De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

De herkomst van Balderik

Een moeder en een oom

Noot 1

Over de herkomst van Balderik Ψ, de echtgenoot van de bekende en beruchte Adela van Hamaland Ψ, wordt al heel lang gespeculeerd. Helemaal in den blinde hoeft niet gezocht te worden, want er zijn enkele aanknopingspunten. Bijzonder intrigerend in Balderiks afkomst is de opmerking van de kroniekschrijver Alpert dat ‘hoewel hij [Balderik, AGS] door zijn positie in hoog aanzien stond, hij volgens de mening van sommige mensen toch niet van gelijke afkomst’ is als zijn echtgenote Adela. Vaak wordt uit deze passage de conclusie getrokken dat Balderik een bastaardzoon is of een ‘halfedelman’, maar dat hoeft niet zo te zijn. Er zijn ook andere scenario’s mogelijk.

Wat is er over Balderik bekend? Een paar dingen. Zijn moeder heet Gerberga en zijn oom Godfried van moeders kant is prefect. Over de vader van Balderik is niets te vinden. Nu is ‘Balderik’ een niet zo vaak voorkomende naam en de meeste ‘Balderikken’ die bekend zijn, zijn bisschop van Utrecht of Luik. De naam bestaat uit een samenvoeging van ‘Bald’ en ‘ric’ met een tussen ‘e’. De naam komt weinig voor in het Nederrijnse gebied, slechts een familie kennen met Balderiks binnen de gelederen: de Ricfrieden. Er is vaak getracht ‘onze’ Balderik in deze familie te plaatsen, zonder overtuigend succes. De familie der Ansfrieden werd in het verleden ook als familie van mogelijke herkomst gezien, maar Van Winter heeft in 1981 door de gelijkstelling Erenfried/Ansfried te weerleggen hie mee afgerekend. Hooguit zijn er huwelijksbanden.
In 2006 heeft Jongbloed Balderiks oom Godfried ‘de Prefect’ geïdentificeerd als graaf Godfried III Ψ, zodat deze identificatie mogelijk informatie prijs geeft over de familiebanden van Balderik. In een hierop volgend artikel uit 2012 spit hij de herkomst van dieper uit en aannemelijker dan de auteurs voor hem hebben gedaan.
Op deze website gaan we uit van de reconstructie van Jongbloed, maar eerst behandelen we de famiies waarin Balderik met zeer grote waarschijnlijk dus niet thuis hoort. De reden daarvoor is dat het interessante families en buren van de Hamalandse familie zijn.

De Ansfrieden

Noot 2

Als buren van de Hamalandse familie kan het geen kwaad de familie der Ansfrieden te behandelen. In het verleden is ‘onze’ Balderik abusievelijk als volbloed nazaat van deze familie gezien. Over de Ansfrieden is heel weinig met zekerheid bekend, ook al is de ‘Leitname’ Ansfried zeldzaam. De eerste vermelde Ansfried (I) Ψ is graaf in de Betuwe en tevens paltsgraaf van Lotharingen (in Nijmegen) onder koning Lothar II Ψ. Ansfried (I) is in 866 actief in Gendt (bij Nijmegen), in Hettergouw en Darnau (Lommegouw).
Een volgende Ansfried (II) ‘de Oudere’ Ψ wordt genoemd samen met een onbekende Arnold, als beide de burcht van Giselbert ψ, hertog van Lotharingen, hardenekkig blijven verdedigen als de hertog is gesneuveld in 939. Tussen 956 en 959 treedt Ansfried (II) op als voogd van de abdij van Gembloux. Dezelfde Ansfried (II) treedt in 969 als getuige op wanneer de echtgenote van de gesneuvelde Giselbert, Gerberga ψ, goederen in Meersen aan aan de abdij St. Rémi in Reims schenkt.
Een derde Ansfried (III) ψ komen we tegen in de kroniek van Thietmar. Thietmar vermeldt dat Ansfried (III) twee ooms heeft: Robert, bisschop van Trier en een gelijknamige oom, die vijftien graafschappen bestiert. Deze laatste oom identificeren we als Ansfried (II). Hoe Ansfried (II) die vijftien graafschappen verwerft, is vooralsnog onbekend. Ansfried (II) wordt in ieder geval in 969 expliciet genoemd als graaf van Toxandrië en vermoedelijk is hij ook graaf in Maasland (Masalant Inferior).

In de literatuur bestaat verwarring of Ansfried (II) of (III) de eer heeft om in 961 zwaarddrager van Otto I Ψ te zijn en wie de persoonlijke lijfwacht bij van Otto I bij diens zijn kroning tot keizer is. Met grote waarschijnlijk is dit de jongere Ansfried (III). Na een carrière als graaf wordt Ansfried (III) in 995 bisschop van Utrecht. In 1010 zal hij overlijden. Uit de bronnen blijkt nog wel dat Ansfried (III) verwant is aan Unruoch I van Teisterbant ψ. Daaruit leidt Van Winter af dat beide uit het omvangrijke en belangrijke geslacht der Unruochinger komen en mogelijk nazaten zijn van Berengar II van Lommegouw ψ.

