De Graafschap in de Middeleeuwen

Zoek

Heren van Baer (1212-1356)

Huis Rheden

Mogelijke oorsprong

De bannerij van Baer, ook wel Baar, Bare of Bahr gespeld, ligt ten oosten van de IJssel in de Liemers. De eerste adellijke heren van Baer noemen zich oorspronkelijk Van Rheden. Slichtenhorst vermeld een zekere Bartolome[us] van Baer die in 1190 zou zijn voorgekomen. Het is verdacht dat deze zich wel naar Baer zou hebben genoemd.
De heren van Heerde (Heerdt, Herde) en die van Lathum (Latem, Lathem) zijn nauw verwant aan deze familie.
In het aloude rijmpje over de bannerheren figureren de heren van Baer als oudste geslacht.

  Oorspronkelijk bezit

Wapen van de heren van Baer.

Het geslacht Baer komt in 1212 naar voren in de geschiedenis als een zekere Frederic van Rheden in enkele oorkondes wordt genoemd. De heren van Baer bezitten oorspronkelijk een gebied dat zich uitstrekt van Rheden en Westervoort tot Dieren, aan weerszijden van de IJssel. Het grootste deel van hun goed ligt op de Veluwe, dat zij rechtstreeks in leen houden van de bisschop van Utrecht. Het Veluwse deel bestaat onder andere uit Velp en half Oosterbeek. Verder bezitten zij het kasteel Vrinenstein en jurisdictie in het Over-Betuwse Driel. De bannerheren van Baer verschijnen voortdurend aan de zijde van andere grote Gelderse heren, zoals Bronckhorst, Bergh, Borculo, Batenburg e.a. Zij zijn in het begin van de twaalfde eeuw geduchte concurrenten van de graven van Gelre en Zutphen.

Heraldiek

Wapen van de heren van Baer (Codex Gelre folio 88v).

Het wapen van de heren van Baer, in goud een rode schuinbalk, komt vanaf de dertiende eeuw alleen in gebroken vorm voor. Verwonderlijk is dit niet, want een gebroken wapen staat voor een jongere tak der heren. In de veertiende eeuw verdwijnt de breuk. Dit wapen komt nog bij drie gemeenten voor; Rheden, Angerlo en Renkum.
Soms gebruiken jongere takken een letter van hun voornaam in het wapen om zich te onderscheiden, bijvoorbeeeld de ‘F’ van Frederic, of ‘H’ van Hendrik. Eind veertiende eeuw is het helmteken van de heren van Baer in het wapenboek van de Heraut van Gelre een brakkekop.

Frederic I van Rheden Ψ, 1212-1232

Frederic I van Rheden is de oudst bekende heer van Baer. Hij woont in Rheden, aan de westoever van de IJssel. Hij wordt in 1212 genoemd als ridder wanneer hij getuigt bij een rechtszaak in Eschede. In 1225 en 1226 treedt hij op als scheidsrechter en borg. In 1231 wordt Frederic I genoemd als raad van graaf Otto II van Gelre Ψ, maar er zijn twijfels over de echtheid van deze oorkonde.
Van de naam Baer bedient Frederic I zich nog niet; blijkbaar is dat goed dan nog niet erg voornaam of nog niet afgesplitst. Frederic I krijgt drie zonen: Arnold, Frederic (II) en Gerhard. De drie broers komen in menig oorkonde voor als de ‘fratres de Reden’. Bijvoorbeeld als getuigen bij de verlening van stadsrechten aan Harderwijk, Arnhem en Doesburg.

Arnold van Rheden Ψ, 1232-12??

Onduidelijk is wie van de broers zich nu heer van Baer mag noemen. Misschien zijn ze het alle drie tegelijkertijd of volgen ze elkaar op als Arnold en Frederic II zonder nageslacht blijven. Arnold wordt als eerste in de oorkonden genoemd en verdwijnt ook als eerste. Aangenomen wordt dat hij de oudste van de broers is. In 1236 getuigt hij bij de bevestiging van giften door Evert I van Heekeren Ψ aan het klooster Betlehem door graaf Otto II van Gelre. In 1243 is hij borg voor de graaf van Gelre bij diens koop van goederen van de graaf Van Der Mark. Arnold heeft geen bekend nageslacht.

Frederic II van Rheden Ψ, 12??-12??

Frederic II komt in 1237 alleen in een oorkonde voor als hij getuigt bij een overeenkomst tussen graaf Otto II van Gelre en Hendrik van den Bergh Ψ betreffende de advocatie van Emmerik. In 1260 is hij samen met zijn (jongere?) broer Gerhard borg bij de huwelijkse voorwaarden door graaf Otto II van Gelre en de graaf van Kleef. In 1261 getuigt hij wederom met broer Gerhard aan de zijde van Wisch bij de huwelijkse voorwaarden door Hendrik III van Borculo Ψ en Dirk I van Wisch Ψ. Frederic II laat geen kinderen na.

