De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Het schild

Een draagbare plank

Kruisboogschutters achter een grote pavese.

Tot de oudste verdedigingswapens behoort zonder twijfel het schild. Mensen hebben in de oudheid al snel in de gaten dat hout een klievende bijl tegenhoudt, hetgeen enkelen ertoe brengt om ter verdediging een plank voor zich uit te dragen. Om deze plank te kunnen hanteren en tegelijkertijd een hand voor een bijl vrij te houden moeten er nog enkele voorzieningen voor gebruiksgemak aangebracht worden en het eerste schild is klaar!

Kortom, al heel vroeg wordt het schild door krijgslieden toegepast en in de Middeleeuwen, met zijn vele soorten slag- en stootwapens, verdwijnt dit verdedigingswapen zeker niet, maar wordt het concept steeds meer verfijnd.

Mis- en gebruik van de kwetsbaarheid

Het schild wordt door rechtshandigen altijd aan de linkerarm gedragen, zodat de rechterarm vrij is om een aanvalswapen te hanteren. Hierdoor is uiteraard de rechterkant van de soldaat kwetsbaar. Van deze wetenschap maakt men in de Middeleeuwen volop gebruik door hier bij de aanleg van toegangswegen naar versterkingen en kastelen rekening mee te houden. De toegang wordt zo gemaakt dat de naderende vijand altijd met zijn meest kwetsbare kant naar de muur en de verdediger is gericht. Ook in traptorens maakt men van deze wetenschap gebruik, door de trappen altijd rechtsom te laten draaien. De hoger staande verdediger is dan altijd in het voordeel.

Voor- en nadelen

Om het schild doelmatig te kunnen gebruiken moet dit net als de rest van de wapenrusting zo sterk, maar ook zo licht, mogelijk worden gemaakt. Het schild wordt om deze reden gemaakt van een taaie houtsoort; dennen- of essenhout. Het houten schild wordt vervolgens bekleed met leer en extra versterkt met ijzeren beslag. Een met kracht toegeworpen of gestoten speer kan echter diep in of door het schild dringen en door het extra gewicht de soldaat ernstig hinderen in zijn bewegingen. Een ander nadeel van het schild is dat de soldaat slechts één hand vrij heeft om een aanvalswapen te hanteren. Hierdoor vallen de zware aanvalswapens af.

Het ronde (Frankische) schild

Rond Frankisch schild, 10de eeuw.

In de loop van de Middeleeuwen experimenteert men vaak met de vorm en het materiaal van het schild om een zo maximaal mogelijke bescherming te krijgen met een zo laag mogelijk gewicht. De Franken hanteren vanaf de Romeinse tijd een vrijwel geheel rond schild van hout, met leer bekleed en een ijzeren schildknop in het midden. Deze zogenaamde ‘umbo’ (navel) beschermt het gat in het midden van het schild om ruimte te scheppen voor de vuist die het schild vasthoudt. Franken versterken het schild met ijzeren banden in een stervorm en nagels. De nagels zijn oorspronkelijk door het schild heengeslagen om leren riemen aan de achterzijde van het schild te bevestigen om het dragen te vergemakkelijken. In latere tijden wordt het een uitdaging om zo mooi mogelijke patronen toe te passen of worden de nagels in het heraldische embleem opgenomen.
Voor het draaggemak wordt ook een nekriem toegepast om het schild tijdens het marcheren gemakkelijk te kunnen vervoeren.
Deze schilden worden zowel door het voetvolk als de ruiters gebruikt. Tot de tiende eeuw blijft het ronde schild in gebruik.

Het Noormannenschild

Noormannenschild, 10de eeuw.

Tegen het einde van de tiende eeuw komt er een andere vorm van het schild in zwang. Dit schildtype heeft een langgerekte driehoekige vorm met afgeronde hoeken. Deze schilden beschermen de drager van schouder tot knie en worden aanvankelijk alleen door ruiters gebruikt. Later worden ze ook door voetsoldaten gebruikt en zijn tot het eind van de twaalfde eeuw populair. Vooral de Noormannen maken zonder uitzondering gebruik van dit type schild, waardoor dit type ook wel Noormannenschild heet. Parallel aan de ‘Noormannenhelm‘ is deze benaming eveneens misplaatst. Noch de Noormannen maken exclusief gebruik van dit schild, noch hebben zij dit type geïntroduceerd. Bijvoorbeeld op het tapijt van Bayeux maken de AngloSaksische soldaten naast ronde schilden ook gebruik van Noormannenschilden.
De grootte van dit schild maakt het ongeschikt voor ruiters, omdat ze in hun bewegingen worden gehinderd. Het schild wordt in latere tijden om deze reden steeds kleiner van formaat, terwijl de ruiter daarnaast andere en verbeterde verdedigingswapens krijgt.

