Een kasteelstad
De ontstaansgeschiedenis van Bredevoort is nauw verbonden met het kasteel te Bredevoort. Op de buiten de slotgracht gelegen gronden ontstaat een voorburg die met toestemming van de heren van Bredevoort in zogenaamde borgmanplaatsen wordt verdeeld.
Op de hiernaast afgebeelde kaart van Jacob van Deventer uit 1560 zijn sommige borgmanplaatsen te zien. Deze plaatsen zijn in de zestiende en zeventiende eeuw verkaveld, zodat er een woonbuurt ontstaat voor burgerambtenaren, ambachtslieden en soldaten. In aanleg onderscheidt Bredevoort zich van andere steden en dorpen, omdat de aanleg van deze stad door de kasteelheer wordt bepaald. In Bredevoort wordt het kasteel niet binnen de latere stadsmuren opgenomen, zodat stad en kasteel beide een eigen beveiligingsgordel hebben.
Sprake van een stad
In de oorkonden van de verpanding aan Hendrik III van Gemen Ψ is naast de ‘borch ende huys tot Brederuoert, mit de heerscappe‘ ook sprake van een stad, want Hendrik III moet “onse borch, huys ende stat tot Brederuoert” openhouden voor de hertog van Gelre. Dit kan erop wijzen dat na de vrede van 1324 er een grotere woongemeenschap bij de burcht is ontstaan, voorzien van verdedigingswerken en met het aangezicht van een stad. Deze versterkingen passen wel in het beleid van hertog Reinald II van Gelre Ψ, want hij laat Groenlo en Lochem ook ommuren.
Pas in 1503 verleend Arend van Bentheim-Steinfurt stadsrechten aan Bredevoort, zodat ook formeel sprake is van een stad.
De borgmannen
Hoe belangrijk de heer van Gemen het bezit van Bredevoort vindt, blijkt uit het feit dat hij meer borgmannen aanstelt. In 1376 zijn er drie borgmannen en in 1402/3 zijn het er zes. Borgmannen moeten de heer bijstaan in de verdediging van kasteel en stad. Zij worden geacht in de stad zelf te wonen. Voor hun onderhoud worden ze met goederen beleend. De borglenen van Bredevoort liggen in 1402 voornamelijk rond Winterswijk: Buninck, Hermeldonck, Engeringe, Regenbaginck en Rensinck. Bij Bredevoort zelf ligt Waldenvort en bij Aalten Hoenhoff.
In 1492 zijn er nog steeds zes borgmannen actief. De namen van hen zijn overgeleverd: Sander Oevellonck, Derich van Lintelo, Godeken van Graes, Rutger van Diepenbroeck, Engelbert van Sendene en Gerrit Stroynck. In 1494 is het aantal borgmannen opgelopen tot 8. Als later de verpanding door vererving overgaat naar de graven van Bentheim-Steinfurt zijn borgmannen inmiddels betrokken bij het dagelijkse bestuur van Bredevoort.
De enige borgmansfamilie die toestemming heeft om buiten de stad te wonen is Van Lintelo, mits zij maar in geval van nood geharnast te paard in Bredevoort verschijnt om te helpen met de verdediging van kasteel en stad.
In de dertiende eeuw al versterkt
De strategische ligging van Bredevoort noopt de bewoners al vroeg hun lijf en goed te verdedigen. Dat mensen niet om Bredevoort heen kunnen, blijkt uit het feit dat de stad slechts twee poorten heeft, in het westen de Aalter- en in het oosten de Misterpoort. Je moet door Bredevoort heen om verder te kunnen reizen. Door deze ligging is Bredevoort door de eeuwen heen bij allerlei conflicten betrokken. In de adellijke strijd om de macht in Gelre moet het stadsbestuur vaak partij kiezen en deze keus is niet altijd even gelukkig. Een sterke defensie is daarom een voorwaarde om te overleven.
Bodemvondsten uit 1963 tonen aan dat er aan de binnenzijde van de oudste stadsgracht eiken palen rechtstandig zijn ingegraven. Het aardewerk dat in deze aardlagen gevonden wordt, kan gedateerd worden in de dertiende eeuw. Hieruit valt te concluderen dat Bredevoort waarschijnlijk in de dertiende eeuw al een zware eiken pallisadenwal krijgt. Vrij snel na de bouw van het kasteel wordt de nederzetting dus voorzien van een omgrachting en een pallisadenwal.
Uit rentmeesterrekeningen blijkt dat Bredevoort rond 1500 beschikt over getimmerde ‘bollwercken’, hetgeen waarschijnlijk houten torens zijn. De poorten blijken (gedeeltelijk) gemetseld te zijn, want in 1503 en 1504 verricht Arnt Straetenmecker metselwerkzaamheden aan de ‘muyren van de Mysterpoerten‘.