Gerhard van Rheden Ψ, 12??-1272

Gerhard is misschien de jongste van de drie broers. Hij komt voor het eerst alleen voor in een oorkonde in 1254 en als laatste in 1266. In 1265 is hij scheidsrechter bij een geschil tussen graaf Otto II van Gelre en de bisschop van Utrecht. In 1266 is hij door de graaf van Gelre afgevaardigd om bij een overeenkomst tussen Harderwijk en het kapittel van Sint-Marie aanwezig te zijn. Gerhard krijgt één zoon: Frederic (III).

Kasteel Baer in 1404 door W. Angerlo (18de eeuw).

Frederic III van Rheden van Baer Ψ, 1272-1293

Frederic III is de eerste die zich tooit met de naam van Rheden en Baer. Hij vestigt zich in het kasteel Baer dat aan de overzijde van de IJssel ligt en noemt zich voortaan heer van Baer.
Op 12 september 1272 wordt hij als dienstliedenrichter van de graaf van Gelre genoemd. Frederic II is een strijdvaardig heerschap, want in 1280 verdrijft hij  Hendric van Doorenwerd uit diens kasteel (Doorwerth): ‘… ende met bernen en toe-tasten quadt huys gehouden’.
In de slag bij Woeringen (1288) strijdt Frederic III aan de zijde van de graaf Reinald I van Gelre Ψ. De Brabantse dichter Jan van Heelu verhaalt in zijn verzen dat Frederic III gevangen wordt genomen door de Brabantse hertog. Overigens samen met vele andere Gelderse edelen. In 1290 is Frederic III getuige bij de verpanding van Gelre door graaf Reinald I ten behoeve van zijn schoonvader Guido III van Vlaanderen Ψ.
Frederic III trouwt wellicht met een dochter Ψ van Dirk I van Wisch en zij krijgen vijf zonen: Frederic (IV), Arnold Ψ, Gerard ΨDirk Ψ en Palich Ψ.

Frederic IV van Rheden van Baer Ψ, 1293-1323

De volgende heer van Baer is Frederic IV. In 1305 krijgt hij een schuldbekentenis van een lening door de stad Arnhem. In 1307 getuigt hij bij een schenking van graaf Reinald I van Gelre aan het hospitaal van Sint-Jan te Arnhem. Van Frederic IV zijn zeven kinderen bekend: van wie vijf zonen en twee dochters: Johan, Hendrik Ψ, Evert Ψ, Hendrik Ψ, Frederic Ψ, Margaretha Ψ en Elisabeth Ψ genaamd.

Johan van Baer Ψ, 1323-1342

Onbekende heer van Baer (18de eeuwse afbeelding).

Johan (of Jan) van Baer wordt geboren in 1275 en erft in 1323 van zijn vader het goed Baer. Zijn broer Hendrik erft in 1338 Lathum, zodat dit goed in een jongere tak van de familie Baer terechtkomt.
Johan is een van de raden van Reinald II van Gelre Ψ. In 1322 is hij borg voor Hendrik I van Wisch Ψ bij diens geldlening aan de aartsbisschop van Keulen. Twee jaar later is hij raad van Reinald II van Gelre als deze belooft Zutphen in zijn rechten te bevestigen en als getuige in 1327 als dit daadwerkelijk gebeurt.
In 1300 trouwt Johan met Richardis van Batenburg Ψ. Uit dit huwelijk komen drie kinderen voort: Frederic (V), Margaretha Ψ en Elisabeth Ψ. Margaretha trouwt met Dirk van Zuylen Ψ en Elisabeth in 1354 met graaf Diederik V van Meurs Ψ. Later trouwt Johan een tweede maal, nu met Ermgardis van Westerburg Ψ, die hem de heerlijkheid van dezelfde naam aanbrengt. Uit dit tweede huwelijk komen geen kinderen voort.

Frederic V van Baer Ψ, 1342-1356

Frederic V wordt geboren in 1300 en is de enige zoon van Johan. Hij verkoopt in 1342 Velp (met Rozendael) en Oosterbeek met ‘onser hoeve, lude, marke, houtgerichte, vischerien in der Ysselen ende alle andere onse erfnisse’ uitgezonderd de kerkgift die hij van de bisschop van Utrecht in leen houdt aan de hertog van Gelre. Getuigen hierbij zijn onder anderen Gijsbert V van Bronckhorst Ψ, zijn oom Hendrik van Lathum en zijn neef Arnd van Lathum Ψ.
In 1344 is hij borg voor hertog Reinald III van Gelre Ψ als deze geld leent van Jan van Wisch Ψ. In 1348 wordt hij tot raad van hertog Reinald III aangesteld. Frederic V trouwt in 1349 met Cunegonde van Meurs Ψ. Dit paar krijgt geen kinderen.

Deelname aan de partijenstrijd

Elisabeth van Baer (18de eeuwse afbeelding).

