De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

De ondergang van de heren van Ulft (1370-1453)

Evert V Ψ, 1370-1410

De Geckenorde

Huis Ulft, anno 18de eeuw.

Na de vroege dood van Frederik I van Ulft Ψ in 1361 duurt het enkele jaren voordat zijn zoon Evert V in de bronnen voorkomt. Mogelijk treedt zijn verwant Sweder I van Schuilenburg Ψ op als voogd. In 1370 komt Evert V voor het eerst voor wanneer hij de Stakenborg, een oud Ulfts goed, ruilt voor ‘Jurden Momme sine hofstede mit sinen thobehoir’.

Wapen van de heren van Ulft.

Bij zijn meerderjarigheid zal Evert V tot erfmaarschalk van Gelre zijn benoemd, want deze (ere-)titel hoort sinds 1339 bij het huis Ulft. Evert V’s hart ligt niet voortdurend in Gelre, want hij wordt lid van de door graaf Adolf III van der Mark en Kleef Ψ opgerichte Geckenorde. Deze ridderorde steekt de draak met de dan modieuze ordes, maar is uiteraard op zichzelf ook een orde. De overstap van Gelre naar Kleef zal mede ingegeven zijn door de nederlaag van de Heekerens tegen de Bronckhorsten.

Onverschrokken ten strijde

Tijdens de twist in de jaren 1371/72 tussen de twee genoemde kampen hoort Evert V als Heekerense nazaat tot het kamp van hertog Reinald III. Evert V laat zich in de burgeroorlog niet onbetuigd en trekt ten strijde. Samen met zijn neven Diederik van Deurvorst Ψ en Simon I van Schuilenburg Ψ en zijn verwant Geryt van der Wilten plunderen zij de Veluwe, veroveren kasteel Grunsvoort en trekken op naar het belangrijke tolhuis van Gelre bij Lobith. Na deze schermutselingen zijn Evert V en Diederik betrokken bij de belegering van de Cannenburg (Vaassen), waaraan Wolter van Voorst Ψ, Simon I van Schuilenburg en Geryt van der Wilten ook deelnemen. Aan de strijd komt een einde wanneer in 1375 de landvrede wordt getekend. Evert V is als erfmaarschalk van Gelre mede-ondertekenaar van dit stuk.

Kasteel Ulft, anno 1737 (tekening De Beijer).

Bankroet

De landvrede van 1375 houdt niet lang stand, de strijd barst opnieuw los tussen de erfgenamen van Gelre.
Evert V kiest partij voor de Heekerens gunstig gezinde Mechteld van Gelre Ψ. Uiteindelijk verliezen de Heekerens de strijd met de Bronckhorsten en verkeert Evert V aan de rand van een bankroet. Mechteld van Gelre zou hem de gemaakte kosten moeten vergoeden, maar zij heeft niets meer.
In 1381 ziet Evert V zich genoodzaakt om zijn financiële nood te verlichten door zijn goed voor een leuke som aan Kleef te verpanden, waarop hij het goed in leen terug ontvangt. Zo valt hij ten prooi aan de Kleefse expansiedrift.
Om het Kleefse gevaar in te dammen wordt Evert V waarschijnlijk vrijgekocht door Frederik III van den Bergh. Evert V zelf schiet daar niets mee op, hij krijgt alleen een andere schuldeiser. De som geld die hij voor zijn pand heeft gekregen is niet toereikend om zijn schulden te lossen. Op 31 augustus 1383 verpandt Evert V ook zijn windmolen aan Johan Strowick en diens vrouw Hille, maar dit is een druppel op een gloeiende plaat.

