De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

De strijd tussen Saksen en Franken

Aan de grens van het Romeinse Rijk

De geschiedenis van De Graafschap in de Middeleeuwen moet ergens beginnen. Voor deze site is het machtsvacuüm dat de Romeinen achterlaten als hun rijk vervalt als beginpunt gekozen. In ieder geval ver voor het punt dat er van een graafschap, laat staan van Dé Graafschap, sprake is.

Oudst bestaande kaart van Nederland, 4de eeuw.

De noordelijke grens van het Romeinse Rijk wordt gevormd door de Rijn. Ten zuiden van deze grens wonen de Bataven. Deze stam staat in nauw contact met de Romeinen aan wie zij mannen in de krijgsdienst afstaan. Rond 260 na Christus wonen noordelijk van de Rijn, aan de grens van het Romeinse Rijk, Frankische stammen. Onder invloed van de rijke Romeinse beschaving nemen zij langzamerhand de Romeinse gewoonten over. Onder druk van Chamavische stammen steken de Franken de Rijn over om zich in Noord-Frankrijk te vestigen.

Op bovenstaande Romeinse reiskaart uit de vierde eeuw stellen de huisjes links Lugdano bij Katwijk voor, het grote fort is Valkenburg (aan de kust) en de huisjes helemaal rechts stellen Nijmegen voor; groen is water en geel land. De Germaanse stam der Bataven woont ten noorden van deze grens tot aan de Rijnmonding. Ten westen van de Bataven wonen in een klein gebied de Kaninefaten, ten noordoosten wonen Chamaven, ten noordwesten de Friezen en ten oosten de Chatten (Hattuariërs).

Volksverhuizingen

Nederland in de vijfde eeuw.

Vanaf 375 na Christus komen vanuit het noordoosten van Duitsland Saksen naar Nederlands grondgebied. Vele volkeren trekken door Europa en worden niet meer tegengehouden door het ineengestorte Romeinse Rijk. Het is de tijd van de volksverhuizingen. In meerdere schermutselingen verjagen de Friezen en Saksen de plaatselijke stammen, of ze nemen deze in hun stamverband op.
In het zuiden zijn de Franken inmiddels volledig geromaniseerd. Belangrijke Franken hebben van de Romeinen burgerrechten gekregen, waardoor ze boven anderen verheven zijn. Zo vormen ze een hiërarchische sociale structuur, waar ze later profijt van zullen krijgen.

Situatie in de vijfde eeuw

Op de bijgaande kaart is de situatie rond 500 geprojecteerd op het Nederrijnse gebied. Daar zijn wel enkele opmerkingen bij te maken. In de eerste plaats ziet de ‘Hollandse’ kustlijn er in de vijfde eeuw anders uit dan hier getekend. In de tweede plaats is van het IJsselmeer een binnenzee gemaakt (Almere). De grenzen tussen de verschillende volksstammen zullen niet zo duidelijk zijn als hier getekend. Het zijn namelijk geen moderne landen met scherp gedefinieerde grenzen, maar nederzettingsgebieden en invloedssferen van volkeren. Deze volkeren leven voornamelijk samen in stamverband, waarbij ieder stamlid gelijkwaardig is aan een ander. Dit dus in tegenstelling tot de Franken die wel een sociaal gedifferentieerde structuur kennen.
De rivierlopen zijn als natuurlijke grens wel goed gedefinieerd; echter hier zal de bedding van de rivier ongetwijfeld anders hebben gelopen.
De situatie zal niet lang blijven zoals in de afbeelding geschetst. De Friezen en Saksen zullen op hardhandige wijze kennismaken met de expansiedrift van de Franken.

Friesland onderdeel van het Frankische Rijk

Situatie voor de Frankische invallen.

