De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Geslacht Sinderen (1198-1338)

Naam en wapen

Noot 1

Het geslacht Sinderen is één van de oudste geslachten in de Achterhoek. Al in 1198 worden twee verder onbekend gebleven gebroeders ‘De Sinderen’ in een oorkonde genoemd. Wanneer de gebroeders 50 mark betalen aan het klooster Klarholz krijgen zij enkele goederen in Twente in pand van Widekinus van Osede. Dit buitenkansje krijgen zij in de schoot geworpen van een zekere Burchardus, die de 50 mark niet op kan brengen.

Wapen van Dirc van Sinderen, opgetekend door de Heraut Gelre (veertiende eeuw).

De heren van Sinderen zijn van onbekende afkomst. Mogelijk zijn zij verwant aan de graven van Lohn, omdat zij in 1375 in bezit zijn van Groot Boesveld. Dit is een goed van de graven van Lohn. In ieder geval is hun goed leenroerig aan de graven van Lohn, in wier oorkonden zij vaak als getuige optreden. In de twaalfde en dertiende eeuw speelt het geslacht Sinderen een rol op de Veluwe. De stamboom van het geslacht is omgeven door vele vraagtekens.
Het is onbekend of de gebroeders hun naam geven aan het verdwenen kasteel Sinderen, of dat zij hun naam daaraan ontlenen. De naam Sinderen kan van tweeërlei oorsprong zijn. Of het komt van ‘afzonderen’; een van gemeenschappelijke gronden afgezonderd gebied, of van ‘sinder’. Sinder is een oud woord voor sintel, het restant dat overblijft bij de productie van ijzer uit ijzeroer waar de streek rijk aan is.
Opvallend is wel dat de naam weinig spellingvormen kent; hij komt ook als ‘Synderen’ in Duitsland voor.
Het wapen van de heren van Sinderen is overgeleverd via verschillende oorkonden. Het wordt voor het eerst in 1338 door Rudolf V van Sinderen Ψ, zoon van Dirk van Sinderen Ψ, gebruikt. In 1363 wordt het wapen gebruikt door Wolter van Sinderen Ψ, in 1375 door Willem van Sinderen Ψ en in 1484 voor het laatst door Jan van Sinderen.
Het wapen is beladen met een hartschild en lijkt in vorm op het (oude) wapen van de heren van Wisch. Het is mogelijk dat Sinderen aan Wisch verwant is. Echter de kleuren zijn eind veertiende eeuw anders: in zilver een rode binnenzoom. Het helmteken is een geit.

Rudolf I, 1198-1238

sinderen-helmteken2

De naam van de vroegst voorkomende stamvader van het geslacht Sinderen is Rudolf (I) (Rodolfus of Ludolfus) Ψ in 1207. Hij komt in 1235 en 1238 voor als ‘advocatus’ (voogd; beschermer van kerkelijke goederen) van Sinderen. Van welke kerkelijke bezittingen hij voogd is, is onbekend. Hierbij wordt hij vermeld als ‘miles’ (ridder).
In 1230 treedt Rudolf I samen met zijn broer Albero I op als getuige bij een schenking van graaf Herman I van Lohn Ψ aan het klooster Betlehem. De broers getuigen vervolgens vaker samen. In 1238 zijn zij bijvoorbeeld getuige bij de splitsing van de graafschap Lohn tussen Herman I van Lohn en Ludolf II van Steinfurt Ψ.

Albero I, 1198-124?

Noot 2

De volgende is Albero (I) Ψ in 1221. Het is goed mogelijk dat zij de twee onbekende gebroeders Van Sinderen zijn uit 1198, maar zeker is dit allerminst.
In 1221 wordt Albero I als getuige genoemd in oorkonde waarin de gerezen geschillen tussen het klooster Asbeck versus Bernard van Leeden en Hendrik II van Keppel Ψ bijgelegd worden. Albero I bevindt zich in goed gezelschap, want hij wordt in de getuigenlijst vooraf gegaan door de graven van Steinfurt, Dale, Goor en Lohn en enkele andere edele heren, gevolgd door Herman van Velen en Otto van Horstmar Ψ. zodat in navolging van De Groot aangenomen dat ook Albero I een ‘nobilis’ is, al staat dat niet expliciet aangegeven.
Mogelijk krijgt Albero I (of Rudolf I) drie zonen en een dochter: Rudolf (II), Arnold, Albero II en Ermgard Ψ. Ermgard komt in 1240 voor als kapittellid van het nonnenklooster in Elten.

