De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Heren van Wisch (1164-1544)

Op Heuven

Stephan I de Wisge Ψ, 1164-1179

Noot 1

De heren van Wisch zijn afkomstig uit Westfalen en hebben zich mogelijk vernoemd naar het dorp Wisch bij Billerbeck. Een andere inspiratiebron voor hun naam (en die van het dorp?) is wellicht de groene weidegronden aan de Berkel.

De heren zijn dienstmannen van de abdis van Vreden. Hun stamslot in Heuven ten noordwesten van Terborg krijgt hun familienaam. In de dertiende eeuw weet de familie vanuit de stand der dienstmannen op te klimmen tot vrije edelen.
De eerste telg uit het geslacht Wisch waarvan melding wordt gemaakt is Stephanus I (of Steven). In 1164 komt hij voor onder de ministerialen van bisschop Frederik II van Munster. Hij staat als getuige genoemd tussen Bernardus de Dulmene en Arnoldus de Billerbeke. Stephanus I komt in een onnauwkeurig (1152-1168) gedateerde oorkonde nogmaals voor. De mogelijke zonen van Stephanus I zijn Sweder en Bernard (Berend) Ψ.

Sweder van Wisch Ψ, 1179-1207

Noot 2

  Sueterus (Sweder) en zijn broer Bernard zijn, evenals andere grote heren uit de omgeving, betrokken bij de stichting van het klooster Betlehem bij Gaanderen. Hierbij treden zij niet op als heren van Wisch, maar als markegenoten in Doetinchem.
Bernard is waarschijnlijk de oudste van de twee broers, maar na 1180 wordt niets meer van hem vernomen, zodat hij in of kort na dit jaar moet zijn overleden.
Wisch is een van de vier bannerheerlijkheden. De heren van Wisch zullen in de loop van de Middeleeuwen berucht worden als roofridders. Deze term is wat merkwaardig, omdat rooftochten tussen de lokale heren wel vaker voorkomen. Het succes van de heren van Wisch, niet voor niets de ‘stoutste’ (dapperste) van de vier bannerheren in het rijmpje, legt de nadruk op hun militaire prestaties.
In 1188 komt Wisch voor op een lijst van bezittingen van de graaf Van Dalen; ‘in parochia Dotinchem prope Wische’.
In 1196 komt Sweder van Wisch voor onder de ‘homines tam liberi quam ministeriales‘ van de graaf van Gelre bij het vredesverdrag tussen Brabant en Gelre. Sweder staat tussen de ‘liberi’ en is daarmee een vrij man. Welk leen hij van de graaf heeft blijft onbekend. In 1200 wordt Sweder in een Betlehemse oorkonde genoemd, nog voor de heren van Dinden, Bronckhorst en Borculo.
De Groot vermoedt dat Sweder in of kort na 1207 is overleden. Zijn zoon Stephan (II) volgt hem op. Een van naam onbekende dochter Ψ trouwt, volgens De Groot, met Hendrik I van Gemen Ψ.

Stephan II de Wisge Ψ, 1207-1234

Noot 3

In 1207 blijkt de ‘castellanus’ (kasteelheer) van Wisch zich in zijn omgeving als een dwingeland te gedragen. Mogelijk gaat het om Sweders zoon en opvolger Stephan II die dan kasteelheer van Wisch is geworden. In dat jaar belet de kasteelheer de boeren van het goed Mullinc (bij Hengelo) hun werk uit te voeren. Het klooster St. Pantaleon in Keulen, de bezitter van Mullinc, is niet bij machte om de kasteelheer tot de orde te roepen. Het klooster lost de problemen op door Mullinc aan het meer nabij gelegen klooster Betlehem te verpachten en zo het probleem van de lastige kasteelheer af te schuiven.
In 1254 komt Stephan II na zijn dood voor in een oorkonde, waaruit blijkt dat hij het huis Barlo aan zijn dochters heeft gegeven, zodat ze in klooster Asbeck mogen intreden. Stephan II de Wisge is volgens De Groot vermoedelijk de vader van Dirk (I).
Van Stephan II zijn twee dochters bekend, die beide in het klooster van Asbeck intreden. Hij schenkt beide het goed Barlo als intredegift. In of voor 1234 is Stephan II overleden, want dan treedt zijn vermoedelijke zoon Dirk I op als heer van Wisch.

Dirk I van Wisch, 1234-1285

Noot 4
Nieuwe en oude wapen van Wisch in de codex van heraut Gelre (eind 14de eeuw).