Strooptochten

In 1386 trouwt Evert V met Catharina van Hönnepel tot Empel Ψ. Zij krijgen meerdere kinderen: Frederik (II), Rutger Ψ, Aleid Ψ, Ida Ψ en Agnes Ψ. Agnes trouwt voor 1411 met Reynolt I van Aeswijn Ψ en Aleid met Derck II van Keppel van de Woolbeek Ψ.
In 1391 belegert Evert V de Wesenthorst waar een Stichtse bezetting aanwezig is. Blijkbaar bemoeit Evert V zich met de strijd in Sticht (Overijssel), waar Floris van Wevelinkhoven, bisschop van Utrecht, zijn macht tegenover opstandige Stichtse adel probeert te vestigen. Waarschijnlijk heeft Evert V geprobeerd middels rooftochten zijn benarde financiële situatie te verlichten, want in 1393 moet hij na de ondertekening van de vrede van Hardenberg alle schade die hij heeft veroorzaakt terugbetalen. Ook de rooftochten leveren dus niets op. Sterker nog, ze kosten alleen maar geld aan schadevergoedingen. Na de vrede van Hardenberg raakt Evert V betrokken in de erfenisperikelen rondom de familie Van Zuylen, heren van Anholt. De graaf van Kleef probeert deze erfeniszaak te regelen en Evert V helpt hem daarbij.
In 1402 is Evert V zijn prestigieuze titel van erfmaarschalk kwijtgeraakt, want Dirk IV van Wisch Ψ wordt in dat jaar met deze titel getooid.

Kasteel Ulft, anno 1731 (tekening A. de Haen).

Frederik II Ψ, 1410-145?

Een erfenis van schulden

Rond 1410 heeft Frederik II zijn vader Evert V opgevolgd. Frederik II erft voornamelijk schulden van zijn vader en tracht zijn problemen op dezelfde manier op te lossen. Zo gijzelt hij Evert van Meverden (een bloedverwant) voor losgeld en wordt er terugbetaling van Frederik II geëist van de erfenis van Heynken van der Horst (€ 54), die hij blijkbaar onrechtmatig heeft verkregen. Vervolgens leent hij 2.000 goudgulden bij Reinoud van Coeverden, waarmee Frederik II zich waarschijnlijk vrijkoopt van Kleef. Ulft is dan dertig jaar een Kleefs leen geweest. Frederik II moet echter wel Ulft (voor 1.500 goudgulden) en de hof te Wieken (voor 500) in onderpand aan Reinoud geven.

Ulft verkoopt en Bergh koopt

Wanneer de Swanenburg wordt verkocht betaalt Frederik II een deel van de koopsom, maar moet hiervoor wel het kasteel in onderpand geven aan Frederik III van den Bergh Ψ. Kortom, de financiële situatie is in de loop der jaren niet beter geworden en de heren van Bergh krijgen langzaam maar zeker de goederen van de heren van Ulft in bezit.
In 1411 moet Frederik II erkennen dat Ulft een open huis van Gelre is. Ook moet hij afstand doen van zijn heerlijke rechten. Van zijn visrechten en de hof te Laeckhuysen moet hij erkennen dat hij deze in leen heeft van het bisdom Keulen.

Wie betaalt bepaalt

Frederik II moet per akte vastleggen dat hij niets tegen Bergh zal ondernemen, voordat hij zijn totale schuld afbetaald heeft. De totale schuld bestaat minimaal uit de som die hij van Evert van Meverden heeft geroofd, de som die zijn vader Evert V van de heer Van Den Bergh heeft gekregen om zich van Kleef vrij te kopen en de onrechtmatig verkregen erfenis van Heynken van der Horst. Bovendien mag Frederik II geen nieuwe schulden maken zonder toestemming van het huis Bergh. Frederik II vraagt om arbitrage of deze clausule toegestaan is, hetgeen Bergh toestaat. De arbitragecommissie bestaat uit Reinoud van Rees, Henrick van Aerde en Lonys van Beynhem (Bergh) tegenover Johan van Cortenhorn, Johan en Willem Rode van Heekeren (Ulft). De uitspraak is waarschijnlijk in het nadeel van Frederik II uitgevallen, want bij verpanding van de visrechten tussen De Wilt en Swanenburg in 1415 vraagt hij toestemming aan Bergh.
In 1415 moet Frederik II een belofte tekenen waarbij hij verklaart dat hij Ulft en de hof te Wieken niet met nog meer schulden zal bezwaren dan dat hij Reinoud van Coeverden reeds schuldig is. Frederik II belooft dat hij zich in leisting (vrijwillige gijzeling) zal begeven, wanneer hij zijn woord breekt. In 1419 moet hij enkele pandgoederen aan Bergh afstaan, waarbij de gebruikelijk recht op wederkoop niet toegestaan is, behalve wanneer de graaf van Gelre de transactie niet toestaat.

Huis Ulft, anno 1750 (tekening: Spilman).

