De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Heren van Ruurlo (1326-1562)

Huis Ruurlo (1326-1402)

Huis Heekeren (1404-1562)

Steven I van Roderlo Ψ, 1326-1330

Noot 1
Huis Ruurlo, anno 2001.

De eerste ‘Van Ruurlo’ die in de bronnen met de achternaam Ruurlo voorkomt is Becelinus de Ritherlo, die omstreeks 1130 in diverse (vervalste) oorkondes genoemd wordt. Of en, zo ja, hij familie is van Steven I is onbekend.
De eerste die in verband met kasteel Ruurlo wordt genoemd is dus Steven I van Roderlo. Hij heeft in 1326 de ‘hoff te Roderlo ende alle sin guet, dat hi daer heft’ in leen van Reinald I ‘de Strijdbare’ Ψ.

Wapen van de heren van Ruurlo.
Huis Ruurlo, anno 1732 (tekening C. Pronck).

Over Steven I’s familie is weinig bekend. Mogelijk heeft hij een zoon die ook Steven (II) heet.
Mogelijk is Steven I te identificeren als Steven III van Wisch Ψ. Ruurlo is dan mogelijk de huwelijksgift die zijn echtgenote Jutta Ψ heeft meegekregen. Jutta is een dochter van Hendrik III van Borculo Ψ, zodat in deze aanname Ruurlo een afsplitsing is van de heerlijkheid Borculo. Een aantrekkelijke hypothese, die vooralsnog alleen steunt op een overeenkomst in namen en jaartallen.
Onmogelijk is de gestelde aanname niet. Van Steven III van Wisch is bekend dat hij een gelijknamige zoon heeft. Deze volgt hem dan in Ruurlo in 1329 op.

Steven II van Roderlo Ψ, 1329-1337

Noot 2

Als een van de jongste zonen van Steven I en Jutta zal Steven II van Roderlo rond 1290 of nog later zijn geboren. Hij zal zijn vader niet lang overleven, want hij is waarschijnlijk voor 1337 overleden.
Mogelijk is deze Steven II de eerste heer van Ruurlo en ontloopt hij geschreven bronnen door zijn korte optreden in de historie. In dit scenario krijgt hij zijn moeders huwelijksgift mee als erfdeel. Na de vroegtijdige dood van Steven II zijn er mogelijk geen kinderen of minderjarige kinderen, waaronder eventueel Steven III, achtergebleven. Een jongere broer van Steven II, Lambert geheten, volgt hem op.

Lambert van Roderlo Ψ, 1337-1355

Noot 3

Lambert komt in de bronnen niet voor als heer van Ruurlo, maar in 1355 vermaakt zijn dochter Jutte (vernoemd naar haar grootmoeder Jutta van Borculo), samen met haar man Ingram van Holthuisen, haar rechten op het huis te Ruurlo aan Steven III. Een verklaring kan zijn dat Lambert in of voor 1355 is overleden, zodat Steven III nu zijn volledige rechten opeist. Later zal blijken dat de Ruurlose rechten over meerdere families zijn verspreid.

Huis Ruurlo, anno 1800 (anoniem).

Steven III van Ruurlo Ψ, 1355-1402

Noot 4

Vanaf 1355 komt Steven III als opvolger van zijn gelijknamige vader voor als heer van Ruurlo. Hij is getrouwd met Lubbergis Ψ. Haar afkomst is onbekend. Op deze website wordt Steven III niet als een zoon van Ingram en Jutte beschouwd, maar als een zoon van Steven II. Steven III heeft een zoon die Berend heet.

Opvallend is dat na Steven III’s dood Ruurlo alsnog (of opnieuw) in de familie Holthuisen komt, want in 1402 wordt Roelof van Holthuisen, een zoon van Ingram en Jutte met Ruurlo beleend. Mogelijk is Berend in 1402 (en 1404) nog minderjarig, zodat hij nog geen heer van Ruurlo kan zijn.