De Ricfrieden

Noot 3

Er komen in het eerste Kleefse gravenhuis, ook wel de Ricfrieden genaamd, een Balderik voor, die bisschop van Luik wordt. Balderik (I) Ψ wordt bisschop in 955 en overlijdt in 959 en Balderik (II) Ψ wordt bisschop in 1008 en overlijdt in 1018.
Immed II Ψ, graaf van de Betuwe, stamt ook uit dit huis. Hij is op deze website beter bekend als de eerste echtgenoot van Adela van Hamaland. De wederwaardigheden van de telgen uit deze familie zijn nogal opportunistisch van aard. Zij pogen duidelijk garen te spinnen bij de strubbelingen in (Neder-)Lotharingen. Balderik is slechts in de verte aan deze familie verwant.

Plotsklaps een bastaard?

Noot 4

In 1974 oppert Ehbrecht een verband tussen Balderik en het Ardenner gravenhuis; op deze website beter bekend als het huis Verdun. Gozelo I Ψ, hertog van Neder-Lotharingen, verwerft een aantal graafschappen die in handen waren van het Hamalandse gravenhuis; dus moet het Verdunse gravenhuis wel verwant zijn, is zijn redenering, zonder dit verband verder te duiden. Hoewel Balderik en Gozelo I mogelijk (achter-)achterneven zijn, is dat niet de reden dat Gozelo I in voormalig Hamaland in Balderiks voetsporen treedt. Daar is een ander opvolgingspad voor.
Jongbloed komt in zijn artikel tot een andere conclusie. Uit de eerder aangehaalde opmerking van Alpert leidt hij niet af dat Balderik een bastaardzoon zou zijn, maar vermoedt hij dat er iets aan de hand is met het huwelijk van zijn ouders en het verbod van de kerk om met te naaste familie te trouwen. Hierbij wordt door de kerk gerekend met de kanonische graad om de mate van verwantschap te bepalen. Huwelijken van te nauw verwanten mogen niet, maar worden wel degelijk gesloten. Jongbloed vermoed dat dit (politieke) instrument is gebruikt bij Balderiks ouders. Door de annulering van het huwelijk van Balderiks ouders, zijn Balderik en diens anonieme zuster plotsklaps bastaarden geworden. De adel gebruikte dergelijke huwelijken trouwens ook; door bij voorbaat een ‘verdacht’ huwelijk te sluiten, dat als de (politieke) omstandigheden er om vragen van het gesloten huwelijk af te komen; als een soort verzekering.

Meer uit de kroniek van Alpert

Noot 5

Gerberga ψ, de moeder van Balderik, kan slachtoffer zijn geworden van een opportunistische echtgenoot, waarvan haar kinderen tevens de dupe zijn geworden. Gerberga is de dochter van Godfried I Ψ, de eerste hertog van Neder-Lotharingen, en Alpaidis ψ, op haar beurt dochter van Arnulf I ψ, graaf van Kamerijk en Bertha van Betuwe ψ. Met de laatstgenoemde is een bron voor de naam ‘Balderik’ aangeboord, want zij is een dochter van Nevelung ψ, een telg uit de reeds genoemde familie der Ricfrieden. Dat verklaart mogelijk de naam ‘Balderik’, maar er ligt een viertal generaties tussen.
Jongbloed gaat er van uit dat de vader van Balderik familie moet zijn van een van de voorouders van Gerberga, waarbij hij zich gesteund acht door de opmerking van Alpert dat ‘sommige mensen’ denken dat er een smet aan Balderik kleeft. Niet iedereen denkt dat dus. Dat betekent dat Balderik geen echte bastaard zal zijn, want dan is het wel duidelijk dat de vader niet van adellijke herkomst zal zijn. Hier is dat niet zo duidelijk.
We weten nog meer van Balderiks afkomst, namelijk wanneer de strijd om de prefectuur ontbrandt, dat Adela gezegd zou hebben: ‘eis de prefectuur op, die jou op grond van de graad van verwantschap en je voorgeslacht [van je voorouders, vertaling Jongbloed], met meer recht toekomt’. Zowel de ‘graad van verwantschap’ en ‘voorgeslacht’ geven Balderik, volgens Adela, twee argumenten om zijn rivaal Wichman III van Vreden ψ voorbij te streven. De verwantschap duidt op zijn neef/oom-verwantschap met de dan overleden prefect Godfried III. Het deel ‘van je voorouders’ geeft aan dat Balderik kennelijk zelf al vanwege zijn afkomst in aanmerking voor de prefectuur zou moeten komen, zelfs als hij geen neef van de prefect zou zijn. Kortom, via zijn vader.

