De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Hof te Borculo

Anno 1151

Strategische ligging

Noot 1

De locatie van het verdwenen kasteel Borculo, geheten Hof te Borculo, is zeer strategisch op een dekzandrug aan de samenvloeiing van Berkel en Leerinkbeek. Met deze plek is iets vreemds aan de hand.

De archeoloog Waterbolk schrijft: “Een blik op de geomorfologische kaart van Nederland leert dat het dal van de bovenloop van de Berkel zijn natuurlijke voortzetting vindt in het dal van de Boven-Regge en dat het dal van de benedenloop van de Berkel de natuurlijke voortzetting is van het dal van de Slinge. De waarschijnlijk gegraven ‘overloop’ van het ene dalsysteem in het andere, waardoor thans al het Berkelwater wordt afgevoerd, bevindt zich tussen Haarlo en Borculo. De waterscheiding tussen beide dalsystemen zou derhalve een meer natuurlijke zuidgrens voor Twente vormen dan de huidige.” (Einde citaat.)
Wanneer de oorspronkelijke bedding van de Berkel op een kaart wordt ingetekend komt er een natuurlijke grens tussen De Graafschap en Twente tevoorschijn. Waterbolk neemt aan dat dit betekent dat al het gebied ten noorden van de Slinge ooit tot Twente heeft behoord. Zijn aanname wordt ondersteund door een oude kaart uit 1645 waarop de rivier die langs Geesteren loopt ‘Oude Berkel’ wordt genoemd.
Met Waterbolks veronderstelling komt kasteel Borculo op de grens van Twente en het graafschap Zutphen te liggen. Bovendien ligt het kasteel op de grens tussen de bisdommen Munster en Utrecht. Precies daar waar de Berkel in de voormalige Grolse beek stroomt is door de middeleeuwse graafwerkzaamheden een mooie strategische plaats voor een kasteel ontstaan.

De (mogelijk eeuwenoude) splitsing van Berkel (naar links) en Bolsbeek (naar rechts).

Een Munsters kasteel

Noot 2
Kasteel Borculo, anno 1726 (tekening: A. de Haen).

Over de oorsprong van kasteel Borculo zwijgen de bronnen, maar het is waarschijnlijk het kasteel halverwege de twaalfde eeuw is gesticht in opdracht van de bisschop van Munster. Het mag nu vreemd voorkomen dat een Duitse bisschop een Nederlands kasteel sticht, maar in de twaalfde eeuw vallen Borculo en omstreken onder het geestelijk gezag van de Munsterse bisschop.
In de literatuur wordt vaak aangegeven dat de heerlijkheid een onderdeel van het graafschap Lohn is geweest. Te Vaarwerk geeft aan dat de heerlijkheid Borculo pas in de vijftiende eeuw, onder de heren van Bronckhorst, enige omvang krijgt en wijst daarmee een heerlijke afsplitsing van het graafschap Lohn in de twaalfde eeuw af. Ook Kohl beperkt de omvang van Borculo bij aanvang tot het kerspel Geesteren.

Een eigen ridderschap

Noot 3

Dat Borculo, en het later toegevoegde Lichtenvoorde, een belangrijke goed is mag blijken uit het feit dat het een eigen ridderschap kent. Aan het einde van de vijftiende eeuw bestaat die ridderschap uit de bewoners van Mensinck (Geesteren), Bevervoorde (Gelselaar), De Hof (Dyke), De Kamp (Neede), Welmaring, Ter Hoeve (Noordijk), Mallum (Eibergen), Marhulsen (Groenlo), Milvelde (Rekken), Tongerloo (Vrageren) en Hervelde (Harreveld).

Het verdwenen kasteel

Kasteel Borculo, anno 1743 (tekening J. de Beyer).
Noot 4

Behalve over de oorsprong van de heerlijkheid is ook over het kasteel zelf weinig bekend. Rond 1151 vernoemt Rotholfus de Burclo Ψ zich naar het goed, dus heeft er rond die tijd mogelijk een donjon of kasteel bestaan. Naar de eerste fysieke verschijningsvorm kan alleen maar gegist worden. In ieder geval herbergt het kasteel vanaf dat moment enkele generaties van de edele familie Van Borculo. Uit afbeeldingen uit de achttiende eeuw blijkt dat het kasteel in de tussenliggende eeuwen tot een imposant bouwwerk is gegroeid.
Het verdwenen kasteel heeft aan de rand van het centrum gestaan, tegenwoordig Hoflaan 1-3. De enige restanten zijn de zestiende-eeuwse kelders en de onderbouw van de donjon. De bijbehorende watermolens zijn de bovengrondse herinneringen van het ooit zo imposante kasteel.