Dirk I (Theodericus) wordt als eerste in de reguliere stamboom van Wisch opgevoerd. Het blijft onbekend of hij een (klein)zoon is van Sweder of Bernard. De heerlijkheid van Dirk I beslaat slechts een gedeelte van de parochie Etten en is veel kleiner dan de huidige gemeente Wisch.
Op 1 februari 1234 treedt Dirk I als getuige op voor de bisschop van Utrecht.
Uit zijn huwelijk met Herburga Ψ worden twee zonen en twee dochters geboren: Steven (III), Johan ΨJutta (Judith) Ψ en nog een onbekende dochter Ψ. De onbekende dochter trouwt met Frederik III van Baer Ψ. Jutta’s huwelijk is politiek getint. Steven III zal zijn vader opvolgen, terwijl voor Johan een nieuwe burcht gebouwd wordt. In deze tijd wordt al een aanzet gegeven tot de unieke tweeherigheid van Wisch.
In 1250 komt Dirk I in drie oorkondes als ministeriaal voor en (nog) niet als edelman.

Oudste wapen van Wisch

Dirk I is rijk genoeg om ridder te zijn en eigen ministerialen in dienst te hebben. Zijn wapen is het oudst bekende wapen van Wisch. Het in 1274 gevoerde wapen heeft een effen groenen hartschild op een gouden schild, omzoomd door acht rode merletten (merels). Dit wapen lijkt op dat van de heren van Kuyc en in mindere mate op die van de graven van Lohn, waarin drie merletten voorkomen. De kleuren zijn zoals ze gevoerd worden tijdens de slag bij Woeringen en zoals ze later zijn opgetekend door de heraut Gelre. Het groene hartveld zal ingegeven zijn door de naam ‘Wisch’ (weide), waardoor het een zogenaamd ‘sprekend wapen’ wordt.
Mogelijk neemt Dirk I dit wapen over van zijn vrouw Herburgis. Lohn heeft immers in die tijd meer aanzien dan de familie Wisch. Een manier om de afkomst uit een bepaalde familie te laten zien is het vermeerderen van de stukken die op het wapen voorkomen. De heren van Wisch zijn in ieder geval heraldisch gesproken verwant aan de graven van Lohn. Het wapen is te vinden op een zegel aan een oorkonde uit 1244, waarin Dirk I samen met Henricus de Monte (Hendrik van den Bergh) Ψ getuigt.

Steven III van Wisch Ψ, 1285-1329

Een huwelijkscontract

oudwisch
Noot 5

In 1261 wordt Steven (Stephanus) III op zeer jonge leeftijd gebonden aan een zeer merkwaardig huwelijkscontract. Dit contract wordt gesloten door zijn vader Dirk I met Hendrik III van Borculo Ψ. Hendrik III is een halfbroer van graaf Herman II van Lohn Ψ.
Hier is duidelijke sprake van huwelijkspolitiek voor twee nog niet huwbare kinderen, waarbij financiële en politieke belangen voorop staan. Jutta, de dochter van Dirk I zal trouwen met Hendrik IV van Borculo Ψ en Steven III zal trouwen met Jutta van Borculo Ψ.
Uit het feit dat Otto II van Gelre Ψ als getuige optreedt, blijkt dat de wederzijdse vaders op goede voet met Gelre staan. Deze goede relatie zien we bevestigd wanneer Dirk I negen maanden voor dit huwelijkscontract optreedt als getuige bij een huwelijkscontract tussen Gelre en Kleef.

Een rijk nageslacht

Noot 6

Op huwbare leeftijd gekomen trouwen Steven III en Jutta van Borculo inderdaad met elkaar. Jutta krijgt als huwelijksgift de helft van het gericht in Eibergen en mogelijk de helft van Juckenberge (Haaksbergen?) mee. Het paar krijgt vele kinderen, zes zonen: Hendrik (I) Ψ, Dirk (II) Ψ, Sweder Ψ, Steven (I van Roderlo?) Ψ (voor 1337 overleden), Bernard Ψ (kanunnik van Sint Marie in Utrecht) en Johan Ψ, waarvan de eerste de titel heer van Wisch zeker zal dragen, en mogelijk twee dochters: Herburga Ψ en Agnes Ψ. Herburg trouwt waarschijnlijk rond 1320 met Jan II van Zuylen Ψ en Agnes met Johan van Lembeek Ψ.
In 1278 staat Steven III als getuige tussen naaste bloedverwanten en vrienden van graaf Herman II van Lohn. In 1288 vecht hij mee in de slag bij Woeringen.