Uitzicht vanaf Elten (foto auteur, 2003)

De bronnen uitgeknepen

Noot 6

Er zijn nog maar een paar dingen over Balderik die nog niet zijn besproken. Dankzij Alpert weten we meer over de bondgenoten van Balderik. Het volstaat om ze in dit hoofdstuk op te sommen, omdat ze elders op deze website ook figureren. Het gaat om aartsbisschop Heribert van Keulen ψ, graaf Gerhard III ‘Mosellensis’ ψ, Godizo van Aspel ψ en graaf Lambert I van Leuven ψ. De laatste is het meest interessant, omdat deze geen aanverwant is via Balderiks moeder.
Wanneer Lambert I ‘met de Baard’ rebelleert tegen Hendrik II ψ wordt er een strafexpeditie georganiseerd waaraan Balderik niet meedoet, omdat hij Lambert I toegenegen is en men aan zijn loyaliteit twijfelt. Wellicht is Balderik verwant aan Lambert I? Net zoals hij bij de andere bondgenoten via zijn moeder verwant is? Lambert I hoort bij de familie der Reginaren (of Reinieren), maar Balderik hoort daar zeker niet in thuis. Balderik moet dan aan de echtgenote van Lambert I verwant zijn. Die echtgenote is toevallig bekend: Gerberga ψ, een dochter van hertog Karel van Neder-Lotharingen ψ en een onbekende dame ψ uit het gravenhuis van Troyes, een zijtak van Vermandois. 
Nu zijn alle bekende bronnen bijna helemaal uitgeknepen, iedere snipper informatie over de herkomst van Balderik is nu bekend. Nu kan de zoektocht beginnen.

Memorieboek met aanwijzing

Noot 7

De moeder van Balderik behoort tot de hoogste kringen van de adel. Zij is een achterkleindochter van Karel III ‘de Eenvoudige’ Ψ en heeft dus verdund Karolingisch bloed door de aderen vloeien in een tijd dat dit prestigieuze bloed uitgestorven raakt. Bovendien is zij op twee manieren nauw aan het Ottoonse koningshuis verwant en op meerdere manieren aan keizer Hendrik II ψ. Dat betekent dat de vader van Balderik niet de eerste de beste herenboer zal zijn en dat het huwelijk niet van politiek belang zal zijn ontbloot.
Het is de grote verdienste van Jongbloed dat hij in het memorieboek van Xanten bij 19 februari Gerburga, als moeder van Balderik, en bij 16 juli haar broer de prefect Godfried III aantreft en het verband legt met een ook in het boek bij 17 april voorkomende Karel. Dat laatste is opvallend, omdat de naam ‘Karel’ rond de tijd van de aanleg van het memorieboek zeldzaam is. Deze naam is voorbehouden aan de karolingische dynastie en zal niet lichtvaardig door andere families zijn gebruikt. Er zijn niet veel Karels die in aanmerking komen om in Xanten te worden vermeld. Er zijn geen koningen van die naam gestorven rond 17 april, bovendien zal dan ‘koning’ aan de naam zijn toegevoegd. Afstrepen van Karolingen leidt Jongbloed tot slechts één Karel die in aanmerking komt om in Xanten te worden herdacht: hertog Karel van Neder-Lotharingen! Schoonvader van Balderiks bondgenoot Lambert I! Toeval, of is er meer aan de hand?

‘Karoling met een krasje’

Noot 8

Karel speelt een grote rol in het bestuur van het hertogdom Neder-Lotharingen. Uit één bron is bekend dat Karel, voordat hij met een dochter ψ uit een zijtak van het huis Vermandois trouwt, reeds met een adellijke vrouw van hoge komaf is gehuwd. Jongbloed stelt voor dat dat dan Gerberga moet zijn geweest. Als dochter van hertog Godfried I van Neder-Lotharingen heeft zij eveneens karolingisch bloed door de aderen vloeien. Zij is met een 2:3-graad, uit verschillende moeders, en twee maal met een 3:4-graad met Karel verwant. Dat maakt haar een halfachternicht van Karel. Genoeg verwantschap om het huwelijk, als dat zo te pas komt, te laten annuleren. Dat komt inderdaad van pas als Karel van kamp wisselt in de strijd om Lotahringen en de Franse kroon. Het huwelijk is met grote waarschijnlijkheid door Karel geannuleerd wanneer hij andere politieke belangen krijgt, waardoor Balderik en zijn niet bij name bekende zuster plotseling ‘illegaal’ zijn geworden.
Niet-erkende kinderen komen slechts bij grote uitzondering voor hoge posities in aanmerking. Balderik is, zoals Jongbloed treffend beschrijft, een ‘Karoling met een krasje’. Wat dat betreft heeft Balderik het niet slecht gedaan.
Jongbloed vermoedt dat bisschop Balderik van Utrecht Ψ zich bij het huwelijksarrangement van Karel en Gerburga verdienstelijk heeft gemaakt en dat Balderik naar hem is vernoemd. De politieke omstandigheden zijn rond het tijdstip van de huwelijksonderhandelingen (circa 970) zodanig dat noodzakelijkerwijs over de kanonieke graden is gestapt; dat is verfijnd bisschoppelijk handwerk van iemand die de familiebanden goed kent.
Op deze website wordt toegevoegd dat het ook kan zijn dat Balderik een oudere broer heeft gehad, die jong is overleden en dat Balderik oorspronkelijk voorbestemd is om bischop te worden, zoals al zijn naamgenoten.