Ulft raakt het stamslot kwijt

De al knellende banden met Bergh worden nog strakker aangehaald, wanneer Frederik II in 1423/5 beticht wordt van ondersteuning van de rooftochten door de broers Johan Ψ en Reynolt II van Aeswyn Ψ. Willem II van den Bergh Ψ, bijgenaamd ‘de Rijke’ straft Frederik II voor zijn medeplichtigheid.
Uit een akte van 6 oktober 1427 blijkt dat Willem ‘de Rijke’ Frederik II’s schuld aan Coeverden heeft betaald. Hiervoor moet Frederik II ‘den toirn ind dair to den nedersten dyck‘en vorsterambt in Breedenbroek, landerijen in Broil, het Haverlant, de Wynckel en hof voor de poort afstaan. Kortom, Frederik II is zijn voorvaderlijke huis, inclusief de donjon kwijt! In ruil voor hof te Wieken moet hij de Stakenborg, Reygerbroeck, Stockhorst, Diepemaet en Ryeze afstaan. Tijdens Willems leven kan Frederik II zijn schuld niet aflossen.
Het plotselinge opduiken van een vorsterambt (boswachterij) in Breedenbroek impliceert dat bij Ulft wel degelijk jurisdictie behoort. Van strafrechtspraak is bij Ulft geen sprake, maar lage justitiële bevoegdheden hebben waarschijnlijk vanaf het begin bij Ulft behoort. Mogelijk heeft Ulft ook een leenkamer.
De burcht is nu geheel omringd door de erfvijand Bergh. Frederik II is de Stakenborg kwijt en bovenal zijn donjon, ‘de toirn’, met toegang. Hij is gevangen in zijn eigen burcht. Niettemin legt hij in 1431 een weduwengoed voor zijn vrouw Johanna van Baeck Ψ vast. Bij haar krijgt hij twee kinderen: Evert (VI) Ψ en Everharda Ψ.

Roven en lenen

In 1433 blijkt Frederik II rechten op de markttol met gericht en heerlijkheid van de St. Vitusmarkt in Elten te bezitten. Hertog Arnold van Egmond Ψ, hertog van Gelre, verpandt namelijk op 1 november zijn deel aan heer Willem van den Bergh, behoudens de rechten die Frederik II er nog heeft. Ook de markttol levert niet genoeg middelen op om de schulden af te betalen, zodat Frederik II opnieuw op rooftocht gaat. De veldtocht leidt naar de Veluwe, vervolgens naar Zutphen, waar vee van de weides wordt geroofd en bezittingen van Wolter Tengnagel worden leeggeroofd en verbrand.
Bergh besluit het financiële vonnis te voltrekken. In 1447 krijgt Frederik II de kans om binnen drie jaar zijn pand te lossen uit de opbrengst van hof te Wieken, Engerinckvelt, Breedenbroek en slot Ulft. Maar wel met eerlijk verkregen geld. Bergh weet heel goed dat Frederik II nooit voldoende fondsen kan werven. Frederik II gaat een lening aan bij Goissen Steck, verwant via grootmoeders kant en erfmaarschalk van Kleef. De lening is niet voldoende, zodat Frederik II in 1450 zijn bezit aan Bergh te koop aanbiedt. Dit keer wel met recht van wederkoop, maar als uiterste koopdatum 12 maart 1451.

Over en uit

Restanten muurwerk van huis Ulft, anno 2003.

Opnieuw vraagt Frederik II arbitrage aan. De commissie bestaat uit: Johan van den Bergh, geheten Raffenberch en Derick Peys (Bergh) en Willem II van Swanenburg Ψ en Geryt van der Wilten (Ulft). Johan van Aeswyn zal als voorzitter optreden. Op 8 en 9 juli 1453 valt de beslissing; Frederik II, Johanna, Evert (VI) en dochter Everharda dragen alle bezittingen over aan Bergh met uitzondering van de Megchelse tienden. Het is over en uit voor de heren van Ulft.

Nasleep

Het geslacht Ulft kan de nederlaag van de Heekerens tegen de Bronckhorsten niet overkomen. Hun financiële reserves zijn niet toereikend om het huis weer glans te geven. Zelfs na het verlies van het stamslot moet de familie goederen blijven verkopen. Evert (VII) Ψ, zoon van Evert VI, verkoopt bijvoorbeeld in 1498 de helft van het goed Ther Hegge (bij Barlham) in het kerspel Doetinchem aan Jacob IV van Hackfort, die de andere helft reeds bezit.

