De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Diederik II van Veluwe ‘Flamens’ (1067/76-1082)

Graaf van Betuwe, Duffelgouw, Hettergouw, Teisterbant en Veluwe

Wederom een voogd aan het bewind

Noot 1

Diederik Ψ (Dirk of Theodericus) II volgt zijn broer Gerard I Ψ, na diens dood tussen 1067 en 1076, als graaf op, omdat Gerard I’s oudste zoon Gerard II Ψ (geboren 1055/60) nog te jong is. Diederik II is vernoemd naar zijn grootvader Diederik I Ψ en na het overlijden van Gerard I de oudst overlevende van de drie broers ‘Flamens’.

Diederik II is vermoedelijk voor 1018 als derde zoon van Gerard ‘Flamens’ Ψ en Bava Ψ geboren. Hij komt in de bronnen voor met de bijnaam ‘Flamens’, oftewel ‘de Vlaming’. Verdonk ziet Diederik II in 1058 als voogd van St. Odiliënberg getuigen voor de bisschop van Utrecht, wanneer deze een overeenkomst sluit met de bisschop van Luik over voornoemd klooster. Mogelijk stamt deze voogdij uit de bezittingen van Diederik I. Saillant detail is dat de voogdij van St. Odiliënberg later bij de heren van Heinsberg terecht komt. Diederik I geldt als de stamvader van de heren van Heinsberg en de hieruit ontspruitende heren van Valkenburg. Jongbloed, op zijn beurt, neemt niet voetstoots aan dat de getuige in 1058 Diederik II is, omdat Gerard I in 1067 nog graaf in de Hettergouw wordt genoemd. Het optreden van Diederik II als graaf van Veluwe (en van andere graafschappen van Gerard I) is derhalve tot 1067 uitgesloten. Dit is één van de kenmerkende verschillen tussen de reconstructies van Verdonk en Jongbloed.

Opvolger van Gerard I

Noot 2

In 1076 is in ieder geval zeker dat Diederik II in de bronnen voorkomt, want dan wordt hij als graaf genoemd in een graafschap dat voorheen van Gerard I is geweest. Dat is alleen mogelijk als de zonen van Gerard I op dat moment nog te jong zijn om hun vader op te volgen. Diederik II is tussen 1067, de laatste vermelding van Gerard I, en 1076 zijn broer dus opgevolgd. Gebrek aan bronnen maken een nauwkeuriger tijdsbepaling onmogelijk. Op 23 mei 1076 schenkt keizer Hendrik IV Ψ het goed Broek, tegenwoordig Biljoen (bij Velp) geheten, aan het bisdom Utrecht. Dit goed is gelegen in de gouw Veluwe in het graafschap van Diederik II. Net als Renkum ligt Velp op de Veluwezoom en het is bekend dat Renkum tot het graafschap van wijlen Gerard I behoort. In 1078 verwerft Diederik II door toedoen van gravin Irmintrud van Aspel Ψ de voogdij van de goederen te Bree en Gruitrode (in Limburg), wanneer zij deze aan het Sint-Lambertuskapittel te Luik schenkt. Na die schenking treedt Diederik II op als voogd voor het genoemde kapittel. Hieruit mag blijken dat Diederik II zijn broer in al diens ambten is opgevolgd. Aangenomen kan worden dat het de graafschappen Betuwe, Duffelgouw, Hettergouw, Teisterbant en Veluwe betreft en misschien ook Salland.

Het beneficium circa horas Rheni

Noot 3

De oudste vermelding van Diederik II stamt al uit 1018. Hij wordt daarin passief opgevoerd, maar het is een vermelding van belang. In of voor 1018 wordt Diederik Bavazoon door Dirk III van Friesland Ψ van zijn leengoed in de monding van de Rijn ontdaan. Deze bezitting, omschreven als ‘beneficium circa horas Rheni’ (leen aan de mondingen van de Rijn), is oorspronkelijk in bezit van Unruoch I Ψ, graaf van Teisterbant, die het in leenbezit houdt van het bisdom Utrecht. De genoemde Diederik Bavazoon is door Jongbloed geïdentificeerd als Diederik II. Bava is vermoedelijk een kleindochter van Unruoch I, zodat het ‘beneficium circa horas Rheni’ via haar huwelijk met Gerard ‘Flamens’ vererft aan Diederik II. In zijn ijver om van Friesland Holland te maken heeft Dirk III illegaal het beneficium ingenomen. Dirk III zal ongetwijfeld denken dat de nog zeer jonge Diederik II, die onder voogdij van Godfried II ‘de Vredestichter’ Ψ staat, een gemakkelijke prooi vormt en moeilijk bezwaar kan maken. Dat lijkt maar zo, ook de Tielse koopmannen hebben last van Dirk III, vanwege de illegale tolheffing in het Merwedewoud, zodat de bisschop van Utrecht onder de klachten wordt bedolven. Deze klaagt op zijn beurt bij de keizer Hendrik II Ψ. Er worden twee veldtochten georganiseerd, die beide desastreus verlopen. Het leen gaat voor Diederik II verloren.