Bronnen en literatuur

  1. Sloet, L.A.J.W. Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutphen, Tot op den slag van Woeringen, 5 Juni 1288. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1872, nr. 112.;
    Oediger, Friedrich Wilhelm. “Adelas Kampf um Elten (996-1002).” Annalen des Historischen Vereins für den Niederrhein 155/156 (1954): 67–86, p. 77-78.
    Jagenau, F
    . “De Meginhardi op de Veluwe. Familierelaties en familiebezit.” De Veluwe. Archeologisch-Historische Verkenning van de bewoningsgeschiedenis tot 1200. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, 1977, p. 79-80;
    Boshof, Egon. Königtum und Adlige Herrschaftsbildung am Niederrhein Im 9. Und 10. Jahrhundert. Schriftenreihe des Stadtarchivs Kleve 4. Kleef: Selbstverlag des Stadtarchivs Kleve, 1983, p. 34.
    Jahn, Ralph J. “Die Grafen von Hamaland und Zutphen.” In Geldrischer Heimatkalender, 1992:180–205. Geldern: Historische Verein für Geldern und Umgegend, 1992, p. 186.
    Metz, Alpertus van en Hans van Rij. Gebeurtenissen van deze tijd. Een fragment over bisschop Diederik I van Metz. De mirakelen van de heilige Walburg in Tiel. 2de, geheel herziene en aangevulde druk. Middeleeuwse Studies en Bronnen 66. Hilversum: Verloren, 1999, p. 46.
    Wirtz-Henningsen, Anna. “Die Geschichte des Hamalandes.” Annalen des Historischen Vereins für den Niederrhein 173 (1971): 7–84, p. 59-63, 66.
    Ehbrecht, Wilfried. Landesherrschaft und Klosterwesen im Ostfriesischen Fivelgo (970-1290). Veröffentlichungen der Historischen Kommission Westfalens. XXII, Geschichtliche Arbeiten zur Westfälischen Landesforschung, Bd. 13. Münster (in Westfalen): Aschendorff, 1974, p. 35-36.
    Winter, Johanna Maria van. “Ansfried en Dirk. Twee namen uit de Nederlandse geschiedenis van de 10e en 11e eeuw.” Naamkunde 13 (1981): 39–74, p. 40-48.
    Jongbloed, Hein H. “Immed ‘von Kleve’ (um 950). Das erste Klevische Grafenhaus (ca. 885-Ca. 1015) als Vorstufe des Geldrischen Fürstentums.” Annalen des Historischen Vereins für den Niederrhein 209, no. Sonderdruck (2006): 13–44.
    Jongbloed, Hein H. “Balderik ‘van Upladium’ (ca. 970-5 Juni 1021). Karoling met een krasje in nu Gelderse contreien.” Bijdragen en Mededelingen Gelre, Historisch Jaarboek voor Gelderland, CIII (2012): 7–44.
  2. dMGH SS rer. Germ. N.S., 9: Die Chronik des Bischofs Thietmar von Merseburg und ihre Korveier Überarbeitung, p. 169.
    OGZ
    , 1872, nr. 113, 132;
    Winter, 1981, p. 39-59.
    Boshof, 1983, p. 27, 35;
  3. OGZ, 1872, nr. 133;
    Jahn, 1992, p. 186;
    Vliet, Kay van. “In kringen van kanunniken. Munsters en kapittels in het bisdom Utrecht 695-1227.” Universiteit van Amsterdam, 2002, p. 201. https://dare.uva.nl/.
  4. Ehbrecht, 1974, p. 41;
    Jongbloed, 2012, p. 14-15;
  5. Metz, Alpertus van en Hans van Rij, 1999, p. 64;
    Jongbloed
    , 2012, p. 15-16;
  6. Jongbloed, 2012, p. 18-20;
  7. Jongbloed, 2012, p. 18-22;
  8. Jongbloed, 2012, p. 24-32.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende III des Sonnedages op Kruisverheffings dach, dat was op ten vierten ende tienden dach der maent van Septembris.