De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Kasteel Silvolde

Anno 1188

De naam verklaard

Silvolde op een tekening uit 1670.

De naam Silvolde komt in vele soorten en maten voor: Selvelden, Selvolde, Siluualde, Selfwalden, Seelfwalde, Sylvolden, Silfwolde en Silfwolden.
De naam Silvolde kan afkomstig zijn van de voornaam Sele, Sille, Selle of Sale, een naam die in Friesland nog voorkomt. Deze naam vinden we in de Achterhoek ook terug in Zelhem (Selehem; huis van Sele) en Zeddam (Sedehem of Sydehem in oude oorkonden). Misschien is de eerste eigenaar van kasteel Silvolde Sele genaamd en is zijn wolde (bos) naar hem vernoemd.

Een andere mogelijkheid is ‘modderig bos’. Sil staat dan voor selle of sille (slijk, modder).

Van eigenaar veranderd

Kasteel Silvolde is gesticht in de twaalfde eeuw. Uit een oude oorkonde blijkt dat in 1188 aartsbisschop Philips van Heinsberg Ψ van het bisdom Keulen de ‘curtis ende castrum Selvelden’ (hof en kasteel Selvelden) voor 50 mark zilver koopt. Hij geeft het in leen terug aan de voormalige eigenaar, hetgeen toentertijd de Keulse politiek was om het bisdom groter te maken. De oude, en meteen, nieuwe eigenaar blijft helaas in de nevelen der historie verborgen.
De vertaling van ‘castrum’ met kasteel prikkelt misschien te veel de fantasie. Silvolde zal zeker niet meer dan een woontoren zijn geweest, maar wel van (oer)steen gebouwd.

De kerk van Silvolde anno 2001.

Een mysterieuze verdwijning

In 1229 is pas opnieuw sprake van een hof Silvolde, het handelt echter alleen om een ‘have’. Het “castrum” (kasteel) is blijkbaar verdwenen. De hof is dan bezit van het apostelenstift te Keulen die het aan het klooster Betlehem in Gaanderen verkoopt. Tussen 1188 en 1229 is het hof van eigenaar veranderd. Gegevens over de overdracht van het bisdom Keulen aan het apostelenstift ontbreken echter. De vraag is natuurlijk: waar is tussen 1188 en 1229 het kasteel gebleven? De oplossing van dit mysterie moet gezocht worden bij de toenmalige eigenaar.

Wennemar van Silvolde

De kerk van Silvolde anno 2001.

In 1193 treedt er een Winemarus voor het eerst op als kanunnik van het Munsterse kapittel. Kanunnik worden kan alleen iemand die van edelvrije afkomst is. Winemarus is geen priester, maar subdiaken, de laagste wijding die nodig is om tot het kapittel toe te treden.Winemarus is een drukbezet man, want hij komt vele malen als getuige voor. Zijn familienaam wordt helaas niet vermeld.
In 1197 blijkt Winemarus ‘Winemarus de Siluualde’ te heten. In 1199 staat hij onder de domkanunniken vermeld als ‘Wennemaro de Selfwalden’ in een getuigenis voor Godfried van Lohn Ψ. In 1211 staat Wennemar meteen na de domscholaster en maakt hij dus carrière in het kapittel. In de jaren daarna heet hij Winemarus de Silfwalde, de Silfwolde, de Silvolden en de Selfwalde. In 1222 staat hij in de getuigenlijst op de tweede plek, meteen na de domdeken. Wennemars carrière verloopt voorspoedig; vermoedelijk is hij opgeklommen tot scholaster. In de jaren daarna wordt hij inderdaad als scholaster in oorkonden opgevoerd; ‘Wenemarus scholasticus’. Zo wordt hij tot 1233 genoemd, want op 20 maart van dat jaar overlijdt hij.

Verwant aan Lohn

Wennemar van Silvolde duikt, zoals vermeld, in 1197 op als eigenaar van Silvolde. Daar hij al in 1193 in de registers van het kapittel wordt vermeld is aan te nemen dat hij dan al in bezit van Silvolde is.
Wennemar is van edelvrije geboorte, wellicht is hij verwant aan het geslacht van de graven van Lohn, uit de Didamse tak. Mogelijk is hij een nazaat van Wennemar van Didam Ψ, zoon van Godschalk I van Lohn Ψ. Het is de gewoonte om zich te noemen naar het goed dat men bezit, maar dit hoeft niet per se de plek te zijn waar men woont.
Om tot subdiaken te kunnen worden gewijd moet een jongeman volgens het kerkelijk recht ten minste twintig jaar oud zijn, maar vanaf de tiende eeuw wordt die regel minder strikt gevolgd. Het is mogelijk dat Wennemar iets jonger is. Wennemar zal dan rond 1170/5 zijn geboren.
Het is dus heel goed mogelijk dat Wennemar in 1188 reeds bezitter van het kasteel Silvolde is. Daar hij in 1233 overlijdt en in 1229 het kasteel blijkt te zijn verdwenen moet er welhaast tijdens Wennemar’s leven iets met het kasteel zijn gebeurd.

