Zoeken

Heren van Lathum (1227-1461)

Huis Lathum

Oorsprong van Lathum

Vlakbij het kasteel van de bannerheren van de heren van Baer ligt aan de IJssel het kasteel van de heren van Lathum. Waarschijnlijk zijn de heren van Lathum en Baer loten aan dezelfde stam: de familie Van Rheden. Het goed Rheden ligt oorspronkelijk in de Frankische gouw Felua (Veluwe), maar als de IJssel zijn loop tussen 800 en 1000 verlegt, worden Baer en Lathum van Rheden afgesneden en komen deze in De Graafschap te liggen.

Het is ook goed mogelijk dat Lathum pas later afgesplitst wordt van de heerlijkheid Baer en aan een jongere tak van dit geslacht wordt meegegeven. Het goed komt onder verschillende namen voor; Lathum, Lathem, Laten en Latem.

De eerste heren van Lathum

De eerste heer van Lathum wordt genoemd in 1227 wanneer Eyle van Lathum Ψ als getuige wordt genoemd als graaf Gerard V van Gelre Ψ enkele voorrechten verleent aan de Veluwe. De volgende heer van Lathum is waarschijnlijk de zoon van Eyle: Wenemar van Lathum Ψ.
Wenemar treedt in 1243 op als getuige bij het heimaal op de Uchelerberg. Misschien hebben de heren van Lathum ook nog relaties met de heren van Didam, want de voornaam Wenemar komt in die familie veelvuldig voor.

Hendrik van Lathum Ψ, 1295-1311

Huis Lathum, anno 2000.

Hendrik van Lathum is de eerste heer waarover meer bekend is. Waarschijnlijk is hij geen zoon van Wenemar, omdat er ruim vijftig jaren zijn verstreken als Hendrik voor het eerst wordt genoemd. Waarschijnlijk zit er nog een (onbekend gebleven) generatie tussen. In 1295 treedt Hendrik van Lathum voor het voetlicht als hij als borg van graaf Reinald I van Gelre Ψ optreedt. In 1295 staat hij ook als borg te boek wanneer Hendrik I van Ochten Ψ goederen opdraagt aan de bisschop van Utrecht.
Het wapen dat Hendrik voert is een schuinbalk met een barensteel met vijf hangers. Hetgeen verdacht veel lijkt op het wapen van de heren van Baer, met wie de verwantschap reeds geschetst is. Ook zij voeren nu een schuinbalk met een barensteel.
In 1302 getuigt hij te Didam als Bernard van Duven (Duiven) afstand doet van zijn goederen ten behoeve van Adam II van den Bergh Ψ. In deze oorkonde wordt hij als edelman als eerste genoemd. In 1310 treedt hij als judex (rechter) en tutor (soort leraar) op voor Adam II van Bergh bij het gericht te Etten.
Op latere leeftijd lijkt hij als broeder te zijn toegetreden tot het Duitse huis. Rond 1330 heeft hij als Duitse broeder geld geleend ten behoeve van het Duitse huis te Koblenz.

Frederik van Lathum Ψ, 1311-1338

In 1326 wordt Frederik van Lathum beleend met goederen te Didam en met de Nijenhof te Heerde. Onzeker is of Frederik een zoon is van Hendrik van Lathum. Frederik heeft een zus die met Hendrik van Baer is getrouwd.
Mogelijk heeft Frederik een jongere broer, Arnd Ψ geheten, die in 1330 in het leenregister van Bergh wordt genoemd als hij Valenakker in leen ontvangt. Arnd wordt in ieder geval ‘Henrixsoon‘ genoemd, dus hij is zeker een zoon van een Hendrik. Waarschijnlijk overlijdt Arnd al voor zijn broer in 1338.
In 1338 blijkt Frederik zonder nakomelingen overleden te zijn, evenals zijn onbekend gebleven zuster. Zo sterft het geslacht Lathum in mannelijke linie uit en blijkt de erfenis met schulden bezwaard als Hendrik van Baer het goed via zijn vrouw erft.

Hendrik van Baer Ψ, heer van Lathum, 1338-1356

Wapen van heer Hendrik van Baer.

