Heer van Borculo
Een verlegen heer
Zo vaak vader Hendrik III Ψ in de bronnen voorkomt, zo teleurstellend weinig komt Hendrik IV Ψ voor het voetlicht. Enerzijds is dit te wijten aan het feit dat zijn jongere broer Reinald I Ψ het burggraafschap van Coevorden erft en anderzijds aan de omstandigheid dat Hendrik IV ‘slechts’ de helft van de regeerperiode van zijn vader gegeven is.
Hoe het ook zij, in de jaren die Hendrik IV als heer van Borculo optreedt, komt hij slechts enkele keren in de bronnen voor. Met het verscheiden van Hendrik III boet het huis Borculo duidelijk aan impact in.
Van goede komaf
Hendrik IV wordt geboren als tweede of derde kind van Hendrik III en Agnes ‘van Trankeel’ Ψ. Een zuster en een broer zijn hem waarschijnlijk voorgegaan. Opvallend in de literatuur is dat Godfried Ψ als oudere broer van Hendrik IV voorkomt. Godfried wordt in de bronnen vermeld als proost van Zutphen, meestal zijn het de jongere zonen die een geestelijke carrière nastreven. De Groot sluit niet uit dat Hendrik IV de oudste zoon is.
Al in 1261 besluiten hun ouders dat Hendrik IV en Jutta van Wisch Ψ voor elkaar zijn voorbestemd. Als borgen treden Hendrik II, graaf van Dalen Ψ, Rixhold van Ochten, Willem van Vorden Ψ en diens zoon Steven, Engelbert Wolf en Herman van Bredevoort op. Voor 1283 komt het inderdaad tot een huwelijk, want in dat jaar noemt Jutta zich ‘uxor domini Heine de Borchlo‘. Samen krijgen zij vier kinderen; Elisabeth Ψ, Hendrik (V) Ψ, Johan Ψ en Ludolf Ψ. De laatstgenoemde kan ook een zoon van Hendrik III zijn.
Wanneer zijn vader in 1288 sneuvelt in de slag bij Woeringen is Hendrik IV plotsklaps heer van Borculo.
In de schaduw van zijn vader
Al tijdens het leven van zijn vader komt Hendrik IV in de bronnen voor. In 1284 is Hendrik IV getuige bij Gerhard Mensinge en de inwoners van Zuidlaren met betrekking tot betaling van de tienden.
In hetzelfde jaar treedt hij op als getuige bij de verzoening tussen Simon van der Lippe met aartsbisschop Siegfried van Keulen. Hendrik IV staat hierbij tussen de ridders genoemd.
De grote afwezige
Na de dood van zijn vader komt Hendrik IV slechts enkele keren vaker in bronnen voor. Hendrik IV laat de eerste de beste kans om zich onder de groten van de Achterhoek te mengen aan zich voorbij gaan. Hij is de grote afwezige wanneer graaf Reinald I van Gelre Ψ in 1291 zijn graafschap aan Vlaanderen moet verpanden.
In 1292 en 1294 is Hendrik IV betrokken bij de schenking en ruil van ministerialen met respectievelijk graaf Willem van Dalen Ψ en Boudewijn II van Steinfurt Ψ.
In 1296 staat Hendrik IV onder de getuigen voor Sweder II van Voorst Ψ vermeld. Sweder staat voor duizend mark sterling borg voor graaf Reinald I van Gelre, tegenover de bisschop van Utrecht. Dat is niet zo vreemd, want Hendrik IV is via de grafelijke familie Van Lohn een neef van Sweder van Voorst. Het is een van de weinige keren dat Hendrik IV er blijk van geeft bij staatszaken betrokken te zijn.
De volgende melding van Hendrik IV’s activiteiten betreffen geen zaken van staatsbelang. Op 19 augustus 1296 is Hendrik IV betrokkene, wanneer Gertrud, echtgenote van Godschalk van Markvelde, met haar zoons afstand doet van het vruchtgebruik van Sunderhuis in Vorchten.
De laatste loodjes
In 1300 is Hendrik IV samen met zijn broer Reinald I, burggraaf op Coeverden, betrokken bij de hernieuwing van de stadsrechten en priviléges van Oldenzaal. Waarschijnlijk is Hendrik IV in of kort na dit optreden overleden. Zijn zoon Hendrik V is dan waarschijnlijk nog te jong om als heer op te treden, zodat zijn oom Godfried Ψ de honneurs waar zal nemen.
Literatuur
- J. de Groot, Het geslacht Borculo, In: De Nederlandsche Leeuw, jaargang LIII, nr. 9 en 11, 1935, kolom 270, 325.
D. Schwennicke, Europäische Stammtafeln Neue Folge, Band VIII, J.A. Stargardt, Frankfurt, 1980, tafel 79. - W.A. Beelaerts van Blokland, De eerste generatiën van het geslacht van Coeverden, In: De Nederlandsche Leeuw, jaargang XXXVI, nr. 1, 1918, kolom 19.
J.S. van Veen, Bijdragen tot de geschiedenis van Borculo, In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XXV, S. Gouda Quint, Arnhem, 1918, p4.
A.H. Martens van Sevenhoven, Bijdrage tot de geschiedenis van de heeren en de heerlijkheid van Wisch, In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XXXIII, S. Gouda Quint, Arnhem, 1930, p83-84.
J. de Groot, 1935, kolom 270-271, 324-326, 330.
D. Schwennicke, 1980, tafel 79.
J. Harenberg, Verdwenen kastelen: het hof te Borculo, In: Den Schaorpaol, jaargang 13, nr. 4, 1992, p13.
B. te Vaarwerk, Kwamen de heren van Borculo uit Eibergen?, In: Kleine Reeks, nr. 3, Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo, Kousman B.V., Borculo, 1995, p37. - J. de Groot, 1935, kolom 325-326.
- I.A. Nijhof, Gedenkwaardigheden, deel I, nr. 47.
J. de Groot, 1935, kolom 326.
D. Schwennicke, 1980, tafel Lohn/Voorst?. - J. de Groot, 1935, kolom 326.
Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende V des Saterdages op sunte Pontianus dach, dat was op ten derde ende tienden dach der maent van Augustii.