De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Hendrik I van Borculo (1182-1212)

Heer van Borculo

Van Munster

Noot 1

Vanaf het einde van de twaalfde eeuw treden de elkaar opvolgende heren van Borculo meer voor het voetlicht. Hendrik I Ψ wordt beschouwd als de stamvader van het Borculose huis. Van zijn voorganger is bekend dat hij Werner heet, maar het is onbekend of er een bloedband bestaat met Hendrik I.

Hendrik I komt voor het eerst voor in een Munsterse oorkonde uit 1182, waarin hij als ‘nobilis’ getuigt voor bisschop Herman II van Munster Ψ. Hij is in dat jaar betrokken bij een overeenkomst tussen het klooster Kappenberg en bisdom Munster. Hendrik I verschijnt als eerste in een rijtje lekengetuigen. Na hem volgen ‘ Lubbertus van Beuerne, Suetherus van Alen, Wolfardus van Warenthorp, Thitmarus pincerna, Suetherus de Walegarde, Lubbertus broer van Wolfardi en Rutcherus Scrage‘.
In 1183 is Hendrik I getuige bij de bevestiging over de gracht rondom de domvrijheid van Munster. Hij wordt genoemd na de graven van Bentheim, Katzenelnbogen, de Utrechtse voogd, de graaf van Steinfurt en zijn zoon en de heren van Saltesberg en Waltmanneshusen. Na Hendrik I volgen Walter van Goye Ψ en enkele ministerialen. Het is opvallend dat in deze oorkonde zowel de Utrechtse voogd en graaf Rudolf I van Goor, als een broer van de graaf van Goye optreedt. Vastgesteld worden dat deze Utrechtse vazallen actief zijn in Munster.

Via Dalen

Noot 2

In het register uit 1188 van de graaf Hendrik I van Dalen Ψ wordt Hendrik I genoemd als getuige bij de verdeling van de erfenis van de dominus Wecelenus genaamd Spakebich tussen graaf Hendrik I en Johan I van Ahaus Ψ. Het is niet onmogelijk dat Wecelenus dezelfde is als Werner van Borculo, die dan dominus van Borculo kan zijn geweest.
Mogelijk verband tussen Goor en Borculo.Hier zijn banden met het Goorse gravenhuis te bespeuren, want graaf Hendrik I van Dalen is getrouwd met Regenwiza Ψ, dochter van Wolbert van Diepenheim Ψ en Gisela van Goor Ψ. Bovendien is de als tweede genoemde getuige, Floris van Coeverden (voorheen Vorenborch) Ψ, getrouwd met een onbekende dochter uit het Goorse gravenhuis, zij is weduwe van Ludolf van Groningen (Coeverden) Ψ. Het is niet onmogelijk dat Hendrik I hier getuigt vanwege zijn banden met Goor. Dat Rudolf I van Goor in 1188 niet als getuige optreedt hoeft niet te verwonderen, want hij is mogelijk kort na 1183 overleden en misschien is zijn zoon Rudolf II Ψ dan nog onmondig.

Naar Gelre

Noot 3

Hendrik I is de eerste heer van Borculo die nadrukkelijk een relatie met Gelre opbouwt. Vanaf 1190 richt Hendrik I zijn vizier op Gelre. Hij komt zeven keer voor als getuige van graaf Otto I van Gelre Ψ.
In 1190 begeeft Hendrik I zich onder de aanwezigen wanneer Otto I de stadsrechten van Zutphen bevestigt. Zes jaar later getuigt hij bij het vredesverdrag tussen de Otto I en de hertog van Brabant en staat hij bij de ‘homines tam liberi quam ministeriales’.
In 1200 is Hendrik I in Utrecht te vinden om zaken met betrekking tot het klooster Betlehem te regelen. Hetzelfde jaar is hij medeondertekenaar van het verdrag tussen de graaf van Gelre en de hertog van Brabant en de bisschop van Utrecht. In 1203 ondertekent hij ook een verdrag van Otto I met de hertog van Brabant in Leuven. Er volgen nog twee getuigenissen in 1207 en 1212, waarna Hendrik I in de loop van 1212 is overleden.
Opvallend in al deze Gelderse oorkondes is dat Hendrik I zes maal naast Willem I van Bronckhorst Ψ wordt vermeld. Opvallend is ook dat Willem I de enige heer van Bronckhorst is die een zoon Henricus noemt. Dat doet vermoeden dat Geertruid Ψ naast echtgenote van Willem I misschien een zuster van Hendrik I is?