Roelof van Holthuisen Ψ, 1402-1404

Noot 5

In 1402 wordt Roelof van Holthuisen met het huis beleend en is de opvolger van Steven III van Roderlo. Roelof is voor 1383 getrouwd met Bertha Ψ, dochter van Hendrik van Ampsen Ψ en Ermgard van Dorth Ψ. In 1375 komt hij voor bij de Zutphense Landvredebrief.
Roelof is niet voor lang heer van Ruurlo, want hij overlijdt mogelijk al voor 1405 zonder nageslacht achter te laten. Na hem worden zijn nicht Elsabé van Holthuisen en een achterneef Hendrik van Heekeren-Wissink met Ruurlo beleend.
Bertha van Ampsen hertrouwt voor 1412 met Jacob I van Heekeren. Zij krijgt het vruchtgebruik van Ruurlo. De weduwe en haar nieuwe echtgenote blijven vervolgens in Huis Ruurlo wonen, want in 1417 stuurt de stad Zutphen een bode naar Jacob I in Ruurlo.

Hendrik van Heekeren tot Wissink Ψ, 1404-1420

Noot 6

Hendrik is een zoon van zijn gelijknamige vader Hendrik van Heekeren tot Wissink Ψ en een van naam onbekende zuster van Ingram Holthuisen. In de literatuur wordt hij soms gezien als een zoon van Steven III, maar in dat geval is het vreemd dat hij zijn vader niet onmiddellijk opvolgt als heer van Ruurlo. Hij behoort dus tot een tak van de familie Van Heekeren.

Een jaar na de belening van Hendrik wordt ook Elisabeth (Elsabé) van Holthuisen Ψ met Ruurlo beleend. Elisabeth is een dochter van Craft van Holthuisen Ψ, een broer van Roelof. Elisabeth is de eerste keer getrouwd met Evert van den Holte Ψ en de tweede keer met Wolter van Herner Ψ. Uit het tweede huwelijk stamt een dochter die Mechteld Ψ heet. Mechteld trouwt evenals haar moeder ook twee keer. Eerst met Jan van Merwyck Ψ en vervolgens met Jan Baldersch Ψ.

Berend van Roderlo Ψ, 1420-1424

Noot 7

Berend (Bernard of Brant) van Roderlo is een zoon van Steven III. Hij volgt zijn vader pas in 1420 op als (gedeeltelijk) heer van Ruurlo. Hoogstwaarschijnlijk verkoopt hij na 1424 zijn rechten aan Jacob I van Heekeren.
Berend laat mogelijk een zoon achter, die Willem Ψ heet. Willem en diens kinderen blijven zich nog ‘Van Roderlo’ noemen, maar zij zijn geen heer van Ruurlo meer.

Jacob I van Heeckeren Ψ, 1424-1440

heekeren
Noot 8

Over de afkomst van Jacob I van Heeckeren bestaan veel vermoedens, maar weinig zekerheden. In ieder geval wordt hij erkend als de stamvader van de nog bestaande familie. Hij trouwt de eerste keer met Bertha van Ampsen n een tweede keer met Elisabeth van Keppel genaamd Oolde Ψ. Uit dit tweede huwelijk stamt zijn zoon Evert (I).
Jacob I is in 1418 aanwezig bij het verbond tussen de Gelderse ridderschap en de steden, evenals bij de vernieuwing hiervan in 1434.
Op 14 mei 1420 koopt Jacob I van Heekeren gedeeltelijke rechten op Ruurlo van Johan van Heekeren tot Wissink Ψ en zijn zoon Hendrik Ψ. Hij noemt zich ‘oldeste manbuert en recht erfghename’ van zijn neef Roelof van Holthuisen.
In 1424 vernieuwen Berend, Jacob I en Mechteld van Herner hun leeneed. Aanleiding is mogelijk het overlijden van Elisabeth van Holthuisen. Dit is de laatste keer dat verschillende families bij het vernieuwen van een leeneed voor Ruurlo zijn betrokken. Vanaf 1424 wordt alleen de familie Van Heekeren in verband met Ruurlo genoemd. Hoogst waarschijnlijk heeft Jacob I van Heekeren alle rechthebbenden uitgekocht. Mechteld van Herner heeft in ieder geval in 1425 afstand van haar recht op Ruurlo ten faveure van Jacob I. Jacob I is voor 1440 overleden, want in dat jaar wordt zijn zoon Evert I met Ruurlo beleend.

