De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Heren van Bredevoort

1388-1534

Hendrik III van Gemen Ψ

Wapen van de heren van Gemen.

Op 14 november 1388 worden huis en ambt Bredevoort aan ridder Hendrik III van Gemen voor drieduizend oude gouden schilden verpand. Hendrik III van Gemen is een trouwe aanvoerder, raadgever en geldschieter van hertog Willem VII van Gulik Ψ.
Hendrik III krijgt een jaargeld van tweehonderd schilden en hij mag voor vijfhonderd schilden het kasteel vertimmeren. Op 16 november wordt het pandbedrag verhoogt tot 10.074 Hollandse guldens. De heer van Gemen moet wel te allen tijde open huis voor de graaf houden. Naast het kasteel en het goed Bredevoort is er ook sprake van een stad Bredevoort.
Hendrik III van Gemen trouwt met de weduwe van Hendrik II van Wisch Ψ, Catharina van Bronckhorst Ψ. Hiermee raakt hij verwant aan de Gelderse adel.

Meer bezittingen rond Bredevoort

Hendrik III van Gemen verkrijgt naast Bredevoort meer bezittingen. In 1402 wordt hij beleend met de goederen Eppyngh, Syking, Hoeckingh en Roesselingh ‘wie met heuren tobehoren gelegen sijn, ende wind, den molenstede ende dat alinghe gemael van den tween dorpen Aelten ende Winterswick, in den lande van Bredevoort gelegen‘. In het Dinxperlose deel van Bredevoort blijft de heer van Anholt de baas.
De heer van Gemen wordt door de bisschop van Munster als ambtman aangesteld over de steden Borken, Vreden, Ramsdorf en Lohn. Ook de burcht Oeding krijgt hij in pand. Zijn rol als geldschieter levert hem een mooi aaneengesloten gebied op, dat bijna het oude graafschap Lohn beslaat. In dit gebied dienen de burchten Bredevoort, Gemen en Oeding ter controle van het omringende land.

Goede banden met Gelre

Als hertog Willem VII in 1402 overlijdt en opgevolgd wordt door zijn broer Reinald IV Ψ blijft de band van Gelre met Gemen bestaan. Hendrik III treedt nog diverse malen op als getuige bij belangrijke gebeurtenissen. Helemaal vrij van oorlogsgeweld blijft Bredevoort in die tijd niet. In 1402 zweert een zekere Johan Wassink aan de hertog van Gelre en de heer van Gemen dat hij een eind aan de strijd maakt en dat hij ambt Bredevoort en heerlijkheid Gemen geen schade meer zal toebrengen. In 1420 wordt het pandschap van Hendrik III nogmaals bevestigd. Hendrik III overlijdt in 1424 en wordt hij opgevolgd door zijn zoon Johan II.

Johan II van Gemen Ψ

Johan II zet vanaf 1424 de politiek van zijn vader voort. Hij weet de heerlijkheid Gemen te vergroten. Johan II wordt opgevolgd door zijn zoon Hendrik (IV).

Hendrik IV van Gemen Ψ

Hendrik IV overlijdt in 1492. Hij laat twee dochters na: Catharina Ψ en Cordula Ψ.
Catharina is getrouwd met graaf Arnoud van Bentheim-Steinfurt Ψ. Cordula heeft haar eerste echtgenoot erfmaarschalk Gozewijn Stecke Ψ, overleefd en is voor de tweede maal getrouwd met Johan van Holstein-Schaumburg Ψ. Dit laatste huwelijk is niet gelukkig, de bijnaam van Johan is niet voor niets ‘de stijve’. Het Gemense gebied wordt tussen beide dochters verdeeld en gaat naar dat van hun echtgenoten. Het pandschap Bredevoort gaat hierbij naar de zoon van Arnoud, Everwijn geheten

Everwijn van Bentheim-Steinfurt Ψ

In een geheim verdrag uit 1493 blijft het Gemense gebied als politieke eenheid bestaan. Als in 1513 stijve Johan sterft, kan Bredevoort het met de erfgenamen van Johan niet eens worden en wordt het Bredevoortse gebied afgescheiden van de heerlijkheid Gemen. De zoon van Everwijn, Arend, erft vervolgens de gehele heerlijkheid.