Heuven komt leeg te staan

In 1295 wordt Steven III voor het eerst heer van Wisch genoemd. Hij zegelt met een wapen waarop wisselend zes of acht merletten staan. Ook heeft hij een zegel waarbij in het hartschild een leeuw wordt gevoerd. In 1299 blijkt hij in Gelre carrière te hebben gemaakt als dapifer (drost) van de graaf van Gelre en in 1306 is hij diens raad.
In 1317 verdeelt Steven III zijn nalatenschap onder zijn kinderen, waarbij Hendrik I, de oudste zoon, als opvolger wordt aangewezen. De nalatenschap bestaat onder andere uit diverse goederen in Doetinchem, goederen in Silvolde, twee hoven bij Emmerik, goederen bij Etten met bijbehorend benoemingsrecht van de pastoor van de kerk aldaar en goederen in Groenlo, Twente, Vreden en Overhagen in Velp.
Na 13 juni 1329 zal Steven III overlijden. Zijn zoon Hendrik I, die sinds 1323 het nieuwe kasteel bewoont, volgt hem op als heer van Wisch. Het zal veertig jaar duren, voordat er weer een heer van Wisch op het oude stamslot in Heuven komt wonen. Het is een achterneef van Steven III: Hendrik II.

Hendrik II van Wisch Ψ, 1369-1387

Noot 7
Huis Wisch, anno 1999.

Hendrik II is waarschijnlijk een zoon van Dirk III van Wisch Ψ. Wanneer Hendrik II’s oudere broer, Steven IV, in 1369 een onmondige zoon achterlaat treedt Hendrik II op als heer van Wisch. Hij gaat op het verlaten stamslot wonen. In 1372 nemen Hendrik II, Gijsbert V van Bronckhorst Ψ en Peter van Steenbergen de stad Arnhem in voor Willem VI van Gulik Ψ, die samen met zijn broers Robert Ψ en Dirk Ψ tot de Gulikse partij behoort.
Hendrik II is gehuwd met Elisabeth van Bronckhorst Ψ en na haar dood hertrouwt hij met haar zuster Catharina Ψ op 15 juni 1381. Beide zijn dochters van Willem IV van Bronckhorst Ψ en Cunegonde van Meurs Ψ. Bij Elisabeth verwekt Hendrik II een zoon: Hendrik (III) en een dochter: Agnes en bij Catharina twee dochters: Henrica en Elisabeth. Agnes trouwt in 1396 met Hendrik II van Gramsbergen, Henrica in 1415 met graaf Diederik van Limburg-Bruch en Elisabeth trouwt in 1409 met Johann von Volmestein. Na de dood van Hendrik II zal Catharina hertrouwen met Hendrik III van Gemen Ψ.

Bloedbanden met Bronckhorst

Beiden echtgenotes zijn dochters van Willem IV van Bronckhorst Ψ. De politieke banden met het geslacht Bronckhorst worden op deze wijze stevig aangehaald. Rond deze tijd laat Hendrik II een kapel bij het kasteel bouwen. In 1382 wordt de kapel, met patroonheilige Sint-Georgius (Sint-Joris), verheven tot parochiekerk. Het grondgebied van de heer van Wisch wordt nu afgescheiden van het kerspel Etten. De kapel vormt tegenwoordig het hoge, achterste deel van de Nederlands Hervormde kerk te Terborg.
Wanneer neef Dirk IV Ψ in 1385 meerderjarig wordt, is er opnieuw strijd in Gelre. Een unieke tweeherigheid van de bannerij is het gevolg; Dirk IV gaat nu samen met Hendrik II de bannerij besturen. De krachtige en eendrachtige regering van Hendrik II en Dirk IV verloopt bijzonder voorspoedig voor de bannerheerlijkheid Wisch.
Sommige bronnen beweren dat de tweeherigheid een gevolg is van een bloedige broedertwist! Niets is minder waar. Er is in de bronnen geen sprake van tweespalt of animositeit. We hebben hier niet te doen met een paar koppige broers, maar met een verstandige oom en een volgzame neef.
Hendrik II overlijdt voor 25 februari 1387. Zijn zoon Hendrik III treedt als heer van Wisch in zijn voetsporen.