Evert I van Heekeren Ψ, 1440-150?

Huis Ruurlo, anno 2001.
Noot 9

In 1440 volgt Evert I zijn vader op. Hij is dan nog minderjarig, want zijn oom Evert van Heekeren genaamd Oolde legt de eed voor hem af. Evert I trouwt op 3 augustus 1458 met Eylarda van Metelen Ψ, vrouwe van Nettelhorst, bij wie hij twee zonen verwekt: Jacob (II) en Evert Ψ.
Evert I is naast heer van Ruurlo door Otto van Bronckhorst Ψ aangesteld als drost en richter van Borculo. In 1492 wordt hij vrijgesteld van een borg ten behoeve van de nagedachtenis van Jacob III van Hackfort Ψ.
In 1465, 1473 en 1484 vernieuwt Evert I zijn leeneed voor Ruurlo. Evert I is een aanhanger van hertog Adolf van Gelre Ψ, maar ziet zich in 1481 genoodzaakt Maximiliaan I als opperheer te erkennen. Bij een notaris laat hij samen met andere Adolf gezinde edelen vastleggen zijn hij zijn eed van trouw voor Maximiliaan I onder dwang heeft afgelegd. Het is niet verwonderlijk dat hij in 1499 tot de eersten behoort die Karel van Gelre Ψ als hertog erkennen.
Evert I overlijdt tussen 1505 en 1509. Zijn zoon Jacob II volgt hem op.

Jacob II van Heekeren Ψ, 150?-1509

Noot 10

Jacob II volgt zijn vader tussen 1505 en 1509 op als heer van Ruurlo en Nettelhorst. Al is het goed mogelijk dat Jacob II nog voor zijn vader overlijdt. Zijn vader heeft een zeer respectabele leeftijd bereikt, zodat voor Jacob II hoe dan ook weinig tijd als heer van Ruurlo kan doorbrengen. Er is geen tijd om Jacob II met Ruurlo en Nettelhorst te belenen, want hij overlijdt al in 1509.
Jacob II trouwt op 22 maart 1507 met Aleid van Keppel Ψ. Het paar krijgt een zoon, die zij Evert (II) noemen.

Evert II van Heekeren Ψ, 1509-1562

Middeleeuws muurwerk van de grote toren van Huis Ruurlo, anno 2001.
Noot 11

Evert II wordt in 1509 als zuigeling beleend met Ruurlo en Nettelhorst. Hierbij treedt zijn oom Dirk van Keppel als hulder op. In 1532 legt Evert II zelf de eed af.
Evert II trouwt voor 1534 met Agnes Ψ, dochter van Berend van Hackfort Ψ en Margaretha van Egmond Ψ. Zij krijgen dertien kinderen, waarvan Margaretha Ψ, Mechteld Ψ, Jacob (III) Ψ, Evert (III) Ψ, Catharina Ψ en Joost Ψ bij naam bekend zijn. Oude genealogieën wijzen het paar vierentwintig kinderen toe en Evert II vijfentwintig bastaarden! Met deze nieuwe generatie worden de Middeleeuwen verlaten, zodat hun nazaten buiten de tijdspanne van deze site vallen.
Evert II weet zich bijzonder goed aan het strijdgewoel om hem heen te onttrekken. Hij bekommert zich blijkbaar meer om het verwekken van nageslacht. Ook al is hij de schoonzoon van de bekende legeraanvoerder Berend van Hackfort, Evert II komt nauwelijks in de bronnen voor. In 1538 behoort Evert II wel tot de bezegelaars van het erfverdrag van Gelre. In 1544 zweert Evert II zijn nieuwe leenheer Karel V trouw en in 1556 nogmaals ten overstaande van Philips II.

In 1558/9 doen Evert II en Agnes afstand van hun recht op de Schuilenburg ten faveure van Philips II. Vlak voor zijn dood wordt Evert II door Philips II aangesteld als opvolger van als stadhouder en richter van de lenen van Gelre en Zutphen.
In 1552 regelt Evert II bij testament dat na zijn dood zijn oudste zoon Ruurlo zal krijgen en zijn jongste Nettelhorst. Nog voor zijn dood draagt hij op 18 maart 1557 huis Nettelhorst over aan zijn jongste zoon, Evert III. De oudste zoon, Jacob III, krijgt Ruurlo pas na zijn dood in 1562. Tot 1978 zal de familie Van Heekeren huis Ruurlo in hun bezit houden!