Kasteel Borculo, anno 1780 (tekening J.S. van Namen).

Speculatieve familiebanden

Noot 4

De naam van de bruid van Hendrik I is niet overgeleverd en het is onduidelijk of hij getrouwd is geweest. Laat staan of hij en zijn onbekende vrouw kinderen hebben gehad. Niettemin heet de volgende heer van Borculo ook Hendrik (II).
Waarom Hendrik I na 1190 zo rigoureus het vizier op Gelre richt, is voer voor speculatie. Hendrik I is niet de enige Munsterse edelman die in Gelre te vinden is, ook de graven van Dalen en Lohn en de heren van Steinfurt en Ahaus zijn in Gelre te vinden. Dat de graven van Lohn en Dalen (een zijtak uit Calvelage-Ravensberg) hier te vinden zijn is misschien verklaarbaar uit het feit dat beide huizen dezelfde stamvader, en dus belangen, delen: Herman II ‘van Westfalen’ Ψ. Om hieruit af te leiden dat de heren van Steinfurt, Ahaus en Borculo eveneens deze voorvader delen is voorbarig. Er zijn meer stukjes nodig om de rand van deze complexe puzzel te leggen.
Een voorzichtige conclusie mag zijn dat Hendrik I in ieder geval in een adem wordt genoemd met een hoge kring van Munsterse en Gelderse edelen, waarbij vooralsnog de verbindingen met Goor opvallen.

Literatuur

  1. WUB II, R2124, R2132, C430 en C432.
    J. de Groot, Het geslacht Borculo, In: De Nederlandsche Leeuw, jaargang LIII, nr. 8, 1935, kolom 229-230.
    P.G.F. Vermast, De Heeren van Goye, In: De Nederlandsche Leeuw, jaargang LXVI, nr. 9-10, 1949, kolom 313.
    “Wij vragen ons af, of het bloote feit, dat in een eng tijdvak van 6 jaren twee malen bovengenoemde Heeren als getuigen in die buurt vermeld worden, voldoende grond geeft om af te leiden, dat ook dáár in dat spaarzaam vermelde Geldersche Gooi, nu òòk een aanzienlijk geslacht, eveneens nobiles en Graven van Goye gebloeid zou hebben, maar dat zijn naam aan die Geldersche curtis zou ontleend hebben en dat bovendien dezelfde voornamen zou dragen als bij de Utrechtse dynasten van Goye gebruikelijk was. Dat zou een toevalligheid zijn zóó groot, dat wij niet aarzelen deze conceptie buiten de grenzen der redelijkheid te plaatsen. Zij is deswege voor ons onaanvaardbaar.”
    D. Schwennicke
    , Europäische Stammtafeln Neue Folge, Band VIII, J.A. Stargardt, Frankfurt, 1980, tafel 79.
  2. J. de Groot, 1935, kolom 229.
    J. de Groot, Nieuwe gezichtspunten aangaande den oorsprong van het geslacht de Vos van Steenwijk, In: De Nederlandsche Leeuw, jaargang LV, nr. 11, 1937, kolom 389.
    A.J. Maris, Van voogdij tot maarschalkambt, Boekhandel H. de Vroede, Utrecht, 1954, p39.
    D. Schwennicke, 1980, tafel 45a.
  3. J. de Groot, 1935, kolom 229-230.
    A.P. van Schilfgaarde, De heren en graven van Bronckhorst, In: De Nederlandsche Leeuw, jaargang LXXIV, nr. 3, 1957, kolom 67.
  4. J. de Groot, 1935, kolom 229.
    J. Prinz, Das Territorium des Bistums Osnabrück, Studien und Vorarbeiten zum Historischen Atlas Niedersachsens, 15. heft, Wenner, Osnabruck 1973, p100.
    D. Schwennicke, 1980, tafel 45a.
    K.H. Schreiber, Mittelalterliche Genealogie im Deutschen Reich bis zum Ende der Staufer, Balduine – Grafen von Hennegau/Flandern/Lateinische Kaiser, Gerhard I. von Hennegau.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende V des Wonnesdages op sunte Johannes I dach, dat was op ten achtsten ende tienden dach der maent van Maii.