Ther Hegge (bij Barlham) in 1647.
(klik voor grote afbeelding)

Literatuur

  1. Gelders Archief, Het archief van de familie Van Dam van Brakel, inv.nr. 519.
  2. Gelders Archief, Het archief van het huis Hackfort, inv.nr. 300.
  3. Gelders Archief, Gelderse Rekenkamer, inv.nr. 104.
  4. Armorial Général, J.B. Rietstap,
    G.B. van Goor Zonen, Gouda, 1884.
  5. Geldersche Kasteelen, historie-oudheidkunde-genealogie, H.M. Werner,
    S. Gouda Quint, Arnhem, 1906.
  6. Heeckeren, J.D. Wagner,
    De Nederlandsche Leeuw, Jaargang XXXII, nr. 3, maart 1914.
  7. Het huis Swanenburg te Gendringen en zijne bezitters, F.A. Hoeffers,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XXXIV,
    S. Gouda Quint, Arnhem, 1931.
  8. Eenige mededeelingen over het slot Ulft, Mr. A.P. van Schilfgaarde,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XXXIX,
    S. Gouda Quint, Arnhem, 1936.
  9. Het verdwenen slot van de heren van Bergh te Ulft, H. Stam,
    De Graafschap Bode, 2 mei 1958.
  10. Harnas en hoepelrok, J. Harenberg,
    Boekhandel Van Someren – H.W. ten Bosch, Zutphen, 1966.
  11. Met het huis Ulft door de historie, A.G. van Dalen,
    Bilderbeek, Doetinchem, 1974.
  12. De hertog en zijn burchten, Dr. K.A. Kalkwiek,
    Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1976.
  13. 1000 Jaar Gendringen, A.G. van Dalen,
    Thoben Offset, Nijmegen, 1983.
  14. Inleiding op de Historie van het slot Ulft, A. van Esch-Hartsinck Hollaar,
    Oudheidkundige Vereniging ‘Gemeente Gendringen’, nr. 6, Ulft, 1988.
  15. De eerste burchtheer van Ulft, A. van Esch-Hartsinck Hollaar,
    Oudheidkundige Vereniging ‘Gemeente Gendringen’, nr. 7, Ulft, 1989.
  16. De eerste aanleg van het slot Ulft, A. van Esch-Hartsinck Hollaar,
    Oudheidkundige Vereniging ‘Gemeente Gendringen’, nr. 9, Ulft, 1990.
  17. Christina van Ulft en het Zutphense leenrecht, A. van Esch-Hartsinck Hollaar,
    Oudheidkundige Vereniging ‘Gemeente Gendringen’, nr. 10, Ulft, 1990.
  18. Evert van Ulft, A. van Esch-Hartsinck Hollaar,
    Oudheidkundige Vereniging ‘Gemeente Gendringen’, nr. 11, Ulft, 1991.
  19. Frederik van Ulft in de eerste fase van de Gelderse burgeroorlogen, A. van Esch-Hartsinck Hollaar,
    Oudheidkundige Vereniging ‘Gemeente Gendringen’, nr. 12, Ulft, 1991.
  20. De langzame maar zekere ondergang van de Ulftsen op Huys Ulft I, A. van Esch-Hartsinck Hollaar,
    Oudheidkundige Vereniging ‘Gemeente Gendringen’, nr. 13, Ulft, 1992.
  21. De langzame maar zekere ondergang van de Ulftsen op Huys Ulft II, A. van Esch-Hartsinck Hollaar,
    Oudheidkundige Vereniging ‘Gemeente Gendringen’, nr. 14, Ulft, 1992.
  22. Uiteindelijk valt het doek, A. van Esch-Hartsinck Hollaar,
    In: De Ganzeveer, vol. 16,
    Oudheidkundige Vereniging gemeente Gendringen, 1993.
  23. Familien des Alten Lotharingen I, Detlev Schwennicke
    In: Europäischen Stammtafeln Neue Folge, band I, deel 2,
    Vittorio Klostermann, Frankfurt am Main, 1999.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende III des Saterdages voor vierde Advent, dat was op ten twintigsten dach der maent van Decembri.