De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Kasteel Bronckhorst

Anno 1140

Een raadselachtige naam

Noot 1

Over de herkomst van de naam Bron(c)khorst bestaat enige twijfel. Over het deel ‘horst’ bereiken taalkundigen nog overeenstemming. Bronckhorst staat voor een ‘met struikgewas, wilde lage begroeiing begroeide hoogte in moerassig gebied’ of een ‘roofvogelnest’. De oudste schrijfwijzes met ‘brunc’ wijst op ‘brink’ (rand) en ‘horst’ op met bomen begroeide hoogte.

Anderen gaan uit van de schrijfwijze ‘Brun(c)khorst’. Dit zou dan een verkorte versie van de persoonsnaam Bruncharus of Brunharius zijn, die te identificeren zou zijn als Brunhari Ψ uit de tijd van Karel I ‘de Grote’ Ψ. Nakomelingen van deze Brunhari zullen in deze visie kasteel Bronckhorst hebben gesticht. Dit verklaart het ‘de adellijkste’ zijn van Bronckhorst in het rijmpje over de bannerheren; zij maken op deze wijze deel uit van het geslacht der Meginhardi. Of dit zo is valt zeer ernstig te betwijfelen, maar een mooie legende is het wel.

Schamele resten

Noot 2

Kasteel Bronckhorst is een van de belangrijkste kastelen in de Achterhoek. Het is het stamslot van de heren van Bronckhorst. Het kasteel is allodiaal goed van de heren en gelegen aan een strategische plek aan de IJssel ten zuiden van Zutphen. De familie Van Bronckhorst speelt een belangrijke rol in de geschiedenis van De Graafschap.
Van dit ooit zo roemruchte kasteel is niets meer over. Alleen de opgeworpen heuvel, begroeid met bomen en kalkminnende planten, is nu nog te zien vlakbij het stadje Bronkhorst, maar wat een geschiedenis heeft het achter de rug.

Strategisch gelegen

Noot 3

Diegene die de plaats voor een versterkt huis heeft uitgekozen heeft een geweldig strategisch inzicht gehad, waarvan de bewoners na hem enkele eeuwen geprofiteerd hebben. Deze ligging heeft ongetwijfeld aan de ontwikkeling van de bewoners tot een invloedrijk geslacht bijgedragen.
Het eerste versterkte huis ligt aan de IJssel op een heuvel aan de rand van een rivierdekzandrug. Waarschijnlijk is kasteel Bronkchorst in zijn eerste vorm uitgevoerd als motte-kasteel. Beschermd door brede, diepe grachten kan het kasteel uitsluitend uit het oosten benaderd worden en daar bevindt zich de voorburcht als extra verdediging. Bovendien kunnen eventuele belegeraars zich in de altijd drassige uiterwaarden van de IJssel slecht verplaatsen. In 1349 wordt die voorburcht in de bronnen genoemd.
De waterloop van de IJssel heeft zich in de loop van de eeuwen verlegd, zodat de burchtheuvel tegenwoordig verder van de rivier af ligt. In de Middeleeuwen loopt er een IJsseltak vlak langs Steenderen en Bronkhorst. Het kasteel wordt mogelijk aan deze riviertak gebouwd.

