De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Heren van Wisch (1285-1425)

Op Wisch

Inleiding

Noot 1

De heren van Wisch wonen oorspronkelijk op het stamslot te Heuven. Er ontstaan echter twee takken van dit geslacht, die op verschillende kastelen resideren. Dit hoofdstuk behandelt de jonge tak van dit geslacht die op het nieuwe kasteel in Terborg wonen. De oude tak blijft woonachtig op het stamslot.

Johan (I) van Wisch Ψ, 1285-1323

Noot 2
Wapen van Johannes van Wisch.

Johan (I) is tweede zoon van Dirk I van Wisch Ψ, de stamvader van de heren van Wisch. Ergens voor 1291 besluit Dirk I een nieuw kasteel te laten bouwen, drie kilometer ten zuidoosten van het stamslot.
In 1291 ontvangt Johan (I) het recht op het nieuwe kasteel van de voogd van Roermond. Mogelijk heeft Johan (I) voor deze datum ook al rechten. Het onderkomen wordt in deze oorkonde een ‘novum castrum‘ genoemd. Lang zal het huis ook ‘de Borch‘ heten; pas later komt de naam Wisch in zwang. Bij dit nieuwe huis ontstaat een nederzetting Ter Borg genaamd, het latere Terborg.
Na 1291 gaat Johan (I) zich naar de nieuwe burcht noemen. In 1302 is hij ‘domicellus de castro‘ en in 1311 ‘Johannes de Burch‘. Johan (I)’s wapen is een klassiek voorbeeld van vermeerderen of verminderen van wapensstukken. Het wapen bestaat uit vijf rode merletten op een gele zoom, een groen hartschild en een zwarte (?) barensteel, ten teken van een jongere tak.
In 1323 draagt Johan (I) het nieuwe kasteel op aan zijn neef Hendrik I van Wisch. De reden hiervoor zal zijn dat hij en zijn echtgenote van onbekende afkomst  Ludgardis Ψ geen nageslacht hebben verwekt. Samen vertrekt het echtpaar naar het klooster van Vreden om daar in dienst te treden. Hij ontvangt het gericht van Oding en een hof met landerijen in Eibergen in leen.

Hendrik I van Wisch Ψ, 1323-1331 en 1329-1331

Een grote belening

Parochie Etten en de kerspelen Varsseveld en Silvolde.
Noot 3

De volgende bewoner van het nieuwe kasteel is Hendrik I. Hij is de oudste zoon van Steven III van Wisch Ψ en zijn vrouw Jutta van Borculo Ψ. Als toekomstig heer van Wisch ontvangt Hendrik I op 26 maart 1315 van Godfried van Loon-Heinsberg Ψ de ‘villas dictas Virsenfelt et Silvouden cum iure prout ad nos iure feodi dependent‘. Opvallend is dat de gerichten (rechtspraak) in de kerspelen Silvolde en Varsseveld in onderleen gegeven worden, maar dat zonder de bijbehorende hoven (curtis). De hof van Varsseveld is namelijk al in 1234 aan het klooster Betlehem vergeven en het hof van Silvolde is bij de stichting van een aparte parochie aan de kerk geschonken.
Beide gerichten zijn dus een leen van kasteel Blankenberg, op zijn beurt een leen van Keulen. De heren van Heinsberg hebben Blankenberg geërfd van de graven van Sayn, die het op hun beurt van het aartsbisdom Keulen verkrijgen. De heren van Heinsberg zijn overigens verwant aan de graven van Gelre.
Hendrik I is hierdoor de opvolger van Herman II van Lohn Ψ, de laatste graaf van Lohn, in dit gebied. Deze (her)belening krijgt de goedkeuring van Herman II van Lohn, want hij heeft beloofd dat de lenen van Heinsberg niet zonder toestemming van Gelre af te staan.
Vreemd is dat Hendrik I met de gerichten wordt beleend en niet zijn op dat moment regerende vader. Mogelijk komt dit doordat Hendrik I via zijn moeder verwant is aan Lohn. Daarnaast kan ook zijn huwelijk met Aleidis Ψ hierop van invloed zijn. Mogelijk is zij ook een bloedverwant van de graaf van Lohn.
Door de belening met Silvolde en Varsseveld groeit het bezit van de heren van Wisch meer dan honderdvoudig! Oorspronkelijk bezitten zij niet meer grond dan een boogschot vanaf hun kastelen. Door de belening met Varsseveld en Silvolde behoren zij plotsklaps tot de belangrijkste heren in Gelre.
Op papier zullen deze twee goederen, aan de ene kant Wisch en aan de andere kant Silvolde met Varsseveld, altijd gescheiden blijven. Twee landen dus met hetzelfde staatshoofd. Dit zal later een rol gaan spelen als het goed tweeherig wordt.