Hendrik III van Wisch, 1387-1448

Noot 8

Van 1394 tot 1397 treedt Hendrik III samen met Dirk IV op als ambtman in de Liemers. In 1416, 1422 en 1433 wordt Hendrik III genoemd als drost en rentmeester van Gelre. In 1452 behoort hij als richter tot de ommestand van de stad Arnhem.
In 1425 is Hendrik III als landdrost betrokken bij het nieuwe tracé van de Hetterse dijk. Als landdrost zorgt hij er voor dat Gelre meebetaald aan de kosten en verdeeld hij de kosten over het kwartier Zutphen.
In 1419 schenkt Hendrik III samen met Dirk IV stadsrechten aan Terborg. Ook maken ze samen deel uit van de Raad van Zestien, wanneer hertog Arnold van Gelre nog minderjarig is. In 1430 beschikt Hendrik III over een eigen kamer in kasteel Rosendael, de residentie van de hertog van Gelre. Ook hij geniet dus veel vertrouwen van de hertog. Hij wordt in 1435 burger van Zutphen, waarvoor hij moet betalen.
Zijn hertogelijke benoeming tot hertogelijke landdrost wil niet zeggen dat Hendrik III voortdurend partij voor de hertog kiest. Integendeel, in 1418 en 1436 is Hendrik III mede-ondertekenaar van het verbond tegen de hertog.
Hendrik III trouwt met Irmgard van Sayn-Witgenstein Ψ. Zij krijgen vier zonen: Hendrik (IV), Dirk (V), Johan (II), Gijsbert Ψ en een dochter: Agnes. Agnes trouwt met Gijsbert II van Bronckhorst-Batenburg Ψ. De eerste drie zonen zullen in volgorde van geboorte als heer van (half) Wisch optreden. Daarnaast is nog een bastaardzoon van Hendrik III bekend: Bernt Ψ. In 1462 krijgt hij een miniatuur heerlijkheid toegewezen: Lichtenberg. Bernt ‘Onkruyt’ maakt ook carrière aan het Gelderse hof, want in 1466 treedt hij op als ambtman van Rosendaal.
Op 10 januari 1448 komt Hendrik III te overlijden, zijn gelijknamige zoon neemt het bestuur van (half) wisch over.

Hendrik IV van Wisch Ψ, 1448-1460

Noot 9

Van 1449 tot 1460 is hij, evenals zijn vader, drost en rentmeester van Gelre. In 1449 wordt hij beleend met kasteel De Wildenborch, gelegen tussen Lochem en Vorden.
Hendrik IV trouwt met Jutte Ψ, dochter van Johan (I) van Raesfeld Ψ van Schuilenburg en Elsabé (Elisabeth) van Middachten Ψ. Dit huwelijk brengt geen kinderen voort. Op 31 mei 1460 komt het echtpaar tijdens de terugreis uit Palestina te overlijden. Hendrik III’s broer Dirk V volgt hem op.

Dirk V van Wisch Ψ, 1460-1464

Noot 10

Dirk V is de broer van Hendrik IV en volgt deze in 1460 op als heer van Wisch. Dirk V blijft ongehuwd tot zijn dood in 1464.

Johan II van Wisch Ψ, 1464-1517

Noot 11

De derde broer die vervolgens heer van Wisch wordt is Johan II. Uit zijn huwelijk met Margaretha van Ketteler Ψ komen twee zoons voort: Hendrik (V) en Gijsbert Ψ.
Johan II vertoeft regelmatig op zijn kasteel Wildenborg bij Vorden. Daar gedraagt hij zich als een roofridder en stroopt hij geregeld De Graafschap af. Uitstapjes naar Overijssel komen ook voor. De Wildenborg wordt regelmatig belegerd om hem tot andere gedachten te dwingen. In 1490 door Zutphen en Deventer en in 1506-1508 driemaal door hertog Karel van Gelre Ψ en de stad Zutphen. Tevergeefs, want de Wildenborg, midden in de moerassen gelegen, is vrijwel onneembaar. In 1512 verzoent Johan II van Wisch zich met zijn wettige gezag.

Hendrik V van Wisch Ψ, 1517-1519

Noot 12

In 1495 trouwt Hendrik V met Walburga Ψ, de jongste dochter van graaf Oswald I van den Bergh Ψ. Hendrik V hoopt met dit huwelijk de verloren halve heerlijkheid weer bij het Huis Wisch te voegen. Het jonge paar vestigt zich op het oude goed Wisch te Heuven. Uit het huwelijk worden twee kinderen geboren: Joachim en Ermgard Ψ. Graaf Oswald I houdt echter het kasteel Wisch te Terborg en zijn zoon Willem III Ψ erft het wanneer Oswald I overlijdt.
Ermgard trouwt eerst met Johan Scheiffart van Merode Ψ en na diens overlijden in 1537 met graaf Georg van Limburg-Stirum Ψ. Zij erven het kasteel Bronckhorst van graaf Joost van Bronckhorst-Borculo Ψ.

