Search

Gijsbert IV van Bronckhorst (1290-1315)

Heer van Bronckhorst

Ambtman en drost

Noot 1

De eerste vermelding van Gijsbert IV Ψ stamt uit 1283, wanneer hij in een oorkonde ambtman in Vechta wordt genoemd. Tussen 1290 en 1294 volgt hij zijn vader Willem II Ψ op als heer van Bronckhorst. In 1294 geeft hij als heer van Bronckhorst de hof te Halle in erfpacht aan de abdij Werden.

In de jaren erna getuigt hij voor Dirk Doys van Bylant (1294), is hij borg voor bisschop Jan van Utrecht (1295), getuigt hij voor Gerard van Mourik (1297) en voor Jan van Beusinchem (1312).
Gijsbert IV wordt alleen heer van Bronckhorst, maar nooit heer van Rekem genoemd. Zijn zoon draagt wel beide titels, zodat aangenomen kan worden dat Gijsbert IV ook heer van Rekem is geweest. In 1300 verkoopt hij drie bunder grond die voor de poort van het klooster in Rekem ligt aan datzelfde klooster.
Gijsbert IV wordt in 1294-1295 drost van Overrijn genoemd. In 1307 treedt Gijsbert IV aan het Gelderse hof op wanneer graaf Reinald I Ψ goederen aan de Duitse Orde geeft.

Ruzie om kasteel Lichtenvoorde

lichtenvoorde-1743
Noot 2

In 1301 blijkt Gijsbert IV betrekkingen te onderhouden met bisschop Lodewijk van Munster, wanneer hij optreedt als getuige. Die dienstbaarheid verloopt niet helemaal naar wens, want op 29 februari 1312 laat de bisschop optekenen dat hij zich neerlegt bij een aanstaande uitspraak van Reinald I inzake de bouw van kasteel Lichtenvoorde. Gijsbert IV beweert dat hij het kasteel op eigen grond bouwt en dat het omringende land Gelders is. Gijsbert IV blijkt ook nog geld te goed te hebben van de bisschop, waarvoor hij enkele Munsterse goederen wederrechtelijk in onderpand heeft genomen. De bisschop meent op zijn beurt dat Gijsbert IV zonder permissie op Munsterse grond bouwt. Hij hoopt door verwarring over de eigendomsrechten van Lichtenvoorde te stichten, van zijn schuld af te komen. Het duurt enkele maanden voordat Reinald I tot een uitspraak komt.
Op 3 mei komen de door Reinald I aangestelde ‘zegslieden‘ tot de beslissing dat de bisschop van Munster zijn schuld moet betalen, over Lichtenvoorde wordt na enkele verdagingen waarschijnlijk nooit uitspraak gedaan. Te vermoeden valt dat de bisschop ook in deze kwestie verloren heeft, want in 1381 draagt Gijsbert van Bronckhorst-Borculo Ψ het kasteel Lichtenvoorde op aan de hertog van Gelre als open huis. Dat is alleen mogelijk wanneer Gijsbert het kasteel in eigen bezit heeft. Kalkwiek vermoedt dat Gijsbert IV de grond van de heer van Borculo heeft aangekocht.

Een Munsterse bruid

Noot 3

Dat Gijsbert IV nauw betrokken is bij het Munsterse land blijkt ook uit de keuze van zijn bruid. Voor 1284 trouwt Gijsbert IV namelijk met Elisabeth van Steinfurt Ψ. Zij is de dochter van Boudewijn II van Steinfurt Ψ en Elisabeth tot Lippe Ψ. De familie Steinfurt zetelt van oudsher in het Munsterse land. Zo is Boudewijn II, behalve graaf van Steinfurt, ook voogd van Borghorst. Na de dood van Gijsbert IV wordt zij abdis van het klooster Hunnepe, waar zij na 1347 zal overlijden.
Gijsbert IV en Elisabeth krijgen drie zonen: Willem (III) Ψ, Boudewijn Ψ en Gijsbert Ψ, bijgenaamd ‘de Oude’. Boudewijn wordt domkanunnik in Utrecht (†26-10-1316). Gijsbert ‘de Oude’ (†1369/71) wordt drost van Zutphen. Hij trouwt ook met een Munsterse dochter, Gertrud van Gemen Ψ, en sticht met haar een zijtak van de omvangrijke Bronckhorster familie.
In 1312 wordt Gijsbert IV voor de laatste keer genoemd. In dat jaar is hij aanwezig bij de bevestiging van Arnhems stadstrechten en vrijheid van de tol in Lobith door Reinald I. Wanneer in 1315 over de geschillen tussen Gijsbert IV en de bisschop van Munster een uitspraak wordt gedaan is Gijsbert overleden. Na zijn dood volgt zijn oudste zoon, Willem III, hem op als heer van Bronckhorst.

Literatuur

  1. GDW I, nr. 89.
    A.P. van Schilfgaarde, De heren en graven van Bronkhorst, In: De Nederlandsche Leeuw, Jg. LXXIV, nr. 3, 1957, kolom 68.
    H. Vermeulen, Het geslacht Van Bronckhorst en de boedelscheiding van 26 oktober 1328, In: De Nederlandsche Leeuw, Jg. CXXIII, nr. 3-4, 2006, kolom 110, 115.
  2. GDW I, nr. 128, 130.
    H.J. Steenbergen, Het kasteel te Lichtenvoorde, In: Archief, Oudheidkundige Vereniging De Graafschap, Meester Hendrik heuvel Stichting en G.A. van der Lugt Stichting, 1968, p73.
    K.A. Kalkwiek, De hertog en zijn burchten, Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1976, p149, 163 en 184.
    W. Kohl, Das Bistum Münster, In: Germania Sacra Neue Folge – Die Bistümer Der Kirchenprovinz Köln, 37-1, Walter de Gruyter, Berlijn, 1999, p148-149.
    H. Vermeulen, 2006, kolom 110.
  3. GDW I, nr. 133.
    A.P. van Schilfgaarde, 1957, kolom 68, 71, 87-88.
    D. Schwennicke, Europäische Stammtafeln Neue Folge, Band VIII, J.A. Stargadt, Frankfurt, 1980, tafel 82 en 84.
    H. Vermeulen, 2006, kolom 110, 113-114.
    R. Blancke, Op: Karel de Grote, reeks 174, nr. 17-18.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende VI des Sonnedages nae sunte Carolus Borromeo dach, dat was op ten vijfden dach der maent van Novembri.