De vrouw van Hendrik van Baer is verwant aan Frederik van Lathum en dat is voldoende reden voor de graaf van Gelre om Hendrik met Lathum te belenen. Hendrik van Baer, zoon van Frederik IV van Baer Ψ, neemt de met schulden belaste nalatenschap wel onder bepaalde voorwaarden over. Daarmee komt Lathum wederom terecht in een jongere tak van het geslacht Baer.
Als wapen voert Hendrik een schuinbalk met een ‘H’ op de balk. In 1342 treedt Hendrik van Baer van Lathum als getuige op als zijn neef Frederik V van Baer Ψ de (halve) gerichten van Velp en Oosterbeek verkoopt aan de hertog van Gelre.
In 1355 wordt tijdens de twist tussen de Bronckhorsten en de Heekerens het kasteel te Lathum door Frederik V van Baer aangevallen, want Eduard van Gelre Ψ belooft Frederik V van Baer schadeloos te stellen voor de aldaar aangerichte schade. Blijkbaar ondersteunt Hendrik van Baer van Lathum het kamp van de Heekerens. Hoe dan ook, de schade is enorm, want het hele huis schijnt verbrand te zijn. Het moge duidelijk zijn dat Hendrik van Baer van Lathum in deze situatie niet als getuige voorkomt bij het huwelijk van Frederik V van Baer met Cunegonde van Meurs Ψ.
Rond 1360 komt Hendrik van Baer van Lathum voor als leenman van Bylandt. Op 21 april geeft Hendrik van Baer van Lathum vier mark aan het stift Oberndorf waarvoor zijn memorie op 21 april wordt gevierd. Hendrik krijgt twee zonen: Walraven en Rycout Ψ.

Walraven van Baer Ψ, heer van Lathum, 1356-1385

Wapen van heer Walraven van Baer.

In 1356 wordt Walraven, een zoon van Hendrik van Baer, heer van Lathum, met het goed Lathum beleend. Walraven is getrouwd met Aleid. Zij schenkt hem waarschijnlijk een zoon Frederick en een dochter Catharina. Catharina zal non worden in het klooster Gravendaal.
In 1368 getuigt hij bij de verloving van hertog Eduard van Gelre. Hij voert een wapen met een schuinbalk bij deze gelegenheid.
In 1377 moet Walraven van Baer van Lathum bij de landvrede met Jan van Chatillon Ψ, graaf van Blois, en hertogin Mechteld Ψ drie gewapenden te paard leveren. In 1385 maakt hij huis en heerlijkheid samen met andere goederen die zijn vader Hendrik heeft gekocht tot lijftocht voor zijn vrouw Aleid. In 1393/4 komt Walraven te overlijden.

Aleid Ψ, vrouwe van Lathum, 1385-1386

Doordat het goed tot lijftocht voor Aleid gemaakt is, verdwijnt het goed Lathum weer uit het geslacht Baer. Uit een eerder huwelijk heeft Aleid een zoon, genaamd Johan Vullinck Ψ. In 1386 geven zij en haar zoon van een onbekend gebleven goed het recht van wederkoop aan graaf Frederik (III) van Meurs Ψ, heer van Baer.

Frederick van Baer Ψ, heer van Lathum, 1386-1410

Frederick van Baer, heer van Lathum, is vrijwel zeker een zoon van Walraven van Baer, heer van Lathum. Bij zijn onbekende echtgenote verwekt hij drie dochters: Catharina Ψ, Elisabeth Ψ en Jutte Ψ. Jutte trouwt met Hendrik Mom van Didam Ψ. Elisabeth treedt vermoedelijk in het huwelijk met Johan van Renesse Ψ. Catharina, tenslotte, trouwt met Willem van Montfoort.
In 1378 wordt Frederick beleend met het goed Dymmingdael (Dimmendaal) in Zelhem. In 1393 groeit zijn bezit met goederen bij Rhenen. Ook treedt hij op als borgman in Diepenheim. In 1395 treedt in een verbond samen met Dirk IV van Wisch Ψ en Frederik I van Bronckhorst en Borculo Ψ tegen de stad Deventer.
Voor of in 1410 komt hij te overlijden. De oudste van zijn drie dochters, Catharina, erft Lathum. Lathum komt nu in het geslacht Montfoort terecht.

Kasteel Lathum, anno 1742 (Jan de Beyer).