Joachim van Wisch Ψ, 1519-1544

Moeilijkheden met Bergh

Noot 13

Joachim is de bekendste telg uit het geslacht Wisch. Hij wordt ook wel het ‘onrustige kind’ van Wisch genoemd. Op zeer jeugdige leeftijd onderneemt hij een reis naar Frankrijk om daar Waals te leren. Hij staat dan op goede voet met hertog Karel van Gelre. Hertog Karel beschermt Joachims goederen tijdens zijn afwezigheid. Als Joachim een jaar later terugkeert, ontstaan de moeilijkheden tussen Wisch en Bergh.
Het begint met een geschil tussen Joachim en zijn moeder Walburga van den Bergh over de nalatenschap van de jong overleden graaf Van Den Bergh, heer van Hedel. Graaf Van Den Bergh is een broer van Walburga, maar hij heeft haar voor zijn dood onterfd. Toch meent Joachim enige aanspraken via zijn moeder Walburga te hebben. Hij wil graag het goed Wisch herenigen. Joachim is inmiddels gehuwd met gravin Magdalena van Salm Ψ, maar het paar krijgt geen kinderen.
In het jaar 1525 overlijdt een oom van Joachim, Gijsbert van Wisch. Joachim komt hierdoor in het bezit van Overhagen bij Velp.
In 1528 ontvangt Joachim een aanstelling tot veldheer en bevelhebber in het Overkwartier.

Roofridder op de Wildenborg

Wildenborg in de 17de eeuw.
Noot 14

Vanuit de hem toebehorende Wildenborg terroriseert Joachim de Zutphense en Deventer kooplieden. In 1523 is de relatie van Joachim met de hertog zo slecht dat deze een vaste bezetting op de Wildenborg legt en het gedeeltelijk laat afbreken. De twist met Bergh neemt dan zulke scherpe vormen aan, dat Joachim in 1528 het ‘nieuwe’ kasteel in Terborg laat plunderen en verwoesten. Alleen een ronde toren blijft staan.
Hertog Karel van Gelre probeert Joachim met brieven en vermaningen tot rede te brengen. Joachim is hier niet vatbaar voor en de twist escaleert.
Joachim en zijn trawanten blijven het gebied van Bergh brandschatten. Joachim weet zelfs Johan IV van Raesfeld Ψ, de heer van het slot Swanenburg bij Gendringen, dat leenroerig is aan Bergh, op zijn hand te krijgen.
Uiteindelijk neemt hertog Karel forse maatregelen. In 1530 laat hij Overhagen verwoesten. Met de restanten hiervan laat hertog Karel later kasteel Biljoen bouwen. Hij laat in 1531 Terborg belegeren door zijn beruchte legeraanvoerder Maarten van Rossem. Het stadje valt op 20 mei in handen van Van Rossem, maar Joachim slaagt erin te vluchten. Sindsdien zijn de hertog en Joachim vijanden. De aloude goede verhouding Gelre-Wisch is voorgoed verleden tijd.

Geslacht Wisch sterft uit

Noot 15

Er vinden vele pogingen tot verzoening plaats, maar pas na Karels dood in 1539 verschijnt Joachim weer in de vergadering van de Geldersche landschapstafel. Drie jaar later in 1544 overlijdt ook Joachim op 45-jarige leeftijd. Hij sterft in het huis Den Rooden Tooren te Zutphen aan een beroerte. Hij wordt bij zijn voorvaderen begraven in het klooster Betlehem.
Met het overlijden van de laatste heer valt het doek over het geslacht Wisch, dat nu uitgestorven is. In zijn testament worden nog wel enkele kinderen genoemd: Joachim, Gijsbert, Henrick en Margaretha. Na de dood van Joachim krijgt zijn zuster Ermgard van Wisch het goed, maar zijn moeder Walburga van den Bergh krijgt na een proces in 1547 het vruchtgebruik.

