De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

De zusterstrijd (1371-1377)

Mechteld versus Maria

Geen mannelijke erfgenaam

Na het achtereenvolgens kinderloos overlijden van Eduard Ψ en Reinald III Ψ in 1371 is er geen erfgenaam voor het hertogdom beschikbaar. Uit het eerdere huwelijk van hun vader Reinald II Ψ met Sophia van Berthout Ψ zijn wel vier dochters geboren. Zij kunnen de bloedlijn van het Gelderse geslacht voortzetten, maar wie van hen komt daarvoor in aanmerking? Wie mag zich nu hertogin van Gelre en gravin van Zutphen noemen?

Na de bittere broederstrijd tussen Reinald III en Eduard zal Gelre nu een zusterstrijd kennen.

Twee zusters komen in aanmerking

Vrouwen in middeleeuwse kleding.

De oudste zuster Margaretha Ψ is in 1371 reeds overleden en komt dus niet voor erfopvolging in aanmerking.
De tweede zuster heet Mechteld Ψ. Zij is in 1371 ongehuwd na twee eega’s te hebben overleefd. Uit beide huwelijken zijn geen kinderen voortgekomen, zodat de continuering van de dynastie bij haar niet in goede handen is. Niettemin heeft ze als oudste nog levende zuster pretenties om hertogin te worden.
De derde zuster, Elisabeth Ψ, is abdis geworden in het klooster ‘s-Gravendaal en heeft geen wereldlijke ambities. Zij valt ook af.
De vierde zuster, Maria Ψ, is getrouwd met hertog Willem VI van Gulik Ψ. Zij eist – heel slim – het hertogdom op voor haar zoon Willem (VII) Ψ. Zij weet dat ze als jongste zuster geen kans maakt hertogin te worden, maar wel haar zeven jaar oude zoontje, als enige mannelijke drager van het Wassenbergse bloed.
Er zijn dus twee zusters die pretenties hebben.

Opnieuw Heekeren versus Bronckhorst

Door het wegvallen van de gevestigde hertogelijke macht ruiken de verschillende partijen in Gelre hun kans om opnieuw hun stempel op Gelre te drukken. De Bronckhorsten en de Heekeren voelen zich niet meer gebonden aan de door Eduard afgedwongen eed.
Maria verwerft de steun van het kamp van de Bronckhorsten. Mechteld wordt, hoe kan het ook anders, bijgestaan door de Heekerens. Daarmee lijkt de partijenstrijd, net als onder Reinald III en Eduard, opnieuw op te laaien. De door Eleonora Ψ voorspelde rampspoed schijnt nu uit te komen.

Een sterke troef

Wapen van de hertogen van Gulik.

Maria heeft nog een sterke troef in handen. Haar man, Willem VI van Gulik, heeft bij de slag bij Baesweiler hertog Wenceslas van Brabant Ψ, de broer van keizer Karel IV van Luxemburg Ψ, gevangen genomen. Willem VI van Gulik weigert hem vrij te laten, waarop de keizer een gigantisch leger verzamelt in Aken. De keizer dreigt Gulik binnen te vallen, als de gevangene niet vrijgelaten wordt. Op het allerlaatste moment wordt er nog een bemiddelingspoging ondernomen door hertog Albrecht I van Beieren Ψ, graaf van Holland, en diens broer Otto van Beieren, markgraaf van Brandenburg. Op het nippertje besluit Willem VI zijn krijgsgevangene zonder losgeld vrij te laten, een enorm verlies. Als tegenprestatie is de keizer bereid de pretenties van Maria voor haar zoon te erkennen. Vader Willem VI wordt als voogd van Gelre aangesteld.
Mechteld legt zich, ondanks deze keizerlijke wil, niet neer bij de gang van zaken. Om haar strijd te kunnen bekostigen en misschien alsnog een erfgenaam voort te brengen en om de argumenten van Maria te ontkrachten trouwt zij met de oude, maar steenrijke Jan II van Chatillon Ψ, graaf van Blois. Hij is een afstammeling uit het Hollandse gravenhuis.

