe is inmiddels een machtsfactor van belang geworden in de Liemers. Wessel zal de aankooppolitiek van zijn vader voortzetten. Zo worden de ambtmannen machtige mannen.
Het zijn drukke tijden voor drost Wessel. Van 1479 tot 1483, wanneer Gelre in opstand is tegen Maximiliaan I, helpt de hertog van Kleef Maximiliaan I om de orde in Gelre te herstellen. Graaf Van Den Bergh wil zich graag neutraal opstellen, maar Gelderse troepen maken geregeld misbruik van zijn neutraliteit door vanuit Berghs grondgebied Kleef binnen te vallen. Berghse inwoners maken van de situatie misbruik door goederen vanuit Kleef naar Gelre te smokkelen. In 1480 wordt de Didammer Ot Tyden door Kleefse soldaten gearresteerd als hij een paar koeien op Didams grondgebied opdrijft. Ot wordt door Wessel van den Loe in het cachot van Kleef gesmeten op beschuldiging van smokkel.
Graaf Van Den Bergh protesteert hiertegen; de koeien zijn geen smokkelwaar, het is zijn vee en Ot zou het hem komen brengen. Didam is Berghs bezit en Kleefse troepen kunnen er niet iemand arresteren. Wessel is niet van zins Ot vrij te laten; Ot is hem nog polderlasten schuldig. Opnieuw protesteert graaf Van Den Bergh. Als Ot nog polderlasten moet voldoen, moet hij voor de richter van Didam, een Berghse ambtman, verschijnen. Wessel oordeelt dat de dijkgraaf en heemraad van de Liemers hierin moeten rechtspreken. Ot blijft in het cachot.

In 1483 is het bondgenootschap tussen Kleef en Maximiliaan I voorbij. Er is ruzie ontstaan over het verdelen van de krijgsbuit en het bezit van Arnhem. In dat jaar pleegt Wessel met Derick III Smullinck en Dirck van Wickede Ψ een overval op Arnhem, waarbij ze Willem van Egmond Ψ gevangen nemen. Willem van Egmond is de voornaamste bondgenoot van Maximiliaan I in Gelre. Ook speelt Wessel een rol in het hierop volgende beleg van Roosendael.
Wessel zal tot zijn dood in 1509 op het kasteel Sevenaer verblijven. Het kasteel zal na hem niet meer als ambtswoning voor drosten van de Liemers worden gebruikt. Wessels zoon en naamgenoot volgt hem op als drost. Hij gaat op Enghuysen wonen, waar hij in 1544 overlijdt.
Het kasteel Sevenaer, dat zijn voornaamste functie verloren heeft, komt in bezit van de familie Smullinck.

De stad Zevenaar in 1577 (tekening Jan Ruysch).

Johan Smullinck, 1527-154?

Na Van den Loe doet het geslacht Smullinck wederom zijn intrede op kasteel Sevenaer. Johan Smullinck is de kleinzoon van Goswin Smullinck, die op het Smollingshuse woont. Johans vader, Wolter, is drost van de hertog van Kleef en resideert op de Schuilenburg te Silvolde. Johan zal zijn vader op een onbekend tijdstip als drost op Schuilenburg opvolgen.
In 1527 doet de hertog van Kleef de Schuilenburg over aan Gelre, zodat Johan Smullinck zijn onderpand kwijt raakt. De hertog van Kleef betaalt Johan niet uit, zodat deze recht houdt op een ander onderpand. De hertog geeft kasteel Sevenaer in leen aan Johan. Hierbij wordt een pand omgezet in een leen. Dat komt wel vaker voor; het pand wordt verkocht, maar een leenrechtelijke verhouding komt er voor in de plaats. Zo blijft de leenheer nog enige zeggenschap houden over zijn voormalig bezit. In het geval van Sevenaer is dat voorstelbaar, ook al is het inmiddels van militair belang ontbloot. Het gebouw blijft natuurlijk wel van waarde als kazerne. Bovendien komt de ruil de hertog van Kleef goed uit, want Sevenaer wordt al jaren niet meer bewoond, hetgeen het onderhoud niet ten goede zal zijn gekomen.
Johan bezit meer goederen in de Liemers, want van 1538 tot 1540 voert hij enige processen tegen graaf Van den Bergh over bezittingen bij Pannerden.
Na 1540 is Sevenaer als kasteel niet meer van belang. Het wordt een adellijke havezate. Een noodzakelijk bezit voor de adel om ingeschreven te worden in de Kleefse ridderschap. Alleen ingeschrevenen mogen meepraten over staatszaken.

Literatuur

  1. Wapenboek der Ridders van de Duitse Orde, mr. W.J. baron D’Ablaing van Giessenburg,
    C. van Doorn en zoon, ‘s-Gravenhage, 1871.
  2. Wapenboek van den Nederlandschen Adel, J.B. Rietstap,
    J.B. Wolters, Groningen, 1887.
  3. De wapens van den tegenwoordigen en den vroegeren Nederlandschen Adel, J.B. Rietstap,
    J.B. Wolters, Groningen, 1890.
  4. Het Palick-probleem belicht, J. de Groot,
    De Nederlandsche Leeuw, LVI, 1938.
  5. Na honderdvijftig jaar, schetsen uit de Lymers, W. Zondervan e.a.,
    De Walburg Pers, Zutphen, 1966.
  6. Het huis Sevenaer, A.G. van Dalen,
    Uitgeverij “Liemers Lantaern”, Zevenaar, 1970.
  7. 1000 Jaar Gendringen, A.G. van Dalen e.a.,
    Thoben Offset, Nijmegen, 1983.
  8. De burcht Sevenaer, J.G.M. Verhagen,
    In: Zevenaar stad in de Liemers, A.J.M. Akkermans e.a.,
    Walburg Pers, Zutphen, 1986.
  9. Van Oud-Zevenaar naar Nieuw-Zevenaar, J.G.M. Verhagen,
    In: Zevenaar stad in de Liemers, A.J.M. Akkermans e.a.,
    Walburg Pers, Zutphen, 1986.
  10. Drostambt en schoutambt – De Gelderse ambstorganisatie in het kwartier van Zutphen (ca. 1200-1543), Jan Kuys,
    Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1994.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende I op heilige Maria Magdalena dach.