De Barlhamse erfenis

Noot 4
Nieuwe en oude wapen van Wisch in de codex van heraut Gelre (eind 14de eeuw).

Voor 1305 is Aleidis overleden, want in dat jaar hertrouwt Hendrik I met Elisabeth Ψ, de erfdochter van Willem van Hernen Ψ en Aleydis van Barlham (Berlehamme) Ψ. Elisabeth erft niet enkel kasteel Hernen in het Land van Maas en Waal, maar zij brengt ook het benoemingsrecht van een pastoor van de kerk in Doetinchem en Etten mee. Via haar moeder brengt Elisabeth namelijk het hof Barlham met het patronaatsrecht van de parochiekerk van Doetinchem mee. Barlham ligt in Dichteren bij Doetinchem. Uit zijn huwelijk met Elisabeth komt een dochter die Berta Ψ heet. In 1317 wordt de dan mondige Berta samen met haar ouders in een oorkonde genoemd als zij een compromis met het klooster Betlehem hebben gesloten over het patronaatsrecht van de kerk in Doetinchem.

Een nieuw wapenschild

Wapen van de heren van Wisch.

De betekenis van de omvangrijke erfenis van Barlham blijkt als Hendrik I in 1317 het wapen van zijn vrouw voert. Het nieuwe wapen van Wisch wordt gelijk aan het wapen van Hernen; twee naar rechts gaande leeuwen van keel op een veld van goud. Ook de latere heren van Wisch blijven dit wapen voeren. Het is het bekende wapen waaruit het wapen van de gemeente Wisch is ontstaan. De heer Van Den Bergh voelt zich door de Wische gebiedsuitbreiding zo bedreigd dat hij in 1310 vast laat leggen dat hij de rechten in de gehele parochie Etten bezit.
In 1323 ontvangt Hendrik I het nieuwe kasteel Wisch (in Terborg) van zijn oom Johan (I) van Wisch. Hij is hier ongetwijfeld gaan wonen. Het is een kasteel dat bij zijn status past.
In 1324 treedt Hendrik I in zijn eigen gebied als richter op.

Alles valt samen

Noot 5

In het jaar 1329 volgt Hendrik I zijn vader Steven III op en voegt de gebieden Wisch en Varsseveld/Silvolde samen. Zo ontstaat een gebied met de omvang van de huidige gemeente Wisch. In dit gebied liggen onder andere de huizen Schuilenburg (bij Silvolde) en Sinderen.
Lang kan Hendrik I niet van zijn uitgestrekte bezittingen genieten, want in het najaar van 1331 overlijdt hij. Het is onbekend of Hendrik I voor zijn dood nog naar het oude stamslot van zijn vader verhuist. Noodzakelijk voor zijn aanzien is dit niet, want Hendrik I heeft zijn vader al tijdens diens leven in macht en bezit ingehaald. De nieuwe burcht is inmiddels belangrijker geworden dan de oude.
Wisch mag blijkbaar niet via een vrouwelijke lijn vererven, want Hendrik I’s broer Dirk II volgt hem op. Wat er van Berta terecht is gekomen blijft onbekend.

Vragen rond zijn plotselinge dood

Noot 6

Kort na zijn dood is het lijk van Hendrik I op de begraafplaats van Betlehem opgegraven. Blijkbaar zijn er vragen gerezen rond zijn dood, die wel heel spoedig na zijn aantreden als heer van geheel Wisch optreedt. De aanwezigen bij deze lijkschenderij willen er zeker van zijn dat het Hendrik I is die in zijn graf ligt en wat de doodsoorzaak is. Misschien willen ze Hendrik I’s opvolger Dirk II een hak zetten. Er is ook geopperd dat zijn vijanden hem een rustplaats in de gewijde grond van Betlehem ontzeggen, maar concrete bewijzen daarvoor ontbreken.
De opgraving brengt veel commotie met zich mee. Uiteindelijk worden de proost en de prior van Betlehem verjaagd. Zij verklaren op 12 juli 1332 dat de nieuwe proost, de raad van de graaf en de raad van Wisch niet bij de opgraving betrokken zijn geweest.

Dirk II Ψ, Sweder Ψ en Johan (II) van Wisch Ψ, 1331-1337

Een of twee Dirken?