Literatuur

  1. J.D. Wagner en W.G. Feith, De Heeren van de heerschap Wisch uit de Edele Heeren van dien naam, De Nederlandsche Leeuw, XLIV, 1924, kolom X.
    A. H. Martens van Sevenhoven, Bijdrage tot de geschiedenis van de heeren en de heerlijkheid van Wisch, In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XXXIII, 1930, pZ.
    J.M. van Winter, Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen, S. Gouda Quint – D. Brouwer en zoon, Arnhem, 1962, p118.
    D. Schwennicke, Europäische Stammtafeln Neue Folge Band VIII, Verlag von J.A. Stargardt, 1980, tafel Y.
    F.M. Leien en J. Harenberg, Middeleeuwse kastelen van Gelderland, Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk, 1984, p37.
    F.H. Kok, Kasteel Ruurlo, Initiatiefgroep Ruurlo i.s.m. Lochem Druk, Lochem, 1987, p14, 16.
    K.J.W. Peeneman, Inventaris van het archief van het Huis Ruurlo 1367-1982, Rijksarchief in Gelderland, Arnhem, 1994, p7, 33, 48.
  2. A. H. Martens van Sevenhoven, 1930, pZ.
    F.H. Kok, 1987, p16. K.J.W. Peeneman, 1994, p33, 48.
  3. F.M. Leien en J. Harenberg, 1984, p37.
    F.H. Kok, 1987, p14, 16.
    K.J.W. Peeneman, 1994, p7, 33, 48.
  4. F.H. Kok, 1987, p14, 16.
    K.J.W. Peeneman, 1994, p48.
    Regionaal Archief Zutphen, Inventaris van het archief van de Proosdij van de Sint Walburgiskerk (1105-1533), nummer toegang 0466.
  5. J.D. Wagner, Heeckeren, In: De Nederlandsche Leeuw, Jaargang XXXII, nr. 3, 1914, kolom 79.
    W.A. Beelaerts van Blokland, De stamvader van het geslacht van Heeckeren, In: De Nederlandsche Leeuw, Jaargang L, nr. 9, 1932, kolom 263-269.
    F.M. Leien en J. Harenberg, 1984, p37.
    F.H. Kok, 1987, p14-16, 18.
    K.J.W. Peeneman, 1994, p7, 30, 33, 48.
  6. F.M. Leien en J. Harenberg, 1984, p37.
    F.H. Kok, 1987, p18.
    K.J.W. Peeneman, 1994, p33, 48.
  7. F.M. Leien en J. Harenberg, 1984, p37.
    F.H. Kok, 1987, p18.
    K.J.W. Peeneman, 1994, p7, 33, 48.
  8. J.D. Wagner, 1914, kolom 77-80.
    A. Martens van Sevenhoven, Van Heeckeren, In: De Nederlandsche Leeuw, Jaargang XLIII, nr. 1, 1925, kolom 21-22.
    W.A. Beelaerts van Blokland, 1932, kolom 263-269.
    F.M. Leien en J. Harenberg, 1984, p37, 39.
    F.H. Kok, 1987, p16, 18.
    K.J.W. Peeneman, 1994, p7, 11, 30, 48, 59.
  9. F.M. Leien en J. Harenberg, 1984, p39.
    F.H. Kok, 1987, p16, 18.
    K.J.W. Peeneman, 1994, p30, 48, 59.
  10. F.M. Leien en J. Harenberg, 1984, p39.
    F.H. Kok, 1987, p16-20.
    K.J.W. Peeneman, 1994, p7, 30, 48, 59.
  11. F.M. Leien en J. Harenberg, 1984, p39.
    F.H. Kok, 1987, p16, 20.
    K.J.W. Peeneman, 1994, p7, 30, 48, 59.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende V des Dingxdages op sunte Petrus Stoel dach, dat was op ten tweeden ende twintigsten dach der maent van Februarii.