De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Bronkhorst, stadsrecht sinds 1482

Landbouwers op een heuvel

Het is onbekend wanneer de eerste bewoners zich te Bronkhorst vestigen. Bronkhorst ligt op het grensgebied tussen rivier en zandrug. De combinatie van rivierklei en dekzand is zeer vruchtbaar en zonder ploeg bewerkbaar. Daardoor is de lokatie al vroeg in de Middeleeuwen geschikt voor landbouw. Het is waarschijnlijk dat de eerste landbouwers zich er rond 600-700 n.Chr. vestigen, lang voordat er sprake is van Bronckhorster heren. Eeuwen later besluit een Bronckhorster heer dat de plek strategisch bijzonder geschikt is om een versterkt huis te bouwen.

Uiteraard is het ook mogelijk dat er rond het kasteel pas woningen verrijzen als horigen, boeren en ambachtslieden zich er vestigen. Of als ze verhuizen van verderop gelegen boerderijen naar de betrekkelijke veiligheid van de kasteelgronden.

Een ‘stedeke’ sinds 1371

Wapen van de heren van Bronckhorst.

Op 7 januari 1349 krijgt Gijsbert V van Bronckhorst Ψ van hertog Reinald III van Gelre Ψ toestemming om recht te spreken ‘binnen sinen voerburchten van synen slote te Bronckhorst’. Op dat moment moet er sprake zijn van een woongemeenschap. Deze gemeenschap woont ten oosten van het kasteel Bronckhorst. In 1371 schenkt Willem IV van Bronckhorst Ψ een bedrag aan de kapel te Bronkhorst. In deze oorkonde wordt Bronkhorst voor het eerst een ‘stedeke’ genoemd. Vijftien jaar later ontvangt de kapel nogmaals een schenking en dan wordt melding gemaakt van “onsen stedeken end voirborchte van Bronckhorst”. Als Willem IV van Bronckhorst zich in 1399 ten gunste van zijn zoon Gijsbert VI van Bronckhorst Ψ terugtrekt en al zijn bezittingen aan hem overdraagt, wordt Bronkhorst apart vermeld.

Een echte stad

Aan het eind van de veertiende eeuw wordt Bronkhorst dus al als een stedelijke gemeenschap beschouwd, ondergeschikt aan bestuur en rechtspraak van de heer van Bronckhorst. Een echte stad met stadsrechten is Bronkhorst dan nog niet. Wel zijn er stadsmuren, maar deze zijn onderdeel van de voorburcht van het kasteel.
Het jaar 1482 is een belangrijk jaar voor de burgers van de kleine stad. Op 13 maart verleent Gijsbert VII van Bronckhorst Ψ verschillende voorrechten aan de burgers van Bronkhorst. Tevens legt hij hun verplichtingen vast. Waarschijnlijk zijn enkele van deze rechten en plichten al in het verleden toegekend, maar worden ze opnieuw bevestigd. Gijsbert VII van Bronckhorst verklaart dat hij ten behoeve van de burgers en ingezetenen ‘des stedeken Bronckhorst‘ met instemming van zijn raadslieden en op verzoek van de bewoners zelf een ‘ordinancie ende reglement‘ wil vaststellen. Van de hem vanoudsher berustende rechts- en bestuursmacht draagt hij een gedeelte over aan de burgers. Hij garandeert de rechtszekerheid voor personen en goederen en belooft hun geen onrechtmatige lasten en heffingen op te leggen. Hij schenkt de nieuwe stad een gedeelte van de opbrengsten van enkele gronden, een aantal accijnzen of verbruiksbelastingen en de opbrengst van gerechtelijke boetes.

Oude kaart van Bronkhorst.