Oorlog in Gelre

Gesteund door Arnold van Hoorne, die bisschop van Utrecht is, en Arnold III van der Mark, die als verse graaf van Kleef wel wat Gelderse steun voor zijn Kleefse pretenties kan gebruiken, trekt Jan II van Chatillon de Veluwe in. Hij neemt de steden Arnhem en Wageningen in. Zijn huwelijk met Mechteld wordt in Arnhem voltrokken.
Het gaat vervolgens voorspoedig met Jan II zijn campagne. Het tolhuis bij Lobith, de belangrijkste inkomstenbron van het hertogdom, en kasteel de Cannenburgh worden ingenomen.
De man van Maria, hertog Willem VI van Gulik, weet de steden Harderwijk, Nijmegen en Tiel aan zich te binden. Vervolgens nemen de Bronckhorsten onder aanvoering van Gijsbert van Bronckhorst-Borculo Ψ bij nacht Arnhem in. Jan II begrijpt dat hij niet opgewassen is tegen de strijdvaardige en jongere Willem VI van Gulik en trekt zich terug in een klooster.
Een jaar van bittere strijd gaat voorbij, totdat in 1374 de vrede van Straelen wordt gesloten. Het hertogdom wordt gedeeld. Mechteld krijgt levenslang de beschikking over de rechteroever van de Waal en Rijn en Maria krijgt beschikking over de linkeroever. Willem VII, de zoon van Willem VI en Maria, zal op termijn de nieuwe hertog van Gelre worden.
Op 29 november 1377 is het zo ver. De veertienjarige Willem VII van Gulik wordt door keizer Karel IV van Luxemburg met Gelre en Zutphen beleend. Als Willem I is hij de eerste hertog van Gelre en graaf van Zutphen uit het huis Gulik. Om de band met het oude Gelre te benadrukken en de beoogde huwelijkspolitiek voort te zetten trouwt Willem I kort daarna met Catharina van Beieren Ψ, de weduwe van zijn oom Eduard.

Het tolhuis in Lobith.

Slotakkoord

In 1377 wordt Willem I al in diverse steden als hertog gehuldigd. In 1378 sluit hij een vredesverdrag met Adolf III van der Mark Ψ, graaf van Kleef, zodat beiden voordeel hebben bij elkaars erkenning.
Mechteld is ondanks deze tegenslagen nog niet van zins Gelre op te geven. Enkele kastelen moeten in 1378 op de Heekerense partij worden gewonnen. Dat lukt zonder te veel moeite, want de bevolking is op Willem I zijn hand. De Geldersen zullen blij zijn dat Gelre weer onder één landsheer valt.
In 1379 is Mechteld gedwongen haar strijd te staken. Willem I heeft het tolhuis in Tiel bezet en hij wint de slag bij Hönnepel in de buurt van Kalkar. Mechteld doet samen met haar man afstand van alle rechten op Gelre. Zij behoudt echter inkomsten uit de tol van Lobith en mag zich hertogin blijven noemen.

Literatuur

  1. Alle de XIV boeken van de Geldersse geschiedenissen, Arend van Slichtenhorst,
    Jacob van Biesen, Arnhem, 1659.
  2. Acten betreffende Gelre en Zutphen 1107-1415, P.N. van Doorninck en Dr. J.S. van Veen,
    Gebrs. Van Brederode, Haarlem, 1908.
  3. De historie van het oude Gelre onder eigen vorsten, G. Prop,
    W.J. Thieme & Cie., Zutphen, 1963.
  4. Geschiedenis van Gelderland van de vroegste tijden tot het einde der Middeleeuwen, Dr. W. Jappe Alberts,
    N.V. Martinus Nijhoff’s Boekhandel en Uitgeversmaatschappij, ‘s-Gravenhage, 1966.
  5. Die Grafen von Hamaland und Zutphen, Ralf G. Jahn,
    Geldrischer Heimatkalender, vol. 1992, 1992.
  6. Het Hof van Gelre, Cultuur ten tijde van de hertogen uit het Gulikse en Egmondse huis (1371-1473), Gerard Nijsten,
    Kok Agora, Kampen, 1993.
  7. De genealogie van de voogden, graven en hertogen van Gelre, Ralf G. Jahn,
    In: Gelre-Geldern-Gelderland Geschiedenis en cultuur van het hertogdom Gelre,
    Verlag des Historischen Vereins für Geldern und Umgegend, Kleef, 2001.
  8. International Civic Heraldry – The Netherlands, Jülich, Ralf Hartemink.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende II des Manendages nae sunte Ephraems dach, dat was op ten tienden dach der maent van Junio.