Literatuur

  1. J. de Groot, Nog iets over de oudste generaties van het geslacht der Heeren van Wisch, In: De Nederlandsche Leeuw, Jaargang LI, nr.12, 1933, kolom 464.
    J.M. van Winter, Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen, S. Gouda Quint – D. Brouwer en zoon, Arnhem, 1962, p181, 354-355.
    H.L.J. Kolks en B.J. Dorresteijn, Met het oog op Silvolde, De IJsselstroom, Ulft, 1988, p20.
  2. A.H. Martens van Sevenhoven, Bijdrage tot de geschiedenis van de heeren en de heerlijkheid van Wisch, In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XXXIII, S. Gouda Quint, Arnhem, 1930, p80, 82.
    J. de Groot, 1933, kolom 464-466.
    P. Moors, Het oude en het nieuwe huis van Wisch, Contactorgaan ADW, Oudheidkundige Werkgemeenschap A.D.W., april, 1987, p40.
    J. Harenberg, Kastelen in Oost-Gelderland, Walburg Pers, Zutphen, 1993, p44.
  3. WUB III, 574.
    J. de Groot, 1933, kolom 462-464.
    P. Moors, 1987, p40.
  4. J.D. Wagner en W.G. Feith, De Heeren van de heerschap Wisch uit de Edele Heeren van dien naam, In: De Nederlandsche Leeuw, Jaargang XLIV, 1924, kolom 71.
    A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p83.
    J. de Groot, 1933, kolom 460-461.
    J.M. van Winter, 1962, p216, 355.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, Middeleeuwse kastelen van Gelderland, Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk, 1984, p98.
    H.L.J. Kolks en B.J. Dorresteijn, 1988, p20.
    J. Harenberg, 1993, p45.
    B. te Vaarwerk, Kwamen de heren van Borculo uit Eibergen?, In: Kleine Reeks, nr. 3, Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo, Kousman B.V., Borculo, 1995, p37.
  5. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 71.
    A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p83-84, 87.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p98.
    H.L.J. Kolks en B.J. Dorresteijn, 1988, p20.
    J. Harenberg, 1993, p45.
  6. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 72.
    A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p86-87, 89.
    J. de Groot, 1933, kolom 461-463.
    P. Moors, 1987, p43.
    H.L.J. Kolks en B.J. Dorresteijn, 1988, p20-21.
    J. Harenberg, 1993, p45.
    J. Kuys, Drostambt en schoutambt – De Gelderse ambstorganisatie in het kwartier van Zutphen (ca. 1200-1543), Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1994, p121.
  7. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 72.
    A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p84, 92-93.
    J.M. van Winter, 1962, p216, 355.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p98.
    B.D.J., De schijnwerpers op het huis Wisch op de Hoven, Contactorgaan ADW, Oudheidkundige Werkgemeenschap A.D.W., april, 1987, p48.
    H.L.J. Kolks en B.J. Dorresteijn, 1988, p21.
    J. Harenberg, 1993, p47.
    J. Kuys, 1994, p51.
  8. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 73-74.
    A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p92-95.
    J.M. van Winter, 1962, p184, 355.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p101.
    P. Moors, 1987, p44.
    B.D.J., 1987, p48.
    J. Harenberg, 1993, p47.
    G. Nijsten, Het Hof van Gelre, Cultuur ten tijde van de hertogen uit het Gulikse en Egmondse huis (1371-1473), Kok Agora, Kampen, 1993, p236, 303 n57.
    J. Kuys, 1994, p107-108, 110, 117, 119, 121-123, 150.
  9. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 74.
    J.M. van Winter, 1962, p190.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p101.
    J. Harenberg, 1993, p47.
  10. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 74.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p101.
    J. Harenberg, 1993, p47.
  11. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 74.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p101.
    B.D.J., 1987, p48.
    J. Harenberg, 1993, p47.
  12. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 74.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p101.
    B.D.J., 1987, p48.
    J. Harenberg, 1993, p47.
  13. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 74-75.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p101.
    B.D.J., 1987, p48.
    J. Harenberg, 1993, p47.
    Redactie Mijn Gelderland, Rondje Biljoen, In: Mijn Gelderland, Jg. 2, nr. 4, 2014, p. 12.
  14. J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 75.
    A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p94-95.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p101.
    P. Moors, 1987, p44-45.
    J. Harenberg, 1993, p46.
    J. Kuys, 1994, p56.
  15. Gelders Archief, 0443 Heerlijkheid Wisch, Inv. 235, Afschrift Testament Joachim van Wisch 28 april 1537.
    J.D. Wagner en W.G. Feith, 1924, kolom 75.
    A.H. Martens van Sevenhoven, 1930, p79.
    J. Harenberg, 1993, p47-48.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MCM ende XCIX op Heilige Antonius van Padua.