Noot 7

De commotie rond de dood van Hendrik I leidt tot enkele opvolgingsperikelen. Enkele onderzoekers melden dat de broer van Hendrik I, Dirk II, hem opvolgt. Deze Dirk II zou dan iets jonger moeten zijn dan Hendrik I. Zijn geboortedatum zal niettemin rond 1270 moeten liggen, omdat het huwelijkscontract tussen zijn vader en moeder rond 1261 is gesloten en het huwelijk niet veel later zal zijn gesloten. Daar Dirk tot 1369 zal leven moet hij op zijn minst 99 zijn geworden. Onmogelijk is dit natuurlijk niet, de heren van Wisch worden oud, maar dit is wel een heel respectabele leeftijd. Daarom is hier nog een Dirk (III) opgevoerd als zoon van Dirk II.

Drie broers

Noot 8

In de onduidelijke situatie na Hendrik I’s dood hebben mogelijk de drie nog levende broers, Dirk II, Sweder en Johan (II) de honneurs waargenomen. De vierde broer Steven I van Ruurlo Ψ is dan inmiddels overleden en Bernard heeft voor een geestelijk leven gekozen. Mogelijk gaat Dirk II het wapen van Hendrik I voeren, terwijl de andere broers het oude wapen met de acht merletten blijven voeren, of een variant hierop.
Na de plotselinge dood van Hendrik I volgt broer Dirk II hem op en deze wil de nieuwe burcht betrekken. De weduwe Elisabeth van Hernen moet daardoor verhuizen naar Oud-Wisch. Elisabeth zal ongetwijfeld een deel van de erfenis hebben behouden voor haar onderhoud. In 1345 leeft zij nog, daarna komt zij in de bronnen niet meer voor. Of ze tot haar dood het stamslot in Heuven bewoond is onbekend, maar niet onmogelijk.

Huwelijk met Van Keppel

Noot 9

Pas in 1337 is er weer sprake van een heer van Wisch in de bronnen, wederom een Dirk. Deze Dirk zal op deze site als Dirk III en zoon van Dirk II optreden, omdat zowel van Sweder, getrouwd met Hillegondis Ψ, en Johan, waarvan geen huwelijkspartner bekend is, geen nageslacht bekend is. Van Dirk II is bekend dat zijn vader met Wolter III van Keppel in 1312 een huwelijkscontract heeft opgesteld. Of dit huwelijk van Dirk II met een van naam onbekende dochter Ψ van Wolter III van Keppel door is gegaan is onbekend, maar uit dit huwelijk zou Dirk III geboren kunnen zijn.
In 1337 draagt Dirk II samen met zijn broers Sweder en Johan het goed Heynsberch (of Lynsbergh), gelegen tussen Terborg en Doetinchem, op aan de graaf Reinald II van Gelre Ψ.
Sweder is halverwege de veertiende eeuw erfpachter van de hof Te Vaarwerk bij Eibergen. Hierover voert hij een proces met de proosdin van de abdij Vreden, de eigenaresse van de hof.

Dirk III van Wisch, 1337-1369

Noot 10

Dirk III is op deze site als generatie tussengevoegd en waarschijnlijk een zoon van Dirk II. Hij is getrouwd met Agnes Ψ, dochter van Robrecht van Appeltern Ψ, afkomstig uit de Betuwe. Zij krijgen vele kinderen, vier zonen: Steven (IV)Hendrik (II) Ψ, Dirk Ψ en Robert Ψ en vier dochters: Jutte Ψ, Aleidis Ψ, Berte Ψ en Lysabette Ψ.
Robert maakt carrière als geestelijke. Hij is proost in Elst, domheer in Utrecht en raad van de hertog van Gelre. Dirk trouwt in 1379 met Elisabeth van Amstel Ψ, vrouwe van Moyland, en vestigt zich in Kleef. In hetzelfde jaar wordt Dirk met kasteel Moyland beleend. Jutte trouwt vermoedelijk met Willem van Steenbergen Ψ, heer van Nijenbeek. Aleidis gaat het klooster Bedbur in.
Dirk III gaat op de nieuwe burcht in Terborg wonen. Pas in 1337 wordt Dirk III als heer van Wisch in de oorkonden opgevoerd.
Dirk III weet het verzamelde bezit in stand te houden. In 1340 laat de heer Van Den Bergh opnieuw weten dat hij als vanouds de rechten in de parochie Etten heeft, maar nu zonder het gebied dat Wisch beheerst. Blijkbaar erkent hij de soevereiniteit van de heren van Wisch.
Dirk III van Wisch besluit tijdens de twist tussen de Bronckhorsten en de Heekerens de troonpretendent Eduard Ψ te steunen. Daarmee behoort hij tot de partij der Bronckhorsten.