Willem van Montfoort Ψ, heer van Lathum, 1413-1434

Catharina van Baer, vrouwe van Lathum,getrouwd met Willem van Montfoort, neemt als oudste dochter van de drie Lathum mee haar huwelijk in. Willem van Montfoort is een zoon van Hendrik Ψ, burggraaf van Montfoort en Oda van Polanen (van der Lecke) Ψ.
In 1432 overlijdt Catharina van Baer. Haar oudste van drie dochters: Oda van Montfoort volgt haar op.
Tussen 1462-1468 overlijdt Willem van Montfoort.

Oda van Montfoort Ψ, vrouwe van Lathum, 1434- 1461

Tegen de zin van haar vader Willem van Montfoort trouwt Oda van Montfoort met Dirk van Petershem Ψ, heer van Obbicht en Haren. Uit dit huwelijk komen twee dochters: Catharina Ψ en Oda Ψ. Na de dood van Dirk hertrouwt ze, eveneens tegen de zin van haar vader, met jonker Jan van der Aa Ψ. Ook uit dit huwelijk komen twee dochters voort, te weten Jehanna Ψ en Agnes Ψ.
Waarschijnlijk overlijdt Oda in 1461, in ieder geval overleeft ze haar vader niet. De strijd om de erfenis begint. De oudste dochter, Catharina, is getrouwd met Willem I Dobbelsteyn Ψ en hij zal definitief met Lathum worden beleend, zodat het goed in het geslacht Dobbelsteyn terecht komt.

Literatuur

  1. Wapenboek der Ridders van de Duitse Orde, mr. W.J. baron D’Ablaing van Giessenburg,
    C. van Doorn en zoon, ‘s-Gravenhage, 1871.
  2. Wapenboek van den Nederlandschen Adel, J.B. Rietstap,
    J.B. Wolters, Groningen, 1887.
  3. De wapens van den tegenwoordigen en den vroegeren Nederlandschen Adel, J.B. Rietstap,
    J.B. Wolters, Groningen, 1890.
  4. Geldersche Kasteelen, historie-oudheidkunde-genealogie, H.M. Werner,
    S. Gouda Quint, Arnhem, 1906.
  5. Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen, Jonkvrouwe Dr. J.M. van Winter,
    S. Gouda Quint – D. Brouwer en zoon, Arnhem, 1962.
  6. Bijdrage tot een genealogie van het geslacht Van Rheden/Van Baer en het geslacht van Lathum tot circa 1400, Drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije,
    In: Herziene uitgave van het artikel in Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel LXIV, 1971.
  7. Geschiedenis Baer en Lathum, Drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel LXV, 1972.
  8. Bahr en Lathum, A.G. van Dalen,
    De Liemers No. 36,
    Uitgeverij “Liemers Lantaern”, Zevenaar, 1975.
  9. Gemeentewapens, Jaarboek Achterhoek en Liemers, diverse auteurs,
    De Walburg Pers, Zutphen, 1982.
  10. Heraldiek, bronnen, symbolen en betekenis, Ottfried Neubecker e.a.,
    Atrium, Alphen aan de Rijn, 1988.
  11. Familiewapens, oorsprong en betekenis, Roelof Vennik,
    Wilkerdon, Rotterdam, 1988.
  12. De Stoute Bisschop (Brabantse geslacht van Baar), G.A.C.H.M. van Baar,
    CIP-gegevens Koninklijke Bibliotheek ‘s-Gravenhage, ISBN 90-9005509-6.
  13. Het Hof van Gelre, Cultuur ten tijde van de hertogen uit het Gulikse en Egmondse huis (1371-1473), Gerard Nijsten,
    Kok Agora, Kampen, 1993.
  14. Drostambt en schoutambt – De Gelderse ambstorganisatie in het kwartier van Zutphen (ca. 1200-1543), Jan Kuys,
    Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1994.
  15. Wapens van de Nederlanden, Hubert de Vries,
    Uitgeverij Jan Mets, Amsterdam, 1995.
  16. De Heraut Gelre, het middeleeuwse herautwezen en de Gelderse adel in de Codex Gelre, Marinus Flokstra en Ralf G. Jahn,
    In: Gelre – Geldern – Gelderland, Geschiedenis en cultuur van het hertogdom Gelre, deel 1,
    Verlag des Historischen Vereins für Geldern und Umgegend, Geldern, 2001.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM des Wonnesdages op sunte Vincentius de Pauls dach.