Driehoeksschild

Zeldzaam houten 13de eeuws driehoeksschild.

De uiteindelijke verkleinde uitvoering van het Noormannenschild is het driehoeksschild. Dit proces van verkleining wordt pas in de dertiende eeuw afgesloten. In deze tijd wordt ook het heraldische embleem van de ridder op het schild aangebracht. Deze identificatie zal in het feodale tijdperk een hoge vlucht nemen, omdat het bij uitstek het middel is om het klassenverschil tot uiting te brengen. In de Zwaben– en Saksenspiegel worden de standen dan ook als heerschilden aangeduid.

De targe

Waarschijnlijk ontstaat omstreek het midden van de veertiende eeuw door het dragen van een lans onder ruiters de behoefte aan een nieuw type schild. Dit schild wordt bekend onder de naam targe, in Duitsland tartsche, Frankrijk petit écu en Engeland jousting shield.
Het opvallendste kenmerk van de targe is de sterke uitholling aan de bovenkant van het schild. Aan de rechterzijde vanuit de positie van de drager, zodat deze er een lans in kan leggen. Soms wordt de targe ook golvend of hol uitgevoerd, naar gelang men fraai of nuttig acht.

De pavese

Voor de voetsoldaten blijven de grote schilden tot het eind van de Middeleeuwen onmisbaar. Van de dertiende tot de vijftiende eeuw maken zij gebruik van pavesen: vrijwel rechthoekige, grote schilden. Deze schilden zijn afhankelijk van hun formaat onder te verdelen in kleine pavese, grote pavese of standschild en stormwand.

De kleine pavese

Dit type schild wordt het meest gebruikt door voetsoldaten met stokwapens of kruisbogen. Het schild meet ca. 110 cm bij 50 cm.

De grote pavese of standschild

Grote pavese van de stad Erfurt.

De grote pavese of standschild rust bij gebruik op de grond en biedt door zijn grote afmetingen, ca. 150 cm bij 65 cm, meer bescherming. Deze schilden worden vooral door schutters gebruikt, maar ook ander voetvolk voelt zich er door beschermd.

De stormwand

De stormwanden hebben een grootte van ca. 195 cm bij ruim 90 cm. Hierdoor zijn ze geschikt voor bescherming bij het benaderen van een vijandelijke linie of burcht. Dicht op elkaar geplaatst vormen ze een ondoordringbare muur tegen pijlen en andere lichte projectielen.

Het schild verdwijnt en komt terug

Door de ontwikkeling van vuurwapens bieden de schilden vanaf het begin van de zestiende eeuw geen bescherming meer en verdwijnen ze uit beeld. Pas in onze tijden worden politietroepen (ME) opnieuw met een licht schild uitgerust en is de cirkel evenals dit nieuwe schild rond.

Literatuur

  1. Ancient armour & weapons, John Hewitt,
    Bracken Books, London, 1855 (1996).
  2. Middeleeuws Wapentuig, Drs. R.B.F. van der Sloot,
    C.A.J. van Dishoeck, Bussum,1964.
  3. Waffen und Rüstungen, Vesey Norman,
    Parkland Verlag, Stuttgart, 1977.
  4. Over hellebaarden donderbussen en huurlingen, J.H.W. Koch,
    Elsevier, Amsterdam, 1980.
  5. Knights, Andrea Hopkins,
    Grange Books, London, 1990.
  6. Knight, Christopher Gravett,
    Dorling Kindersley, London, 1993.
  7. The medieval knight at war, Brooks Robards,
    Tiger Books International, London, 1997.
  8. Atlas van middeleeuws Europa, Angus Konstam,
    Atrium, Alphen aan den Rijn, 2001.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM des Donredages nae sunte Willibrords dach, dat was op ten tienden dach der maent van Novembri.