Huis Keppel
Al vroeg bekend
Het geslacht Keppel is een oude, wijdvertakte familie met vele bezittingen. Het behoort tot de vrije adel en bezit naast allodiale goederen ook goederen die het rechtstreeks van de Duitse keizer in leen heeft ontvangen. Verder wordt het door de graven van Gelre met goederen beleend.
De genealogie van de familie is lastig te ontwarren doordat er ook een wijdvertakt Munsters ministeriaal geslacht Van Keppel van de Nijenborch bestaat, dat ook goederen bezit in De Graafschap.
De eerste heer van Keppel wordt genoemd in een gedicht over de Grimbergse oorlog, die omstreeks 1140 wordt gevoerd. De “vrome, sterke en fiere heer Kepple uit Gelderlant” strijdt aan de zijde van de Brabantse ridder Aernout Grimbergen tegen de nieuw benoemde hertog van Lotharingen.
Wolter I van Keppel Ψ, 1180-1207
Wolter (Wolterus) I wordt beschouwd als de stamvader van het geslacht Keppel. Hij wordt al in 1180 genoemd als hij samen met graaf Hendrik (II) van Gelre Ψ en andere edelen grond schenkt aan het te stichten klooster Betlehem bij Doetinchem. Wolter I wordt in 1182 genoemd als de eigenaar van het goed Verwolde bij Lochem. In 1200 schenkt hij nogmaals goederen aan het pas gestichte klooster Betlehem. In 1203 treedt hij op als borg voor de graaf van Gelre, als deze in handen van de hertog van Brabant is gevallen. Hetzelfde gebeurt nogmaals in 1207.
Derck I van Keppel Ψ, 1207-1227
Derck (Theodericus of Dirk) I treedt in de voetsporen van zijn vader als hij na 1207 goederen aan het klooster Betlehem schenkt. In 1227 overlijdt Derck I in de slag aan de Ane of aan de gevolgen hiervan.
Wolter II van Keppel Ψ, 1227-126?
Wolter II wordt genoemd in 1253 als hij als getuige optreedt voor graaf Otto II. Verder is er niets over hem bekend.
Derck II van Keppel Ψ, 126?-1300
Derck II is de eerste heer van Keppel die in het huisarchief van Keppel voorkomt. Hij draagt het vrije goed Keppel op aan de graaf van Kleef, alhoewel zijn relatie met Reinald I van Gelre Ψ niet slecht is, want hij treedt meermalen als borg op.
Derck II is getrouwd met Beatrix (Beatrijs) van Aeswijn ‘Meurs’ Ψ, een bastaard dochter van – vermoedelijk – graaf Diederik II van Meurs. Deze graaf is waarschijnlijk met een vooralsnog onbekende dochter uit het huis Aeswijn omgegaan. Het gravengeslacht Meurs is niet onbekend in De Graafschap. De heren van Keppel bezitten goederen die later grenzen aan die van Meurs. Het feit dat de heren van Keppel een grafelijke bastaarddochter kunnen trouwen duidt erop dat ook zij van redelijke adellijke afkomst zijn. Derck II en Beatrix krijgen in ieder geval twee zonen, die zij (verrassenderwijs) Wolter (III) en Derck (III) Ψ noemen.
In 1288 vecht Derck II aan Gelderse zijde mee in de slag bij Woeringen. Een held is hij echter niet, want als een van de eersten slaat hij op de vlucht.
In 1290 staat hij borg voor graaf Reinald I van Gelre als deze zijn graafschap moet verpanden. In 1300 treedt hij op als borg voor de graaf van Kleef. Na zijn dood erft Wolter III de Keppelse goederen en Derck III erft Verwolde.
Wolter III van Keppel Ψ, 1300-1330
Wolter III is getrouwd met Jutta van der Sluis (Sluse) Ψ. Zij krijgen geen zonen, maar vruchtbaar is het huwelijk wel. Zij worden gezegend met maar liefst acht dochters, waarvan de oudste Beatrix (Beatrijs) Ψ wordt gedoopt. Vrijwel alle dochters worden naar een huwelijk gebracht. Erfdochter Beatrix trouwt in 1330 net voor het overlijden van haar vader met Roderic I van Voorst Ψ, een van naam onbekende dochter trouwt vermoedelijk met Dirk II van Wisch Ψ, Agnes Ψ met Johan van Lynden Ψ, Ermgard Ψ met Dirk III van Lynden Ψ, Arnolda Ψ met Willem van Isendoorn Ψ, Elisabeth Ψ met Willem van Doornick Ψ en Ludgard Ψ met Gijsbert van Bronckhorst ‘de Jonge’ Ψ. Johanna is de enige ongehuwde dochter.
In 1312 raakt Wolter betrokken in een gewapend conflict met Otto van Bylant Ψ en Borre van Doornik, waarin hij wordt bijgestaan door graaf Reinald I van Gelre. Wolter III lijkt aanvankelijk op goede voet te staan met Reinald I. Hij valt Reinald I af als diens zoon Reinald II Ψ zich tegen zijn vader gaat verzetten.
In 1313 treedt Wolter III als getuige op. In 1316 wordt hij als raadsvriend genoemd en in 1318 wordt hij leenman van Gelre in Overrijn. Na opnieuw een getuigenis in 1324 wordt hij in dat jaar samen met zijn broer Derck III als raadslid genoemd. Wolter III staat ook op goede voet met de Utrechtse bisschop, want hij wordt in 1327 als schout van Salland belast met het bestuur van een gedeelte van het Oversticht.
De goede relatie met Utrecht is in 1330 voorbij, want Wolter III verklaart samen met andere Sallandse edelen de oorlog aan de bisschop. Als Wolter III in datzelfde jaar komt te overlijden sterft het geslacht Keppel met hem. De heerlijkheid gaat naar de oudste dochter Beatrix, zodat deze in het geslacht Voorst terecht komt. Deze heren gaan zich voortaan Van Voorst en Keppel noemen.
Literatuur
- J. Harenberg, Kastelen en landhuizen rond Lochem, Walburg Pers, Zutphen, 1989, p48.
- Wapenboek der Ridders van de Duitse Orde, mr. W.J. baron D’Ablaing van Giessenburg,
C. van Doorn en zoon, ‘s-Gravenhage, 1871. - Wapenboek van den Nederlandschen Adel, J.B. Rietstap,
J.B. Wolters, Groningen, 1887. - De wapens van den tegenwoordigen en den vroegeren Nederlandschen Adel, J.B. Rietstap,
J.B. Wolters, Groningen, 1890. - Gelderse kastelen, Evert Zandstra,
Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1958. - Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen, Jonkvrouwe Dr. J.M. van Winter,
S. Gouda Quint – D. Brouwer en zoon, Arnhem, 1962. - Middeleeuwse kastelen van Gelderland, F.M. Eliëns en J. Harenberg,
Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk, 1984. - Kastelen in Oost-Gelderland, Jan Harenberg,
Walburg Pers, Zutphen, 1993. - Drostambt en schoutambt – De Gelderse ambstorganisatie in het kwartier van Zutphen (ca. 1200-1543), Jan Kuys,
Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1994. - 1000 jaar kastelen in Nederland, H.L. Janssen, J.M.M. Kylstra-Wielinga, B. Olde Meierink (redactie),
Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 1996. - Kasteel Keppel, Jan Harenberg,
Vrienden Part. Historische Buitenplaatsen i.s.m. Canaletto/Repro Holland, Alphen a.d. Rijn, 1997.
Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende I des Sonnedages op sunte Agnes dach, dat was op ten een ende twintigsten dach der maent van Januarii.