Rudolf II,  Arnold en Albero II, 124?-1279

De drie broers verdelen enkele ambten onder elkaar. In ieder geval treden ze alle drie als ‘dominus’op. In het jaar 1247 treedt Arnold Ψ als ‘dominus’ (heer) op en in 1252 wordt hij ‘castellanus’ (kasteelheer) van Herman I van Lohn. Helaas is onbekend op welk kasteel hij deze functie uitvoert. Een goede gok is Bredevoort. Arnold wordt beschouwd als de stamvader van de Duitse tak van de familie Van Sinderen. Te vermoeden valt dat Rudolf II Ψ voor zijn broers overlijdt en dat zijn broers vervolgens de honeurs voor Rudolf II’s nog te jonge zoon Rudolf (III) waarnemen.
In 1251, wanneer Arnold mogelijk al castellanus is geworden, wordt Albero II Ψ dominus genoemd. In 1250 is Albero II in ieder geval oud genoeg om zijn vader als heer van Sinderen op te volgen, want in dat jaar is hij getuige voor Herman I van Lohn, wiens leenman hij zal zijn.

Rudolf III, 1248-1279

In 1248 en 1251 getuigt Rudolf III Ψ voor graaf Herman I van Lohn, waarbij hij in 1251 optreedt als ‘dominus‘ (heer). Rudolf III krijgt waarschijnlijk twee zonen: Rudolf (IV) en Wolter Ψ. Wolter trouwt met Aleyd Ψ en hun nageslacht bezit het goed Groot Boesveld.

Rudolf IV, 1279-1295

Wapen van de heren van Sinderen.

In 1279 getuigt Rudolf IV Ψ in een oorkonde van Winrich van Wesenthorst Ψ. Hij wordt hierbij knape genoemd, hetgeen inhoudt dat hij van jonge leeftijd is. In ieder geval is hij van een andere generatie dan Rudolf III, die in 1279 zeker geen knaap meer zal zijn geweest. Rudolf IV wordt evenals zijn grootvader advocatus (voogd) genoemd.
Rudolf IV is getrouwd met een onbekende dochter van de heer van Nijenbeek Ψ. Zij krijgen vier kinderen: Rekense Ψ (die naar grootmoeder Ψ van moeders kant is genoemd), Albero (III), Dirk en Arnold Ψ. Rekense trouwt met Evert van Enghusen Ψ.
In 1296 is Rudolf IV al overleden, want dan maken Albero III, Dirk en Arnold aanspraak op de erfenis van Nijenbeek. Albero III zal zijn vader als heer van Sinderen opvolgen.

Deel van voormalige gracht rond kasteel Sinderen.

Albero III, 1295-1297

Helmteken van Dirk van Sinderen (bron:  Klaas Padberg Evenboer).

Na het vroege overlijden van zijn vader zal Albero III Ψ als oudste zoon heer van Sinderen worden. In 1295 getuigt Albero III als miles (ridder) in een oorkonde van Willem van Heekeren Ψ.
In 1297 maakt hij, zoals gezegd, aanspraak op de erfenis van Nijenbeek. In hetzelfde jaar draagt hij samen met zijn broers Dirk en Arnoldus kasteel Nijenbeek op aan graaf Reinald I van Gelre. Kasteel Nijenbeek is zeer strategisch aan de IJssel gelegen en de graaf zal het maar wat graag willen bezitten.
Een jaar later getuigen alleen zijn twee broers bij een verkoop uit die erfenis, zodat verondersteld moet worden dat Albero III in de tussentijd is overleden.

Dirk, 1297-1338

Kasteel Sinderen in Voorst, anno 1785.