Heinsberg-Valkenburg

Successieoorlog in de Nederrijn

Noot 4

Diederik II krijgt twee zonen bij vermoedelijk een dochter uit het huis van Boulogne Ψ. Deze zonen heten: Gerard Ψ en Goswin (I) Ψ (of Gozewijn). Gerard overlijdt waarschijnlijk op jonge leeftijd en Goswin I trouwt met Oda Ψ en wordt de volgende schakel in de vorming van het geslacht Heinsberg. Oda is een dochter van graaf Siegfried II van Walbeck Ψ en Guda van Valkenburg Ψ.
Diederik II leeft op voet van oorlog met Godfried V van Bouillon Ψ (†1100). Godfried V’s moeder Ida Ψ is een zuster van hertog Godfried IV ‘met de Bult’ of ‘de Gebochelde’ Ψ.
Afkomst Godfried V van Bouillon.Godfried V meent als enige kleinzoon (en erfgenaam) van Godfried III ‘met de Baard’ Ψ recht te hebben op de graafschappen van de broers ‘Flamens’. Godfried III is deze kwijtgeraakt na zijn opstand tegen de keizer. Dat Godfried III deze graafschappen heeft ingepikt van de broers ‘Flamens’ is voor Godfried V geen enkele belemmering. Ondertussen loopt Godfried V tot overmaat van ramp ook nog zijn hertogelijke titel mis. Keizer Hendrik IV weigert hem als hertog van Nederlotharingen te benoemen. In plaats daarvan benoemt de keizer zijn tweejarige zoon Koenraad III Ψ tot hertog en draagt de macht over aan Albert III Ψ, graaf van Namen, totdat Koenraad III meerderjarig zal worden. Godfried V’s aanspraak op het kasteel Bouillon wordt nu betwist door Albert III en gravin Regelinde van Namen Ψ, een (oud-)tante van Godfried V. Diederik II voert met zijn kennis van de juiste bezitsverhoudingen van de Nederrijnse graafschappen de oppositie tegen Godfried V aan en roept zo de toorn van Godfried V over zich af. Godfried V meent dat hij het hem aangedane onrecht recht kan zetten door de Nederrijnse machtsbasis aan het prille Flamens-huis te ontfutselen en zo te laten zien dat hij de enige echte hertog van Nederlotharingen is.

Gevangen op kasteel Bouillon

Noot 5

Om zijn argument kracht bij te zetten neemt Godfried V van Bouillon in het voorjaar van 1082 Diederik II gevangen. Diederik II is dan immers de leidende figuur in de grafelijke Flamens-familie. Godfried V sluit hem op in zijn kasteel te Bouillon om Diederik II te bewegen afstand te doen van zijn graafschappen, maar deze geeft geen krimp. Op 19 oktober 1082 overlijdt Diederik II in gevangenschap. Hij wordt begraven in het klooster Sint-Hubert. Om hem in diensten te memoreren worden goederen in Bree aan het klooster geschonken. Diederik II heeft eerder zijn voorkeur uitgesproken om in de Sint Gereonkerk in Keulen te worden begraven, maar de proost van St. Hubert kan hem op andere gedachten hebben gebracht. In de kroniek waarin deze voorvallen zijn opgetekend wordt Diederik II een bekende (familiaris) van keizer Hendrik IV genoemd. Overigens zal Godfried V van Bouillon pas in 1087 de strijd om het hertogschap in zijn voordeel beslechten en in zijn laatste levensjaren grote faam verwerven als kruisvaarder. In 1082 is neef Gerard II ruim oud genoeg om zijn oom Diederik II op te volgen en in de voetsporen van zijn vader Gerard I te treden.

Literatuur

  1. OGZ, nr. 765.
    OSU, nr. 220.
    H. Verdonk, De oorsprong der graven van Gelre, Lelystad, 1992, p11-12.
    H.H. Jongbloed, De Flamenses in de elfde eeuw, In: Bijdragen en Mededelingen, deel XCIX, Vereniging Gelre, Arnhem, 2008, p36-37, 41.
  2. OGZ, nr. 168 en 185.
    dMGH, DD H IV, nr. 284.
    W. de Vries, De opkomst van Zutphen, Van Gorcum & Comp. N.V., Assen, 1960, p8-9.
    J.A. Coldeweij, De heren van Kuyc (1096-1400), Stichting Zuidelijk Historisch Contact, 1981, p8, 15-17.
    H. Verdonk, 1992, p11-12.
    H.H. Jongbloed, 2008, p31-35.
  3. dMGH, SSRG NS 9, p524.
    J.A. Coldeweij, 1981, p17.
    H.H. Jongbloed, Tussen ‘paltsverhaal’ en ‘IJssellinie’, In: Bijdragen en Mededelingen, deel XCVII, Vereniging Gelre, Arnhem, 2006, p96-99.
    H.H. Jongbloed, 2008, p37.
  4. H. Verdonk, Graf Gerhard der Lange von Geldern, In: Genealogie, heft 11, nr. 12, 2004, p342.
    H. Verdonk, Graaf Gerard ‘de Lange’ van Gelre, In: Bijdragen en Mededelingen, deel XCVI, Vereniging Gelre, Arnhem, 2005, p54-56.
    H.H. Jongbloed, 2006, p96-99.
    H.H. Jongbloed, 2008, p30, 36.
  5. dMGH, SS 8, p591.
    H. Verdonk, 2004, p342.
    H. Verdonk, 2005, p54-55.
    H.H. Jongbloed, 2006, p96-99.
    H.H. Jongbloed, 2008, p35.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MCM ende XCVIII des Vrydages op Heilige Augustinus dach.