Het kasteel

Kasteel Bronckhorst, anno 1731.
Noot 4

Uit achttiende eeuwse tekeningen valt af te leiden hoe de bouwgeschiedenis van het kasteel in elkaar steekt. Het sterkste en waarschijnlijk oudste deel wordt gevormd door een vierkante woontoren. De motte-heuvel is omgeven door een zware ringmuur, mogelijk met de bedoeling het zand op zijn plek te houden. De ringmuur heeft een gekanteelde weergang en uitkragende torentjes. De ingang bevindt zich aan de oostzijde in een extra versterkt poortgebouw. Een ophaalbrug leidt over de gracht naar de voorpoort en van hier vervolgt de weg naar de stad.
Er zullen meer gebouwen op de heuvel hebben gestaan, maar een groots aangezicht zal dit niet hebben gegeven. De extra bebouwing is bedoeld voor huisvesting van bedienden, soldaten en dieren en zal van hout zijn geweest. In de jaren ’60 van de vorige eeuw is aan de voet van de heuvel nog een oude overkoepelde waterput te zien, die voor de watervoorziening zal hebben gezorgd.
De heren van Bronckhorst zijn niet voortdurend op hun sterke, maar primitieve stamslot te vinden. Vaak verblijven zij in Rekheim (tot 1328 in hun bezit), in Zutphen alwaar zij een huis bezitten aan de huidige Kuiperstraat, nummers 7 en 7A, of in het gerieflijker kasteel in Borculo, dat zij in 1405 verwerven.

Na de Middeleeuwen

Noot 5

In 1553 wordt het kasteel door het Hof van Gelderland aan Ermgard van Wisch Ψ, een nicht van Joost van Bronckhorst-Borculo Ψ, toegewezen. Ermgard is getrouwd met graaf Georg van Limburg-Stirum Ψ en zij is als eigenaresse van half Wisch en de Wildenborg, zodat veel goed in handen van de familie Van Limburg-Stirum komt.
In de Middeleeuwen heeft het kasteel het al zwaar te verduren, maar in de Tachtigjarige Oorlog wordt het na een beleg van negen maanden in 1582 door de Spaanse troepen bezet en in brand gestoken. Daarna speelt het kasteel geen rol van belang meer als militaire sterkte.
De familie Van Limburg-Stirum spant zich in om het kasteel zo gerieflijk mogelijk te maken. De oudste delen worden zo goed mogelijk hersteld en de bebouwing wordt uitgebreid. Oude afbeeldingen laten verbouwingen zien uit de zestiende en zeventiende eeuw met topgevels met in- en uitgezwenkte rollagen. Ook krijgt het kasteel ramen met natuurstenen kruiskozijnen, zodat er meer licht naar binnen valt.

Verval in de achttiende eeuw

Kasteel Bronkhorst, anno 1743.
Noot 6

In 1721 wordt het kasteel door de familie Van Limburg-Stirum verkocht. In het jaar daarop wordt het kasteel beschreven als een complex met 26 vertrekken, twee achtererven, ringmuur en paardenstallen. Het verval treedt dan snel in.
In de achttiende eeuw heeft het kasteel op diverse afbeeldingen uit die tijd nog een indrukwekkend uiterlijk. De oude woontoren, weliswaar bouwvallig, is duidelijk te herkennen. Het kasteel komt daarna de in handen van diverse families; in 1721 Van Raesfelt, 1754 Van Glasenapp en in 1760 Tengnagell. In 1792 wordt het kasteel door de landmeter Van Ommeren beschreven als “niet anders dan voor afbraak kunnen geconsidereert worden”. De ringmuur heeft volgens Van Ommeren een hoogte van ruim zes meter. Van Ommeren maakt een rapport op voor de Gelderse Rekenkamer. Die wil het complex ten behoeve van de provincie wel kopen voor €27.964. Graaf Frederik Albert van Limburg- Stirum geeft echter €43.000 voor zijn voorvaderlijk bezit aan Tengnagel, zodat Bronkhorst zeventig jaar later weer bezit van de familie Van Limburg-Stirum is.

Afbraak in negentiende eeuw

Noot 7
Huis Bronkhorst, anno 1901.