Meer plichten

Daar tegenover staat dat het koren bij de dwangmolen moet worden gemalen. Verder geeft hij voorschriften over het brouwen van bier, bakken van brood en de verkoop hiervan. Het brouwen van bier moet onder dezelfde voorwaarden gebeuren als in Zutphen en mag alleen buiten Bronkhorst verkocht worden als in de behoefte van de bewoners is voorzien. Hetzelfde geldt voor brood.
Er komen voorschriften voor herbergiers die een goede behandeling van reizigers moeten waarborgen. Zo moet een herberg met een paardenstal te allen tijde genoeg haver en hooi in voorraad hebben en twee slaapplaatsen ten behoeve van gasten. Wijn- of biertapperijen zijn ook verplicht twee slaapplaatsen beschikbaar te hebben voor reizigers. De eigenaars mogen, als het bier uitverkocht is, geen reizigers wegsturen die om logies vragen. Blijkbaar gebeurde dat wel eens. Zij moeten de reizigers voedsel en drank verschaffen tegen dezelfde prijzen als die in Zutphen gangbaar zijn.
Allen die binnen Bronkhorst huis en hof hebben, dienen een eed van trouw aan de heer van Bronckhorst af te leggen en zich in alle opzichten goed te gedragen. Ook zijn ze verplicht bij te dragen aan zaken van algemeen belang, zoals bijvoorbeeld herstel van verdedigingswerken en onderhoud aan de twee bruggen. Alles wat de heer, zijn raadslieden of vervangers van belang voor de stad of hemzelf achten, mag hij zonder overleg uitvoeren. Uitdrukkelijk wordt in de oorkonde vermeld dat de rechten en plichten niet zomaar mogen worden veranderd, te allen tijde zal dan een nieuwe oorkonde moeten worden opgesteld.
De nieuwe stad krijgt geen bevoegdheid om zelf te keuren of stadsverordeningen te maken. Bronkhorst heeft geen eigen wetgeving. Dit blijft bij de heer van Bronckhorst, evenals het berechten van misdadigers.

Rechtspraak en bestuur

Kasteel Bronckhorst op een gewassen pentekening van Cornelis Pronk, anno 1730.

Met de toekenning van enkele stadsrechten aan Bronkhorst legt Gijsbert VII van Bronckhorst tegelijkertijd de rechtsgang vast. Zo belooft Gijsbert VII dat hij een burger alleen langs gerechtelijke weg zal vervolgen en in hechtenis doen nemen. Wel houdt hij zich de bevoegdheid voor om iemand die de rechtsgang wil ontlopen in onmiddellijke hechtenis te nemen. De burgers dienen zich fatsoenlijk te gedragen en het recht niet in eigen hand te nemen. De hoogte van boetes en gerechtskosten worden overgenomen van Gelre in het algemeen en de stad Zutphen in het bijzonder. Er zal geen onderscheid gemaakt worden tussen arm of rijk bij het bepalen van de boete.
De richter van de heer van Bronckhorst wordt bijgestaan daar vier burgers (later burgemeesters) om de rechtszekerheid te bevorderen. Deze burgemeesters worden in Bronkhorst voor één jaar benoemd.

De richter

De richter is in dienst van de heer van Bronckhorst. Vaak is hij een man van gewicht voor wie het richterschap een eervolle functie is. Er zijn enkele inkomsten aan het ambt verbonden, die worden bekostigd uit een deel van de boetes en de ‘leges’ die bij het opstellen van aktes moeten worden betaald. Daarnaast krijgt de richter een vergoeding voor het voeren van de gerichtsadministratie, voorzover dit niet door de landschrijver (griffier) wordt gedaan. In Bronckhorst zijn beide functies vaak met elkaar verenigd. In latere tijden wordt het ambt van richter verpacht. De eerst bekende richter is , die in 1467 wordt vermeld.

De burgemeesters

De vier burgemeesters van Bronkhorst zijn de vertegenwoordigers van de burgerij, ook al worden ze aangesteld door de heer van Bronckhorst. Zij ontvangen een vergoeding voor hun presentie en verteringen op gerichtsdagen. Daarnaast zijn zij gewoon boer, middenstander of ambachtsman. Ieder jaar wordt het viertal op Sin-Gregoriusdag vervangen. Dit model van richters en burgemeesters blijft ruim drie eeuwen bestaan tot 1795 als de Bataafse Republiek ontstaat.