Als Albero III vroeg overlijdt zal Dirk Ψ, dan de oudste, heer van Sinderen worden. In 1297 worden Dirk en zijn broer Arnold door graaf Reinald I van Gelre gevraagd om op een kasteel in Voorst (onderstaande afbeelding) te gaan wonen. Zo kunnen ze de graaf bijstaan in de strijd tegen het Sticht van Utrecht. Mogelijk is het tevens compensatie voor het verlies van Nijenbeek.
Nog heden vindt men bij Voorst onder Zutphen de buurschap Sinderen. De relatie tussen Sinderen en Gelre is dus goed te noemen. Het geslacht Sinderen zal zich voorgoed op de Veluwe vestigen en de Achterhoek achter zich laten.
Het is mogelijk dat Dirk na deze verhuizing het voorvaderlijk slot verkoopt aan de familie Van Der Haep die het in 1367 blijkt te bezitten. Op de Veluwe zal het het geslacht Sinderen goed gaan, maar dat valt buiten het territorium van deze site. Dirk’s zoon Rudolf (V) zal geen heer van Sinderen in de Achterhoek zijn, maar wel op de Veluwe.

Johan van Averhage

In 1367 wordt gesproken over het huis Sinderen en een goed te Sinderen, dat ‘gheheyten is die hof toe Wesenthorst’. Dit kan duiden op een verband tussen de adellijke families van Sinderen en Wesenthorst. In de oorkonde wordt het gehele complex aan Johan van Averhage overgedaan. Deze is nauw verwant aan de heren van Wisch. Het goed Sinderen heeft een grote omvang.
Johan van Averhage (Overhaag) is dan de eerstvolgende bekende heer van Sinderen.

In 1483 is Sinderen nog steeds in handen van de familie Averhagen als Dirk van Averhage in de boeken voorkomt. Deze Dirk is richter te Varsseveld. In 1486 wordt Sinderen leenroerig aan de heren Van den Bergh, als deze de halve heerlijkheid Wisch koopt.

Literatuur

  1. OBO, nr. 81.
  2. WUB III, nr. 154.
    J. de Groot, Eene poging tot de verderen opbouw van de oudste generaties van het geslacht Van Dedem, In: Nederlandsche Leeuw, Jg. LI, nr. 5, 1933, kolom 186.
    “Arnoldus de Thydden verschijnt dus wel te midden van eene met nobiles gevulde omgeving, hetgeen doet uitkomen, dat ook hij zelf nobilis was.”
  3. Eenige opmerkingen omtrent de erfgenamen van Nyenbeek, J.D. Wagner,
    In: Bijdragen en Mededelingen deel XIII,
    P. Gouda Quint, Arnhem, 1910.
  4. Het huis Sinderen in de gemeente Wisch en het adellijke huis Welmaring, Mr. J. Belonje,
    Overdruk uit Archief, Kerstmis, 1953.
  5. Varsseveld, Ds. P. Kuijper,
    In: Bijdragen en Mededelingen deel LVIII,
    S. Gouda Quint, Arnhem, 1959.
  6. Annotaties bij “Varsseveld tot 1315”, H.L.J. Kolks
    In: Bijdragen en Mededelingen deel LX,
    S. Gouda Quint – D. Brouwer en Zoon, Arnhem, 1961.
  7. Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen, Jonkvrouwe Dr. J.M. van Winter,
    S. Gouda Quint – D. Brouwer en zoon, Arnhem, 1962.
  8. Bloemlezing uit de historie der gemeenten Aalten, Dinxperlo en Wisch, D.W. Kobes,
    Fa. Gebr. De Boer, Aalten, 1966.
  9. Het Veluwse adellijke geslacht Van Sinderen, Ds. J.W. Schaap,
    De Nederlandsche Leeuw, no. 7, LXXXVIIIe Jaargang, juli 1970.
  10. De Nijenbeek, Jan Harenberg,
    In: Kleine Monumenten Reeks, Kastelen rond Zutphen II,
    De Walburg Pers, Zutphen, 1988.
  11. De bouwplaats Sinderen, ADW,
    De Reklame/Wischpost.
  12. De Heraut Gelre, het middeleeuwse herautwezen en de Gelderse adel in de Codex Gelre, Marinus Flokstra en Ralf G. Jahn,
    In: Gelre – Geldern – Gelderland, Geschiedenis en cultuur van het hertogdom Gelre, deel 1,
    Verlag des Historischen Vereins für Geldern und Umgegend, Geldern, 2001.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende I des Wonnesdages veur sunte Johannus Chrysostomos dach, dat was op ten twaalfden dach der maent van Septembris.