In 1350 verbindt Frederic V zich met Frederik van Meurs en Gijsbert V van Bronckhorst tegen de partij van de Heekerens. Het zijn de jaren dat de broedertwist tussen hertog Reinald III van Gelre en zijn jongere broer Eduard Ψ uitbreekt, bekend als de partijenstrijd tussen de Bronckhorsten en de Heekeren. Frederic V behoort tot de edelen die onder aanvoering van Gijsbert V van Bronckhorst Eduard steunen.
In 1355 krijgt Frederic V van Eduard de belofte dat hij schadeloos gesteld zal worden voor het verbranden van het huis te Lathum. Oom Hendrik van Lathum stelt hem hiervoor aansprakelijk. Oom Hendrik hoort blijkbaar tot de partij van hertog Reinald III. Het komt vaker voor dat de partijenstrijd dwars door families heen loopt, met alle gevolgen vandien.

Gesneuveld op de Vrijenberg

In een poging om steun te verwerven verleent hertog Reinald III de horigen van de Veluwe de vrijheid. De vrijen vormen bendes en houden flink huis in de dorpen langs de Veluwe. De heren van Bronckhorst en Baer trekken met een leger ten strijde. Ze treffen de bendes op 19 juni 1356 bij de Vrijenberg bij Loenen. De vrijen worden gesteund door Van Heekeren. De strijd is bitter en aan beide zijden worden grote verliezen geleden. De troepen van Bronckhorst en Baer winnen uiteindelijk, maar Frederic V betaalt een hoge tol. Hij sterft op het slagveld en zonder nazaten sterft ook zijn geslacht uit.
De erfenis komt terecht bij zijn zuster Elisabeth, maar zus Margaretha is het daarmee niet eens. De eega van Elisabeth Diederik V, graaf van Meurs, is een heerschap waarmee niet te spotten valt. Deze zal de zaak in Elisabeth’s voordeel beslechten.

Literatuur

  1. Wapenboek der Ridders van de Duitse Orde, mr. W.J. baron D’Ablaing van Giessenburg,
    C. van Doorn en zoon, ‘s-Gravenhage, 1871.
  2. Wapenboek van den Nederlandschen Adel, J.B. Rietstap,
    J.B. Wolters, Groningen, 1887.
  3. De wapens van den tegenwoordigen en den vroegeren Nederlandschen Adel, J.B. Rietstap,
    J.B. Wolters, Groningen, 1890.
  4. Geldersche Kasteelen, historie-oudheidkunde-genealogie, H.M. Werner,
    S. Gouda Quint, Arnhem, 1906.
  5. Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen, Jonkvrouwe Dr. J.M. van Winter,
    S. Gouda Quint – D. Brouwer en zoon, Arnhem, 1962.
  6. Bijdrage tot een genealogie van het geslacht Van Rheden/Van Baer en het geslacht van Lathum tot circa 1400, Drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije,
    In: Herziene uitgave van het artikel in Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel LXIV, 1971.
  7. Geschiedenis Baer en Lathum, Drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel LXV, 1972.
  8. Bahr en Lathum, A.G. van Dalen,
    De Liemers No. 36,
    Uitgeverij “Liemers Lantaern”, Zevenaar, 1975.
  9. Gemeentewapens, Jaarboek Achterhoek en Liemers, diverse auteurs,
    De Walburg Pers, Zutphen, 1982.
  10. Heraldiek, bronnen, symbolen en betekenis, Ottfried Neubecker e.a.,
    Atrium, Alphen aan de Rijn, 1988.
  11. Familiewapens, oorsprong en betekenis, Roelof Vennik,
    Wilkerdon, Rotterdam, 1988.
  12. De Stoute Bisschop (Brabantse geslacht van Baar), G.A.C.H.M. van Baar,
    CIP-gegevens Koninklijke Bibliotheek ‘s-Gravenhage, ISBN 90-9005509-6.
  13. Het Hof van Gelre, Cultuur ten tijde van de hertogen uit het Gulikse en Egmondse huis (1371-1473), Gerard Nijsten,
    Kok Agora, Kampen, 1993.
  14. Drostambt en schoutambt – De Gelderse ambstorganisatie in het kwartier van Zutphen (ca. 1200-1543), Jan Kuys,
    Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1994.
  15. Wapens van de Nederlanden, Hubert de Vries,
    Uitgeverij Jan Mets, Amsterdam, 1995.
  16. De Heraut Gelre, het middeleeuwse herautwezen en de Gelderse adel in de Codex Gelre, Marinus Flokstra en Ralf G. Jahn,
    In: Gelre – Geldern – Gelderland, Geschiedenis en cultuur van het hertogdom Gelre, deel 1,
    Verlag des Historischen Vereins für Geldern und Umgegend, Geldern, 2001.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM des Sonnedages op sunte Bernardus dach, dat was op ten twintigsten dach der maent van Augusti.