Inkomsten van de stad

De kosten van rechtspraak en bestuur moeten wel opgebracht worden door deze of gene. Hiervoor bepaalt Gijsbert VII dat een deel van de opgelegde boetes ten goede van de stadskas komt. Boetes onder de vier pond zijn geheel voor de stad. Boetes hoger dan vier pond zijn voor de helft voor de heer van Bronckhorst. De boetes voor geweldpleging zijn in hun geheel voor de heer.
De accijns voor het dagelijkse bier (dun bier) – water kan men in de Middeleeuwen immers niet drinken – komt ten goede aan de stad. De heffing voor ingevoerd bier en wijn is voor de heer. Het invorderen van de accijns wordt meestal voor een aantal jaren door de stad verpacht. Zo int de stad een bedrag ineens en zijn de werkzaamheden beperkt.
Daarnaast ontvangt de stad een aantal eigendommen van opeenvolgende heren van Bronckhorst. Zo komt bijvoorbeeld ook de kapel in bezit van de stedelijke gemeenschap. Verder heeft de stad nog inkomsten uit de burgergelden die betaald worden door hen die het burgerschap wensen te verwerven.

Een oud stratenplan

Het stratenplan van Bronkhorst is in de loop der jaren weinig veranderd. De kapel vormt al eeuwen het middelpunt van de stad. De Molenstraat, Veerstraat (Veerweg) en Boterstraat bestaan nog steeds. Verdwenen zijn de Kruisstraat, Beugelbaan en Bergstraat. Het is niet precies bekend welke straten daarmee bedoeld worden. Er zijn aanwijzingen dat de Kruisstraat tegenwoordig bestaat uit de Kasteelweg, Gijsbertplein 1344 en een gedeelte van de Onderstraat. In de Middeleeuwen wordt Bronkhorst beschermd door grachten en wallen. Er bestaan twee poorten, de Veerpoort en de Steenpoort. Op de achtergrond van de onderstaande tekening is de (vervallen) Steenpoort te zien. Van de typisch middeleeuwse woning aan de linkerkant met een naar voren springende verdieping is helaas slechts een klein deel te zien.

De kapel op een tekening van Jan de Beyer, anno 1743.

De kapel

In 1344 stichten Gijsbert V van Bronckhorst en zijn vrouw Catharina van Leefdael Ψ ter ere van de Heilige Maagd Maria en Sint-Maarten een kapel in Bronkhorst. Tegelijkertijd schenken zij enkele goederen aan de kapel. Dit is de eerste keer dat er sprake is van een kapel in Bronkhorst. ‘Opdat nu de familie der oude heren van Bronckhorst en de ingezetenen zelf, door de ongemakkelijkheid der wegen zouden belet worden de Goddelijke diensten niet dikwijls genoeg bij te wonen, is er in dit stedeke een kerk gebouwd.’ De opbrengst van de goederen dient voor het levensonderhoud van de priester die aan de kapel is verbonden. Daarnaast krijgt hij jaarlijks twee manden vis uit de beek bij het kasteel. Op 19 januari 1345 wordt Johannes van Driel voor dit ambt door de heer van Bronckhorst bij de bisschop van Utrecht voorgedragen. Bij deze hernieuwde stichting krijgt de kapel nog meer giften. Op 22 februari 1345 bevestigt de bisschop de hernieuwde stichting en hecht hij zijn goedkeuring aan de voordracht van Johannes van Driel. Deze hernieuwde stichting duidt op een oudere (slot)kapel, maar daarover is niets bekend. Onder Willem IV van Bronckhorst is er in 1360 nogmaals sprake van een stichting van de kapel. Waarschijnlijk wordt de kapel hierbij ook opengesteld voor de inwoners van Bronkhorst. De rechten van de kerk blijven onverkort gelden en er mag niet in de kapel worden begraven.
Gedurende de Middeleeuwen ontvangt de kapel geregeld schenkingen. Uit documenten blijkt dat er twee altaren zijn en sinds 1374 twee priesters. In de loop der eeuwen vervalt de kapel en bij een desastreuze verbouwing tot schoolgebouw in 1843 gaan veel middeleeuwse zaken verloren. In 1964 wordt de restauratie ter hand genomen en is de kapel zo veel mogelijk in oude luister hersteld.