In het Frankische Rijk is het huis der Merovingers dankzij Chlodovech I (Clovis) Ψ de voornaamste klasse geworden. In de zesde en zevende eeuw ondernemen verschillende Frankische koningen expedities naar het noorden om het christendom te verbreiden, hun schatkist op peil te houden en persoonlijke roem te vergaren.
Tot een definitieve verovering komt het niet. De Franken zijn, na de opsplitsing van hun rijk in Austrasië en Neustrië, in de zesde en zevende eeuw in een burgeroorlog verwikkeld. Bovendien laten de Saksen en Friezen zich niet zo gemakkelijk onderwerpen als andere volkeren in Europa.
Pas wanneer Pippin II ‘de Middelste’ Ψ Neustrië onderwerpt hebben de Franken de handen vrij om de expansie naar het noorden door te zetten.
De karolinger Karel Martel Ψ weet wel resultaten te boeken. Hij voegt het koninkrijk der Friezen na het overlijden van hun koning Radboud I van Friesland Ψ in het voorjaar van 719 voorgoed aan het Frankisch rijk toe. Het restant Chamaven zal ook geen problemen hebben opgeleverd. Alleen de Saksen zijn te eigenzinnig en wensen de voordelen van hun onderwerping niet in te zien.

De onderwerping van Saksen

Noot 1

De Saksen wonen samen in stamverband. Een groot verenigd Saksisch rijk is er nooit geweest. De Saksen bepalen middels het lot wie hun aanvoerder in oorlogstijd is. Er zijn drie militaire groepen te onderscheiden; Westfalen, Oostfalen en Engeren. De leider van zo’n groep wordt satraap genoemd, een soort landvoogd. Jaarlijks vergaderen de satrapen in Marklo aan de Weser, samen met twaalf edelen, twaalf vrijen en twaalf horigen uit iedere groep. Lebuïnis beklaagd zich bij zo’n vergadering over de vernietiging van zijn kerk in Deventer, maar weet amper aan de woede van de satrapen te ontsnappen.
Pippijn ‘de Jonge’ of ‘de Korte’ Ψ, de zoon van Karel Martel, onderneemt diverse expedities tegen de Saksen. Met horten en stoten wordt het Saksische gebied aan het Frankische Rijk toegevoegd. Het gebied ten oosten van de IJssel (De Graafschap) is in 758 aan de beurt.
Door hun onderverdeling in allerlei stammen, die elkaar niet als oppermachtig erkennen, zijn de Saksen moeilijk door de Franken te verslaan. De ene stam is nog niet onderworpen of de andere valt weer aan.
Karel I ‘de Grote’ Ψ beschouwd het als zijn grote taak om de Saksen definitief te onderwerpen en te bekeren. In 763 worden de Saksen door hem verpletterend verslagen. Er volgt echter een Saksische opstand in 772, waarbij de Saksen voor het eerst verenigd zijn onder Widukind Ψ. Karel I weerstaat deze opstand. Een volgende opstand onder leiding van Widukind volgt in 778. Hierop verslaat Karel I in 779 opnieuw alle stammen, maar Widukind weet te vluchten.
In 780 volgt een Rijksdag bij de bron van de Lippe op Saksisch grondgebied, waarbij Karel I de Saksische wet vastlegt. Deze Rijksdag vormt de aanleiding tot het latere bloedbad bij Werden. In 782 wordt de wet nogmaals bevestigd, waarna de naar de Deense koning gevluchte Widukind opnieuw alle Saksen weet te verenigen om nogmaals in opstand te komen. Al met al zijn vijftien veldtochten noodzakelijk om de Saksen te onderwerpen.
Karel I laat na de laatste opstand als hoogste gerechtsheer alle hoofdmannen van de Saksen bij Werden verzamelen om recht te spreken. Widukind schittert hierbij door afwezigheid. Als duidelijk wordt dat Widukind niet uitgeleverd kan worden laat Karel I alle 4.500 hoofdmannen onthoofden, waarmee het Saksische verzet wordt gebroken. Saksen hoort vanaf nu definitief bij het Karolingische Rijk.