Bredevoort wordt een vesting
In 1534 wordt Maarten van Rossem door hertog Karel van Gelre als drost van Bredevoort aangesteld. Dit ambt zal hij tot aan zijn dood in 1555 uitoefenen. Bij de overdracht blijken bij de inventarisatie van de wapenen behalve allerlei hellebaarden en spiesen ook een aantal kanonnen van diverse kalibers aanwezig te zijn. Onder deze ‘ijseren veltstucken’, ‘scerpetienen’ en ‘halve kartouwen’ bevindt zich ook ‘die Swolsche slange geheyten Langh Griet‘. Dit is een te Zwolle vervaardigd gietijzeren kanon waarmee met ‘ijseren cloiten‘ van drie tot twaalf pond kan worden geschoten. Lange Griet is een voor die tijd zeer exorbitant stuk.
Tussen 1545 en 1555 begint Maarten van Rossum met verbeteringen aan de verdedigingswerken van Bredevoort. De relatief smalle muren zijn niet geschikt om kanonnen op te plaatsen en kunnen kanonschoten evenmin weerstaan. Tegen de binnenkant van de muur wordt daarom een brede aarden wal opgeworpen. De hoge muurtorens worden afgebroken tot walhoogte en uitgebouwd tot rondelen. Zo worden de Mister- en de Aalterpoort door een rondeel beschermd, evenals de zuidzijde. De noordzijde wordt beschermd door het kasteel. Inmiddels is dan de Tachtigjarige Oorlog begonnen.
Bredevoort anno 2000 is een stad met vijf hectare aan beschermd stadsgezicht. Van de Middeleeuwen resteert niet veel, maar een stadswandeling helpt wel deze tijd voor de geest te halen.
Literatuur
- Alle de XIV boeken van de Geldersse geschiedenissen, Arend van Slichtenhorst,
Jacob van Biesen, Arnhem, 1659. - Acten betreffende Gelre en Zutphen 1107-1415, P.N. van Doorninck en Dr. J.S. van Veen,
Gebrs. Van Brederode, Haarlem, 1908. - De stedebouwkundige ontwikkeling in Nederland, Dr. Ir. W.B. Kloos,
Allert de Lange, Amsterdam, 1947. - De opkomst van Zutphen, Willem de Vries,
Van Gorcum & Comp. N.V., Assen, 1960. - Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen, Jonkvrouwe Dr. J.M. van Winter,
S. Gouda Quint – D. Brouwer en zoon, Arnhem, 1962. - De historie van het oude Gelre onder eigen vorsten, G. Prop,
W.J. Thieme & Cie., Zutphen, 1963. - Bloemlezing uit de historie der gemeenten Aalten, Dinxperlo en Wisch, D.W. Kobes,
Fa. Gebr. De Boer, Aalten, 1966. - De Middeleeuwse Stad, Prof. dr. W. Jappe Alberts,
Fibula-van Dishoeck, Bussum, 1968. - Stad en platteland in de Middeleeuwen, Prof. dr. David Nicholas,
Fibula – van Dishoeck, Bussum, 1971. - Het einde van de horigheid in Twente en Oost-Gelderland 1795-1850, P.G. Aalbers,
De Walburg Pers, Zutphen, 1979. - Geschiedenis van Gelderland van de vroegste tijden tot het einde der Middeleeuwen, Dr. W. Jappe Alberts,
N.V. Martinus Nijhoff’s Boekhandel en Uitgeversmaatschappij, ‘s-Gravenhage, 1966. - Gemeentewapens, Jaarboek Achterhoek en Liemers, diverse auteurs,
De Walburg Pers, Zutphen, 1982. - Tweeduizend jaar geschiedenis van Gelderland, Klaas Jansma en Meindet Schoor,
Uitgeverij Inter-Combi van Seijen, Leeuwarden, 1986. - Heraldiek, bronnen, symbolen en betekenis, Ottfried Neubecker e.a.,
Atrium, Alphen aan de Rijn, 1988. - Familiewapens, oorsprong en betekenis, Roelof Vennik,
Wilkerdon, Rotterdam, 1988. - Bredevoort een heerlijkheid, J.F.Th. de Beukelaer e.a.,
Stichting 800 jaar veste Bredevoort, Bredevoort, 1988. - Met het oog op Silvolde, H.L.J. Kolks en B.J. Dorresteijn e.a.,
De IJsselstroom, 1988. - Vijftig eeuwen volk langs de IJssel, Willy H. Heitling en Leo Lensen,
Terra, Zutphen, 1990. - Oorlogen, diverse auteurs,
In: Ach lieve tijd, deel 10, - Uiotgeverij Waanders B.V., Zwolle, 1997.
- Onstaan Bredevoort m.b.t. geografie, Henk Ruessink,
Mondelinge mededeling. - Wikipedia, Bredevoort.
Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM des Dingxdages op den heiligen bekering apostel Paulus dach, dat was op ten negen ende twinstigsten dach der maent van Januarii.