Steven IV van Wisch Ψ, 1369

Noot 11

Steven IV is gehuwd met Agnes Ψ, dochter van Sweder III van Voorst en Keppel Ψ. Zij krijgen naast een zoon Dirk (IV) nog drie zonen: Sweder Ψ, Steven Ψ en Bernard Ψ, en een dochter: Agnes Ψ.
In 1362 treedt Steven IV op als landdrost van Zutphen. Zijn wapen vertoont de twee gaande leeuwen met een barensteel. Steven IV zal zijn vader Dirk III net wel of net niet opvolgen als deze overlijdt in 1369. Steven IV overlijdt namelijk in hetzelfde jaar. Zijn oudste zoon Dirk IV is dan nog veel te jong om hem op te volgen. Steven IV’s broer Hendrik II zal de heerlijkheid gaan besturen. Hendrik II gaat op het stamslot wonen, waardoor de unieke tweeherigheid van Wisch ontstaat. Weduwe Agnes van Voorst en Keppel blijft met haar onmondige kinderen op het, al bijna een eeuw oude, ‘nieuwe’ kasteel wonen.

Dirk IV van Wisch Ψ, 1385-1425

Geen mannelijke opvolger

Noot 12

Op 25 februari 1386 is Dirk IV mondig geworden. Hij treedt dan op als heer van Wisch. Samen met zijn oom Hendrik II bestuurt hij de heerlijkheid. Wisch is daarmee tweeherig geworden. De oude tak resideert op het nieuwere kasteel en de jonge tak op het oudere stamslot.
In hetzelfde jaar trouwt Dirk IV met Jutte van Ackoy Ψ en zij krijgen een dochter: Jutta Ψ Na haar dood hertrouwt Dirk IVj met Agnes van den Dodenweert Ψ. Agnes is een dochter van Robert van den Doodenweert Ψ en Jutte van Asperen-Polanen Ψ. Het paar krijgt ook een dochter, Stevina Ψ. Zij trouwt in 1409 met Henrick I van Homoet Ψ.
In 1394 verwoest Dirk IV het kasteel Schuilenburg, waarna hij dit goed mogelijk aan de Wissche bezittingen toevoegd.

Op goede voet met de hertog

Noot 13

In 1402 wordt Dirk IV in een oorkonde als erfmaarschalk van de hertog van Gelre genoemd. Een grote eer voor een bannerheer.
Wanneer Hendrik II in 1390 wordt opgevolgd door zijn zoon Hendrik III Ψ zal deze gaan meeregeren. Van 1394 tot 1397 treden ze samen op als ambtmannen in de Liemers voor de graaf van Kleef.
Dirk IV staat ook op bijzonder goede voet met hertog Willem VII van Gulik en Gelre Ψ, want in 1397 mag hij samen met Arnt van Boecop en de heer van Heinsberg een potje met hem dobbelen. Toegang tot de privé-vertrekken van de hertog is in die tijd een bijzonder grote gunst. Hij schopt het tot rentmeester en landdrost van Zutphen van 1402 tot 1412 en hij is lid van de Raad van Zestien. Ongebruikelijke banen voor iemand van hoge adel en zeker voor een bannerheer. Er bestaat immers een gerede kans dat de bannerheer hierdoor machtiger wordt dan de hertog zelf. Dit tekent het vertrouwen van de hertog in Dirk IV. Na Dirk IV zal geen bannerheer deze functies nog uitoefenen.
In 1419 verlenen Hendrik III en Dirk IV Terborg stadsrechten. In 1423, als de minderjarige Arnold van Egmond Ψ tot hertog van Gelre wordt verheven, behoort Dirk IV tot de vier ‘bewaarders’ van de jonge hertog. Tevens maakt hij samen met Hendrik III deel uit van de Raad van Zestien. Deze raad oefent toezicht uit op de hertog.

Eind aan de tweeherigheid

Noot 14

Met de dood van Dirck IV op 7 dember 1425 is het voorbij met de tweeherigheid va Wisch. De helft van de heerlijkheid vererft via Stevina aan het geslacht van Homoet. Stevina laat zich ten onrechte door de graaf van Gelre belenen met beide kastelen. Iets wat haar erfgenamen ook volhouden. De oudere tak van Wisch is hierop tegen en Joachim van Wisch Ψ zal dit geschil gewapender hand proberen te beslechten. In 1432 erft haar zoon Johan van Homoet Ψ half Wisch. Johan is getrouwd met Agnes van Culemborg Ψ. Hun zoon Henrick II van Homoet Ψ erft eveneens half Wisch.
Deze Henrick II is waarschijnlijk zwak van geest en maakt vele schulden. Hij is genoodzaakt om zijn bezit in 1486 te verkopen. Graaf Oswald I van den Bergh Ψ, de oude erfvijand van de heren van Wisch, wil het wel hebben. Zo ontstaat het ‘Berghse huis Wisch’. Echter het stamslot in Heuven staat op drie kilometer afstand en die buurman is ‘neet bli-j’. Na de vredige co-existentie is nu een soort tweelingkasteel ontstaan. Dit beperkt de macht van de heer van Wisch behoorlijk en zal bepaald niet bijgedragen tot de glorie van het geslacht.