De molen

Een van de oudste heerlijke rechten is de molendwang. Iedereen is verplicht gebruik te maken van de ‘heerlijke’ molen. Hieruit vloeit het heerlijke recht van de wind. Dit houdt in dat niemand op het grondgebied van de heer een molen mag bouwen of exploiteren.
Zo bouwen de heren van Bronckhorst zelf een molen en verpachten deze met de molendwang aan de hoogstbiedende. In de vijftiende eeuw bezitten de heren van Bronckhorst een dwangmolen. In het stadsrecht wordt expliciet vermeld dat de bewoners alleen hier graan mogen laten malen. Pas na drie windstille dagen mogen ze gebruik maken van niet door wind aangedreven molens. In 1496 is er in een oorkonde sprake van een verdwenen windmolen. Enkele personen verklaren dan dat ‘opten Zuydenbergh opten Mollenkolck eyne wyndemoille gestaen heeft‘. Lambert Mackynck getuigt dat zijn ongeveer honderd jaar oude vader Arnt Warntynck vaak heeft verteld dat er een molen aan de Molenkolk heeft gestaan.
Tot 1795 is er sprake van een dwangmolen in Bronkhorst. In 1844 wordt de dwangmolen door brand verwoest, maar op dezelfde plek wordt een nieuwe stenen molen opgericht. In 1958 wordt de inmiddels vervallen molen gerestaureerd. Zo bepaalt de molen nog steeds de aanblik van Bronkhorst, zoals dat eeuwenlang is gebeurd.

Literatuur

  1. Alle de XIV boeken van de Geldersse geschiedenissen, Arend van Slichtenhorst,
    Jacob van Biesen, Arnhem, 1659.
  2. Wapenboek der Ridders van de Duitse Orde, mr. W.J. baron D’Ablaing van Giessenburg,
    C. van Doorn en zoon, ‘s-Gravenhage, 1871.
  3. Wapenboek van den Nederlandschen Adel, J.B. Rietstap,
    J.B. Wolters, Groningen, 1887.
  4. De wapens van den tegenwoordigen en den vroegeren Nederlandschen Adel, J.B. Rietstap,
    J.B. Wolters, Groningen, 1890.
  5. De opkomst van Zutphen, Willem de Vries,
    Van Gorcum & Comp. N.V., Assen, 1960.
  6. Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen, Jonkvrouwe Dr. J.M. van Winter,
    S. Gouda Quint – D. Brouwer en zoon, Arnhem, 1962.
  7. De historie van het oude Gelre onder eigen vorsten, G. Prop,
    W.J. Thieme & Cie., Zutphen, 1963.
  8. Geschiedenis van Gelderland van de vroegste tijden tot het einde der Middeleeuwen, Dr. W. Jappe Alberts,
    N.V. Martinus Nijhoff’s Boekhandel en Uitgeversmaatschappij, ‘s-Gravenhage, 1966.
  9. De scheiding, Steenderen en Bronckhorst in de reformatietijd, J.A.S. Offenberg,
    De Walburg Pers, Zutphen, 1976.
  10. Middeleeuwse Kastelen, Paul E. van Reyen,
    C.A.J. van Dishoeck, Bussum, 1965, vierde druk, 1979.
  11. Bronkhorst, korte historie van stad en heerlijkheid, E.J. van Ebbenhorst Tengbergen,
    De Walburg Pers, Zutphen, 1981.
  12. Middeleeuwse kastelen van Gelderland, F.M. Eliëns en J. Harenberg,
    Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk, 1984.
  13. Het Hof van Gelre, Cultuur ten tijde van de hertogen uit het Gulikse en Egmondse huis (1371-1473), Gerard Nijsten,
    Kok Agora, Kampen, 1993.
  14. Drostambt en schoutambt – De Gelderse ambstorganisatie in het kwartier van Zutphen (ca. 1200-1543), Jan Kuys,
    Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1994.
  15. 1000 jaar kastelen in Nederland, H.L. Janssen, J.M.M. Kylstra-Wielinga, B. Olde Meierink (redactie),
    Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 1996.
  16. International civic arms, Bronckhorst, Ralf Hartemink.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MCM ende XCIX des Vrydages nae sunte Lucas dach, dat was op ten twee ende twintigsten dach der maent van Octobris.