Frederik Albert laat de oude donjon herstellen en de rest van het kasteel afbreken. Hij zal ongetwijfeld van plan zijn geweest het kasteel langdurig in zijn bezit te houden. In 1803 doet hij bij een openbare veiling zijn bezit van de hand. De koper is Constantijn Johan Wolterbeek. Hij verkoopt het op zijn beurt in 1824 aan Hermanus Lodewijk Ketjen, handelaar te Doetinchem.
Ketjen koopt het gebouw als geldbelegging, maar in 1828 laat hij de restanten van het oude kasteel afbreken. Slechts één gebouw wordt gespaard en verbouwd tot woonhuis, maar ook dat huis is aan het begin van de negentiende eeuw al weer verdwenen.
Ketjen ruilt Bronckhorst met De Haas, wiens erfgenamen het huis verkopen aan Adrianus Metelerkamp. Metelerkamps gelijknamige zoon Adriaan is de laatste in de rij van slopers. Hij geeft in 1902 opdracht het laatst resterende gebouw af te breken.
Pal voor de afbraak meet Ad Mulder, Rijksarchitect voor de Monumenten, het kasteel op. De bakstenen stammen misschien uit de vroege dertiende eeuw. Op kelderniveau is uit overlevering op te maken dat de muurdikte 2,5 meter bedraagt. Uit de aantekeningen van Mulder maakt Hermans op dat de achterzijde van het gebouw de buitengevel van het middeleeuwse kasteel betreft en dat het gebouw aan de rand van het kasteel moet zijn gesitueerd. Hermans geeft aan dat het huis in oorsprong het gebouw betreft ten oosten van de donjon. Uit de kadastrale kaart leidt hij vervolgens af dat de woontoren 13,5 bij 15 meter groot is.

Ontwikkelingen in 2000

Noot 8

De erven Metelerkamp dragen de inmiddels lege slotheuvel in 1962 over aan de Staat der Nederlanden. Sindsdien ontfermt Staatsbosbeheer zich erover. Veel is er niet meer te zien, maar tijdens het wandelingetje over de burchtheuvel kan men de historie goed op zich laten inwerken.
Hermans pleit er voor om de resten te laten zitten waar ze zitten, omdat ze niet worden bedreigd. Mogelijk heeft hij gelijk, maar voor de nieuwsgierige mens is dat weinig bevredigend.

Literatuur

  1. E.J. van Ebbenhorst Tengbergen, Bronkhorst – Korte historie van stad en heerlijkheid, De Walburg Pers, Zutphen, 1981, p13.
    W.J.J. Pijnenburg en T.H. Schoonheim, Middelnederlands Lexicon, Schiphouwer en Brinkman, Amsterdam, 1997, p92.
    G. van Berkel en K. Samplonius, Nederlandse plaatsnamen – herkomst en historie, Uitgeverij Het Spectrum, Derde druk, 2006, p6 en 79.
  2. K.A. Kalkwiek, De hertog en zijn burchten, Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1976, p181 en 184.
    E.J. van Ebbenhorst Tengbergen, 1981, p46.
  3. E.J. van Ebbenhorst Tengbergen, 1981, p47.
    T. Hermans, Kasteel Bronkhorst in 1901, In: Jaarboek Achterhoek en Liemers, Mr. H.J. Steenbergenstichting, Doetinchem, 2005, p24-25.
  4. P.E. van Reyen, Middeleeuwse kastelen, C.A.J. van Dishoeck, Bussum, 1965, p42, 47.
    E.J. van Ebbenhorst Tengbergen, 1981, p47.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, Middeleeuwse kastelen van Gelderland, Elmar, Rijswijk, 1984, p.68.
    H.L. Janssen ET AL., 1000 Jaar kastelen in Nederland, Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 1996, p46, 55.
    T. Hermans, 2005, p24-25.
  5. K.A. Kalkwiek, 1976, p184.
    E.J. van Ebbenhorst Tengbergen, 1981, p49.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p.66.
    T. Hermans, 2005, p25.
  6. E.J. van Ebbenhorst Tengbergen, 1981, p50-51.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p.67.
    T. Hermans, 2005, p25.
  7. E.J. van Ebbenhorst Tengbergen, 1981, p51.
    F.M. Eliëns en J. Harenberg, 1984, p.67-68.
    T. Hermans, 2005, p25-28.
  8. E.J. van Ebbenhorst Tengbergen, 1981, p51.
    T. Hermans, 2005, p29.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MCM ende IC des Wonnesdages nae Heilige Martinus dach, dat was op ten viertienden dach der maent van Aprilis.