De mysterieuze verdwijning verklaard

Natuurgetrouwe weergave uit 1670.

Een mogelijke oplossing voor de mysterieuze verdwijning van kasteel Silvolde ligt hoogstwaarschijnlijk bij het ontstaan van de parochie Silvolde. Oorspronkelijk behoort Silvolde bij Varsseveld. Als in 1245 de graven van Lohn Varsseveld aan het klooster Betlehem opdragen, hoort Silvolde niet meer bij Varsseveld. Uit de registers blijkt dat Silvolde onder het bisdom Munster valt. Dat is logisch, want de graven van Lohn hebben niets weg te geven in Silvolde. Immers, ene Wennemar van Silvolde heeft daar zijn bezit in leen van Keulen.
Het is heel goed mogelijk dat Wennemar zijn bezit in Silvolde heeft ingebracht om de stichting van de parochie Silvolde te financieren. Zijn bezit dient als ‘dos’ (kerkgift). Het benoemingsrecht van een pastoor in Silvolde valt dan aan de bisschop van Munster toe.

Silvoldse bezittingen

De goederen die de kerk in Silvolde bezit, liggen in onmiddellijke omgeving van de kerk op de Silvoldse Berg. Het hof van Silvolde heeft blijkens een oorkonde uit 1190 zijn gronden bij het ‘castrum Selvelden’ liggen, dus bij het kasteel ligt het hof. Volgens een inventarisatie van pastoraal bezit uit 1605 liggen de Silvoldse weilanden en moestuin(en) rondom de pastorie en het bouwland op de hogere gronden tegen en op de berg. In totaal bestaat het hof Silvolde uit tientallen hectares. Daarnaast bezit Silvolde enkele goederen in de richting van Ulft. De Wiel (doodlopende tak van de Oude IJssel) is de grens tussen Ulft en Silvolde en tussen Schuilenburg en Silvolde.
De inventarisatie uit 1605 vermeldt ook een ‘cavenstede’ Langenbrink. Een cavenstede is een kleine boerderij met een vaste schoorsteen. Langenbrink is geen keuterboer, want het grondbezit is 9,5 schepel bouwland en 1,5 morgen weiland. Tegenwoordig heet de hoeve Harbers en ligt tussen Hommelink en Have achter het huidige voetbalterrein. De gronden op de berg worden door de kerk van Silvolde als een hofmark beheerd. De bewoners van het dorp mogen er hun vee laten grazen.

Het raadsel opgelost

De kerk van Silvolde anno 2001.
Fundamenten van Silvolde in 1972.

Daarmee is de mysterieuze verdwijning van kasteel Silvolde opgelost. Het versterkte stenen huis van Wennemar is omgebouwd tot kerk! Het hoofdgebouw van het kasteel is tegenwoordig terug te vinden in het kerkgebouw. Het oerstenen gedeelte in het middengedeelte van de kerk is rond 1100 opgetrokken en op de bijgaande foto’s te herkennen aan de grote roodbruine stenen. Dit is het muurwerk van het oorspronkelijke huis van Wennemar.
Omstreeks 1240 wordt het een kerspelkerk, gewijd aan de Heilige Mauritius. In 1425 worden het koor en de toren gebouwd. Bij restauratie van de kerk in 1975 zijn de fundamenten in kaart gebracht. Hierbij is duidelijk geworden hoe dik de muren van de toren zijn.
Waarschijnlijk vindt de verbouwing van kasteel tot kerk al plaats tijdens Wennemars leven, omdat Wennemar als kanunnik aanwezig dient te zijn in Munster bij zijn kapittel. Zeker wanneer hij scholaster wordt. De inkomsten van zijn goed in Silvolde behoudt Wennemar voor zijn eigen dagelijks onderhoud en dat van een geestelijke in de omgebouwde kerk te Silvolde. Bij zijn dood kan Wennemar zijn kerk vermaakt hebben aan de lokale kerk, zodat een echte kerspelkerk kan worden opgericht.
De ‘curtis’ in het dorp is de huidige boerderij Harbers.

Literatuur

  1. Varsseveld, Ds. P. Kuijper,
    In: Bijdragen en Mededelingen deel LVIII, S. Gouda Quint, Arnhem, 1959.
  2. Bloemlezing uit de historie der gemeenten Aalten, Dinxperlo en Wisch, D.W. Kobes,
    Fa. Gebr. De Boer, Aalten, 1966.
  3. Met het oog op Silvolde, H.L.J. Kolks en B.J. Dorresteijn e.a.,
    De IJsselstroom, 1988.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MCM ende XCIX des Saterdages nae Maria Boodschap, dat was op ten zeven ende twintigsten dach der maent van Marcii.