Literatuur

  1. B.D.J., De schijnwerpers op het huis Wisch op de Hoven, Contactorgaan ADW, Oudheidkundige Werkgemeenschap A.D.W., april, 1987, p47.
  2. A.H. Martens van Sevenhoven, Bijdrage tot de geschiedenis van de heeren en de heerlijkheid van Wisch, In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XXXIII, S. Gouda Quint, Arnhem, 1930, p86.
    J. de Groot, Nog iets over de oudste generaties van het geslacht der Heeren van Wisch, In: De Nederlandsche Leeuw, Jaargang LI, nr.12, 1933, kolom 462.
    P. Moors, Het oude en het nieuwe huis van Wisch, Contactorgaan ADW, Oudheidkundige Werkgemeenschap A.D.W., april, 1987, p42.
    B.D.J., 1987, p47.
    H.L.J. Kolks
    en B.J. Dorresteijn, Met het oog op Silvolde, De IJsselstroom, Ulft, 1988, p20.
  3. J.D. Wagner en W.G. Feith, De Heeren van de heerschap Wisch uit de Edele Heeren van dien naam, In: De Nederlandsche Leeuw, Jaargang XLIV, 1924, kolom 71.
    A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p84-86.
    J.M. van Winter, 1962, p355.
    F.M. Eliëns
    en J. Harenberg, Middeleeuwse kastelen van Gelderland, Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk, 1984, p98.
    P. Moors, 1987, p43.
    B.D.J., 1987, p47-48.
    H.L.J. Kolks en B.J. Dorresteijn, 1988, p20-21.
    J. Kuys, Drostambt en schoutambt – De Gelderse ambstorganisatie in het kwartier van Zutphen (ca. 1200-1543), Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1994, p38.
  4. F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p98.
    R. Wartena, Het wapen van de gemeente Wisch, In: Gemeentewapens, Jaarboek Achterhoek en Liemers, De Walburg Pers, Zutphen, 1982, p143-144.
    P. Moors, 1987, p42.
    H.L.J. Kolks en B.J. Dorresteijn, 1988, p20-21.
    J. Harenberg, Kastelen in Oost-Gelderland, Walburg Pers, Zutphen, 1993, p23.
    P. Moors, Heren van Barlham prominent aanwezig in Doetinchem?, In: Kronyck van Dotecom, jaargang 23, nr. 93, 1999, p21.
  5. A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p86, 88-89.
  6. A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p89.
    P. Moors, 1987, p43.
  7. A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p88-89.
    B.D.J., 1987, p48.
    J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 72.
  8. A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p89.
  9. A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p90.
    J.M. van Winter, 1962, p355.
  10. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 72.
    A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p87, 90-93.
    J.M. van Winter, Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen, S. Gouda Quint – D. Brouwer en zoon, Arnhem, 1962, p356.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p98.
    P. Moors, 1987, p43-44.
    J. Harenberg, 1993, p45.
  11. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 72.
    A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p87, 91.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p98.
    B.D.J., 1987, p48.
    J. Harenberg, 1993, p45.
  12. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 72-73.
    A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p87, 91-92.
    J.M. van Winter, 1962, p190, 355.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p98, 101.
    P. Moors, 1987, p44.
    B.D.J., 1987, p48.
    J. Harenberg, 1993, p45.
    C. van Homoet, Familie Van Homoet, Middeleeuwen – generatie 5.
  13. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 73.
    A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p87, 93-94.
    J.M. van Winter, 1962, p355.
    G. Nijsten, Het Hof van Gelre, Cultuur ten tijde van de hertogen uit het Gulikse en Egmondse huis (1371-1473), Kok Agora, Kampen, 1993, p239, 300 n17, 301 n29, 303 n57.
    J. Kuys, 1994, p110, 119, 121-122, 150.
  14. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 73.
    A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p87, 94.
    J.M. van Winter, 1962, p355.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p101.
    P. Moors, 1987, p44.
    B.D.J., 1987, p48.
    H.L.J. Kolks en B.J. Dorresteijn, 1988, p21.
    J. Harenberg, 1993, p45.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MCM ende XCIX op Heilige Antonius van Padua.