Arend van Bentheim-Steinfurt Ψ

Graaf Arend van Bentheim-Steinfurt, in 1497 geboren als een zoon van Everwijn, wordt de nieuwe heer van Bredevoort. De banden met Gelre zijn aan het begin van de zestiende eeuw niet meer zo hecht als in de tijd van Hendrik III van Gemen.
In 1520 schrijft graaf Arend een boze brief aan de hertog Karel van Gelre Ψ. Er zijn inwoners van Bredevoort naar Groenlo gebracht onder verdenking van doodslag van een knecht van hertog Karel van Gelre. Graaf Arend stelt in zijn brief dat hij of zijn ambtman Evert van Lintelo in deze zaak recht moet spreken. Hierbij maakt Arend de fout ervan uit te gaan dat Bredevoort eigen grondgebied is en hij noemt het ‘unse herlichheyt‘. Deze misser of onwetendheid valt helemaal verkeerd bij de hertog van Gelre. Een paar weken later stuurt de hertog een korte brief waarin hij stelt dat Bredevoort bij de graafschap Zutphen hoort en aan de voorouders van Arend in pand is gegeven. Ook stuurt de hertog Berend van Hackfort Ψ naar Bredevoort om Arend goed in te peperen hoe de verhoudingen liggen. Dit incident is de aanleiding voor hertog Karel om de pandschap na anderhalve eeuw in te lossen. Graaf Arend krijgt een jaarrente die voor 8.000 gouden Rijnse guldens kan worden ingelost. Daarnaast wordt een schuldbekentenis van 4.000 gouden guldens opnieuw erkend.
Bredevoort komt nu onder het beheer van opeenvolgende drosten te staan. De eerste, Jacob ten Starte, is een heel strenge ambtenaar. Hij zal tot aan zijn dood 1534 namens de hertog de scepter over Bredevoort zwaaien.

Literatuur

  1. Alle de XIV boeken van de Geldersse geschiedenissen, Arend van Slichtenhorst,
    Jacob van Biesen, Arnhem, 1659.
  2. Acten betreffende Gelre en Zutphen 1107-1415, P.N. van Doorninck en Dr. J.S. van Veen,
    Gebrs. Van Brederode, Haarlem, 1908.
  3. De stedebouwkundige ontwikkeling in Nederland, Dr. Ir. W.B. Kloos,
    Allert de Lange, Amsterdam, 1947.
  4. De opkomst van Zutphen, Willem de Vries,
    Van Gorcum & Comp. N.V., Assen, 1960.
  5. Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen, Jonkvrouwe Dr. J.M. van Winter,
    S. Gouda Quint – D. Brouwer en zoon, Arnhem, 1962.
  6. De historie van het oude Gelre onder eigen vorsten, G. Prop,
    W.J. Thieme & Cie., Zutphen, 1963.
  7. Bloemlezing uit de historie der gemeenten Aalten, Dinxperlo en Wisch, D.W. Kobes,
    Fa. Gebr. De Boer, Aalten, 1966.
  8. De Middeleeuwse Stad, Prof. dr. W. Jappe Alberts,
    Fibula-van Dishoeck, Bussum, 1968.
  9. Stad en platteland in de Middeleeuwen, Prof. dr. David Nicholas,
    Fibula – van Dishoeck, Bussum, 1971.
  10. Het einde van de horigheid in Twente en Oost-Gelderland 1795-1850, P.G. Aalbers,
    De Walburg Pers, Zutphen, 1979.
  11. Geschiedenis van Gelderland van de vroegste tijden tot het einde der Middeleeuwen, Dr. W. Jappe Alberts,
    N.V. Martinus Nijhoff’s Boekhandel en Uitgeversmaatschappij, ‘s-Gravenhage, 1966.
  12. Gemeentewapens, Jaarboek Achterhoek en Liemers, diverse auteurs,
    De Walburg Pers, Zutphen, 1982.
  13. Tweeduizend jaar geschiedenis van Gelderland, Klaas Jansma en Meindet Schoor,
    Uitgeverij Inter-Combi van Seijen, Leeuwarden, 1986.
  14. Heraldiek, bronnen, symbolen en betekenis, Ottfried Neubecker e.a.,
    Atrium, Alphen aan de Rijn, 1988.
  15. Familiewapens, oorsprong en betekenis, Roelof Vennik,
    Wilkerdon, Rotterdam, 1988.
  16. Bredevoort een heerlijkheid, J.F.Th. de Beukelaer e.a.,
    Stichting 800 jaar veste Bredevoort, Bredevoort, 1988.
  17. Met het oog op Silvolde, H.L.J. Kolks en B.J. Dorresteijn e.a.,
    De IJsselstroom, 1988.
  18. Vijftig eeuwen volk langs de IJssel, Willy H. Heitling en Leo Lensen,
    Terra, Zutphen, 1990.
  19. Oorlogen, diverse auteurs,
    In: Ach lieve tijd, deel 10, Uitgeverij Waanders B.V., Zwolle, 1997.
  20. Heraldry of the world, Gemen-Weseke, Ralf Hartemink.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MCM ende XCIX op den vierten Advent.