De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Bannerheren

Onder eigen banier

Wapen van Baer.

In De Graafschap zijn vier banner- of baanderheren te vinden, de oude geslachten van Bergh, BaerBronckhorst, en Wisch. De gebieden van deze heren, van wie sommigen zich uiteindelijk aan het einde van de Middeleeuwen graaf mogen noemen, heten bannerijen. In 1650 legt de geschiedschrijver Arend van Slichtenhorst een oude zegswijze vast die luidt:

‘Bergh de ryxte
Bronckhorst de adelyxte
Baer de oudste
Wisch de stoutste’

Waar de titel bannerheer vandaan komt, is niet bekend. Oorspronkelijk worden er edelen mee bedoeld die op het slagveld hun eigen banier mogen voeren. Een banier is een stijve vierkante vlag die aan een lans is bevestigd. Het aantal mannen dat de bannerheren voor het leger van hun leenheer meebrengen, is aanzienlijk groter dan dat van andere heren.

Opstandige heren

Wapen van Bergh.

Sommigen nemen aan dat de bannerheren oorspronkelijk even hoog in rang zijn als de Gelderse landsheren, maar dat de bannerheren langzaam maar zeker door dezen op het tweede plan zijn geschoven. Dat gebeurt pas als Zutphen door huwelijk in handen van Gelre komt. Niettemin voelen zij zich vaak wel de gelijke van de hertog van Gelre en ze komen geregeld tegen hem in opstand.
Zo kiest bijvoorbeeld Jan III van Egmond, bannerheer van Baer, in 1494 partij voor de Oostenrijkse keizer Maximiliaan I en onderneemt hij vanuit zijn kasteel aan de IJssel strooptochten naar Arnhem en Doesburg. Hertog Karel van Gelre Ψ besluit samen met de bannerheer van Bronckhorst (bannerheren zijn nooit te beroerd om elkaar aan te vallen) en de steden Zutphen en Doesburg Baer aan te pakken. In het voorjaar van 1495 wordt het stamslot van Baer twee maanden belegerd en ingenomen. Het kasteel wordt volledig met de grond gelijk gemaakt en is nadien niet herbouwd.
Nog twee van deze opstandige heren zijn bannerheer: Johan II van Wisch Ψ die vanuit de Wildenborg de omgeving terroriseert, en later zijn kleinzoon Joachim van Wisch Ψ,die in zijn voetsporen treedt.

De eerste stand

Wapen van Wisch.

Anderen gaan ervan uit dat de titel bannerheer pas in de vijftiende eeuw in zwang komt als de ridderschap zich mag vertegenwoordigen in de Staten Generaal. Door de titel te gebruiken willen de heren zich onderscheiden van andere stemgerechtigde edelen. De titel impliceert dat bannerheren vanwege hun oude afkomst een belangrijkere positie boven de normale ridderschap toekomt. De bannerheren vormen het eerste lid van de standen of de statenvergadering van het Kwartier van Zutphen. Het tweede lid wordt gevormd door de overige edelen en het derde lid door de stemhebbende steden Zutphen, Doesburg, Doetinchem, Lochem en Groenlo.

Wapen van Bronckhorst.

Door hun lidmaatschap van de Staten nemen de bannerheren deel aan het landsbestuur van Gelre. Hierdoor zijn de bannerheren ten opzichte van de graven van Gelre geen buitenlandse heersers. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het betalen van de algemene landsbelasting, zoals verponding of grondbelasting, waarvan zij niet zijn vrijgesteld. De bannerheren maken dus deel uit van Gelre, maar bezitten wel enige zelfstandigheid. Dit blijkt uit het spreken van recht en het recht op muntslag (Bergh). Niettemin zijn de verhoudingen met Gelre en het Duitse Rijk niet altijd even duidelijk.

Opkomst en ondergang

De verschillende heerlijkheden en graafschappen.

De gele, paarse en rode vlek op de kaart is een bannerij. In het noorden Bronckhorst (donkerpaars) en vervolgens van west naar oost Baer (geel) en Bergh (rood). Wisch ontstaat later naast Bergh in het graafschap Lohn.
Pas aan het eind van de Middeleeuwen moeten de bannerheren aan macht inboeten. In 1499 moeten ze een eed van trouw zweren aan Maximiliaan I van Habsburg, die probeert hertog Karel van Gelre van zijn troon te stoten. Maximiliaan I weet Karel niet te verdrijven en even later moeten de bannerheren het gezag van hertog Karel weer erkennen, maar hierbij verliezen ze hun behoorlijk zelfstandige positie. Frederik II van Bronckhorst en Borculo Ψ weet echter zijn gunstige positie te behouden.
In de zestiende eeuw verliezen de bannerheren hun onafhankelijke positie, omdat zij, uitgezonderd Bergh, de koning van Spanje trouw blijven.

Gebruikte literatuur

  1. Alle de XIV boeken van de Geldersse geschiedenissen, Arend van Slichtenhorst,
    Jacob van Biesen, Arnhem, 1659.
  2. De Heeren van de heerschap Wisch uit de Edele Heeren van dien naam, J.D. Wagner en Jhr. Mr. W.G. Feith,
    De Nederlandsche Leeuw, XLIV, 1924.
  3. Bijdrage tot de geschiedenis van de heeren en de heerlijkheid van Wisch, Jhr. Mr. A.H. Martens van Sevenhoven,
    Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XXXIII, S. Gouda Quint, Arnhem, 1930.
  4. Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen, Jonkvrouwe Dr. J.M. van Winter,
    S. Gouda Quint – D. Brouwer en zoon, Arnhem, 1962.
  5. De historie van het oude Gelre onder eigen vorsten, G. Prop,
    W.J. Thieme & Cie., Zutphen, 1963.
  6. Bijdrage tot een genealogie van het geslacht Van Rheden/Van Baer en het geslacht van Lathum tot circa 1400, Drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije,
    In: Herziene uitgave van het artikel in Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel LXIV, 1971.
  7. Geschiedenis Baer en Lathum, Drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel LXV, 1972.
  8. Nijhoffs Geschiedenislexicon Nederland en België, H.W.J. Volmuller e.a.,
    Martinus Nijhoff, ‘s-Gravenhage, 1981.
  9. Gelre’s hof – Van paardestal tot Huis der Provincie, Cees Hilberdink,
    De Walburg Pers, Zutphen, 1983.
  10. Tweeduizend jaar geschiedenis van Gelderland, Klaas Jansma en Meindet Schoor,
    Uitgeverij Inter-Combi van Seijen, Leeuwarden, 1986.
  11. De Stoute Bisschop (Brabantse geslacht van Baar), G.A.C.H.M. van Baar,
    CIP-gegevens Koninklijke Bibliotheek ‘s-Gravenhage, ISBN 90-9005509-6.
  12. Vijftig eeuwen volk langs de IJssel, Willy H. Heitling en Leo Lensen,
    Terra, Zutphen, 1990.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MCM ende XCIX des Vrydages nae sunte Johannes Baptista de la Salle dach, dat was op ten negenden dach der maent van Aprilis.