Opdeling in Gouwen

Nederland in de negende eeuw (klik op de afbeelding om een grotere te laden (207 kB)).

Het Nederrijnse gebied wordt na de onderwerping opgenomen in de Frankische machtsstructuur. Het gebied wordt verdeeld in gouwen, die bestuurd worden door graven (comes). Dit betekent niet dat iedere gouw samenvalt met een graafschap (comitatus). Meerdere graven kunnen in een gouw actief zijn en één graaf kan ook in meerdere gouwen een graafschap hebben. Een gouw is een soort ‘provincie’, een landschappelijke benaming en een graafschap is vergelijkbaar met een jurisdictie. Met het bestuur der Karolingers wordt een grote stap voorwaarts gezet, want de kanselarij van de Frankische koningen houdt rechten en bezittingen nauwgezet bij in oorkondes.
De eerste graaf die in de Achterhoek actief is, heet Wrachari Ψ. Hij schenkt in 794 goederen aan de priester Liudger. Wrachari is de stamvader van het huis der Meginhardingers.
Op bijgaande kaart zijn de (groot)gouwen en het hertogdom Frisia ingetekend. Het grote verschil met de voorgaande kaarten is dat hier geen volkeren met hun nederzettingsgebied zijn aangegeven, maar min of meer afgebakende gouwen. Het enige dat nog aan de volkeren doet denken zijn onder andere de namen van de grootgouwen Hamaland (Chamavenland) en Hattuarië (Chatten) en het koninkrijk der Friezen dat het hertogdom (ducatus) Frisia wordt.
De Karolingers maken vaak gebruik van natuurlijke grenzen, (bijvoorbeeld) rivieren, om de gouw af te bakenen. Of alle hier getekende gouwen dan al bestaan is ongewis. Mogelijk bestaan er meer gouwen, of worden gouwen later opgedeeld of krijgen ze een andere naam.

Literatuur

  1. Flierman, Robert. “In de Schaduw van Karolingische Expansie. Sakische Herinneringen Aan de Saksenoorlogen van Karel de Grote.” Madoc, Madoc. Tijdschrift over de middeleeuwen, 28, no. 3 (2014): p. 130.
  2. Atlas algemene en vaderlandse geschiedenis, Dr. B.A. Vermaseren,
    Wolters-Noordhoff, twintigste druk.
  3. Geschiedenis van Gelderland van de vroegste tijden tot het einde der Middeleeuwen, Dr. W. Jappe Alberts,
    N.V. Martinus Nijhoff’s Boekhandel en Uitgeversmaatschappij, ‘s-Gravenhage, 1966.
  4. De staatsinstellingen in de Karolingische tijd, F.L. Gaashof en G. Berings,
    In: Algemene geschiedenis der Nederlanden – Deel 1 Middeleeuwen,
    Unieboek B.V., Bussum, 1981.
  5. Pagus und Comitatus in Niederlothringen, Ulrich Nonn,
    Ludwig Röhrscheid Verlag, Bonn, 1983.
  6. Pre- & Protohistorie van de Lage Landen, J.H.F. Bloemers & T. van Dorp,
    Open Universiteit, Uitgeverij Unieboek, Bussum, 1991.
  7. Die Germanen – Legende und Wirklichkeit von A-Z, Hannsferdinand Döbler,
    Orbis Verlag, Munchen, 2000.
  8. Frieslands oudheid, H. Halbertsma,
    Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 2000.
  9. Het (palts?)graafschap Zutphen en het Hamalandse gravenhuis, Johanna Maria van Winter,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XCII,
    Walburg Druk BV, Zutphen, 2001.
  10. Machtsstrijd in Hamaland, Anton Kos,
    In: Jaarboek voor middeleeuwse geschiedenis 5,
    Uitgeverij Verloren BV, Hilversum, 2002.
  11. In kringen van kanunniken, Kaj van Vliet,
    Walburg Pers, Zutphen, 2002.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende II des Saterdages op Wenceslaus I van Bohemens dach.