Na de Middeleeuwen

Noot 5
Hof te Borculo, anno 2005.

De Heerlijkheid en het kasteel Borculo vererven na de Middeleeuwen via Ermgard van Wisch Ψ aan de familie Van Limburg-Stirum. De bisschop van Munster is het daar als opperste leengezag niet mee eens en bestrijdt deze vererving in vrouwelijke linie. Het vormt de aanleiding tot de inval van bisschop Bernard van Galen in de Achterhoek in 1672. Hierbij verdient de bisschop de weinig vleiende bijnaam ‘Bomm’n Berend’.
De familie Van Limburg-Stirum houdt, ondanks de Munsterse druk, het goed tot 1727. In de jaren daarna wordt het enkele malen verkocht en komt het uiteindelijk in handen van stadhouder prins Willem V, die er in 1777 een paardenfokkerij begint. Het kasteel is sinds 1722 in onbewoonde staat, hetgeen het onderhoud niet ten goede is gekomen. Langzamerhand wordt het oude kasteel in gedeeltes afgebroken, waarna Willem V rond 1775 opdracht geeft het kasteel te verbouwen. Het kasteel krijgt dan een L-vorm met een vrijstaande toren op enige afstand van het hoofdgebouw.
In 1854 doet koning Willem III zijn stoeterij van de hand en wordt het kasteel gekocht door Geertruid Sara Agatha van Pabst. Haar zoon Johan Derk Carel baron van Heeckeren van Wassenaer erft het het kasteel in 1867. In 1869 biedt de baron het kasteel op een publieke veiling ter sloop aan, waarbij de kelders van sloop zijn uitgezonderd.
Op die kelders is in 1887 door de nieuwe eigenaar Carel Ferdinand Schaars een villa gebouwd. Op het kasteelterrein verschijnt en verdwijnt in de twintigste eeuw een cichoreifabriek. Na al deze bouw- en sloopactiviteiten moet spijtig geconstateerd worden dat alle herinneringen aan het voormalige kasteel grondig zijn uitgewist.

Literatuur

  1. H.T. Waterbolk, Drenthe, Salland en Twente in de vroege Middeleeuwen – Overwegingen van een archeoloog, In: Feestbundel aangeboden aan prof. dr. D.P. Blok, redactie: J.B. Berns e.a., Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1990, p366.
    B. te Vaarwerk, Kwamen de heren van Borculo uit Eibergen?, In: Kleine Reeks, nr. 3, Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo, Kousman B.V., Borculo, 1995, p41.
    B. te Vaarwerk, De Berkel, Op: Stad en Heerlijkheid Borculo. (Nog beschikbaar via: Wayback machine)
  2. B. te Vaarwerk, 1995, p33, 39.
    “De ‘afsplitsingstheorie’ veronderstelt dat het gebied zich van de vroegste tijden af als één, kant en klaar geheel heeft gepresenteerd. Door de daad ontstond een nieuwe van alle rechten voorziene heerlijkheid. Dit lijkt weinig waarschijnlijk, want, zoals nog aangetoond zal worden, verwierf Borculo pas later aanzienlijke rechten en bezittingen en hoven.”
    W. Kohl, Das Bistum Münster, In: Germania Sacra Neue Folge – Die Bistümer Der Kirchenprovinz Köln, 37-1, Walter de Gruyter, Berlijn, 1999, p588.
    B. te Vaarwerk, De Kwestie Borculo, Op: Stad en Heerlijkheid Borculo. (Nog beschikbaar via: Wayback machine)
  3. A.H. Martens van Sevenhoven, De ridderschap van Borculo, In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XXVII, S. Gouda Quint, Arnhem, 1924, p229-231.
  4. J. Riefert, Münsterische Urkundensammlung, Band IV, Wittneven, Coesfeld, 1832, nr. XXIII. R. Stenvert e.a., Monumenten in Gelderland, Waanders Uitgevers, Zwolle, 2000, p118.
  5. J. Harenberg, Eens bolwerk van de adel, Canaletto/Repro Holland, Alphen aan den Rijn, 1999, p15.
    J. Harenberg, Geneugten van het buitenleven, Canaletto/Repro Holland, Alphen aan den Rijn, 2003, p46-50.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende IV des Manendages nae den vierden Sonnedages na Pasen, dat was op ten achsten ende tienden dach der maent van Aprilis.