De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Kasteel Sinderen

Anno 1251

Oudste gegevens

Kasteel Sinderen is waarschijnlijk in de dertiende eeuw gesticht. In 1251 treedt Rudolf I van Sinderen Ψ op als ‘advocatus’ van Sinderen. Mogelijk is hij de bouwheer van het gelijknamige kasteel. Dit verhaal begint al met ‘waarschijnlijk’ in de eerste zin, zodat meteen duidelijk is dat er weinig geschreven bronnen zijn over dit kasteel. Onbekend is ook wanneer de bekende Sinderense bidkapel is gesticht en of kasteel en kapel tegelijkertijd zijn gesticht. Sommige bronnen spreken van 1150.

De Antoniuskapel is als enige getuige overgebleven van de aanwezigheid van de heren van Sinderen. Ieder jaar, op 18 januari, vond in de kapel een feestelijke herdenking plaats van de stichting van deze kapel. Was deze kerkmis afgelopen, dan werd buiten om deze kapel dit feest voortgezet met een zogenaamde kapellenkermis; ziehier de overgang van kerkmis naar kermis!

Huis Sinderen te Sinderen, onbekende bron.

Mistige erfenis

Boerderij Huisboer, anno 2001.

In 1316 tijd verdwijnt het graafschap Lohn en wordt Sinderen misschien leenroerig aan de heren van Wisch.
Intrigerend is dat in de oorkonde uit 1367 gesproken wordt over een ‘alden berch‘ (kasteelheuvel?) bij boerderij   De Horste. Deze boerderij is gesitueerd tussen de Rentmeester en de Meyne. Misschien is dit een voorloper van huis Sinderen.

Behoorlijke omvang

Graaf Oswald I van Bergh Ψ koopt in 1486 de helft van de heerlijkheid Wisch met daarbij het goed Sinderen. Het archief van huis Bergh geeft een duidelijker beeld van dit goed rond 1500. Tot het goed behoren dan de boerderijen Hofstede (Abbink), die Ontijd (Hengeveld en de Arke), Capellenhofstede (Groot Nibbelink), Tempelhuis of Weghorst (toentertijd bij de kapel), Hoerste (Rentmeester), Saeleminck, Wildenbeest, Bongerd (Heyink), Roesse (Idink en Meijnen), Beijer, Pierik (beide verdwenen in omgeving van Wiesmann) en een weide ter grootte van “6 kooweidens” (te Bredenbroek). Sinderen is dan een goed van behoorlijke omvang.

Boerderij Huisboer, anno 2001.

Verkoop

Deel van voormalige grachtbedding rond Sinderen.

Het fundament van huis Sinderen ligt in de grond van het huidige boerenbedrijf Huisboer. Onbekend is hoe het kasteel er uit heeft gezien. Er bestaan wel drie prenten, maar die zijn onbetrouwbaar. Twee hiervan zijn op deze pagina te zien. Op de tekening van Tavenier heeft het huis boven een raam het opschrift 1614.
In 1803 wordt het huis in de Haarlemsche Courant te koop aangeboden. Het bestaat dan uit drie verdiepingen, paarden- en koeienstallen, washuizen, bakkeukens, een tuinmanswoning, personeelsbehuizing en voor de ophaalbrug een ros- en oliemolen, jagers- en daghuurderwoningen, koetshuis, stallen en korenschuren, waarvan er één maar liefst 56 meter lang is.
Bij de verkoop hoort ook de nog bestaande kapel met recht op huwelijkssluiting, doop en begraven. Pas bij deze verkoop vervalt het Berghse leenrecht en wordt het een vrij bezit.

Alleen nog fundamenten over

Kadasterkaart van Sinderen uit 1830.

De bijgaande plattegrond van het kadaster uit 1830 is wel betrouwbaar. Hierop ziet u Huis Sinderen met koetshuis omringd door twee grachten, hetgeen duidt op een behoorlijk defensieve kracht. Een deel van de gracht bij het kasteel is op deze kaart al gedempt. Buiten het kasteelterrein staan vier grote schuren. Toenmalige eigenaar Johan Godfried Ruebel houdt wel van een slokje, want een van die schuren is een jeneverstokerij.
Zijn zoon Godfried Conrad August Ruebel verkoopt het huis Sinderen in 1871 aan jonkheer Van Schuijlenburch uit Keppel. Deze laat in 1872 of 1875 het huis slopen. Van het afbraakmateriaal zijn vijf boerderijen in de buurt gebouwd c.q. herbouwd: de Meyne, de Bongerd, de Roesse, Nieuwe Veld en Scholtenveld. Al is de laatste een vraagteken. In 1883 wordt alle grond geveild, verdeeld over elf percelen in totaal 101 hectare. In 1904 wordt de huidige boerderij gebouwd op het voormalige voorterrein van het kasteel, daar waar eerder het koetshuis stond.
Er is helaas sporadisch archeologisch onderzoek verricht op dit terrein. Daar Sinderen slechts zelden in oorkonden wordt genoemd, zullen toch de grondsporen de geschiedenis bloot moeten leggen.

Literatuur

  1. Eenige opmerkingen omtrent de erfgenamen van Nyenbeek, J.D. Wagner,
    In: Bijdragen en Mededelingen deel XIII,
    P. Gouda Quint, Arnhem, 1910.
  2. Het huis Sinderen in de gemeente Wisch en het adellijke huis Welmaring, Mr. J. Belonje,
    Overdruk uit Archief, Kerstmis, 1953.
  3. Varsseveld, Ds. P. Kuijper,
    In: Bijdragen en Mededelingen deel LVIII,
    S. Gouda Quint, Arnhem, 1959.
  4. Annotaties bij “Varsseveld tot 1315”, H.L.J. Kolks
    In: Bijdragen en Mededelingen deel LX,
    S. Gouda Quint – D. Brouwer en Zoon, Arnhem, 1961.
  5. Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen, Jonkvrouwe Dr. J.M. van Winter,
    S. Gouda Quint – D. Brouwer en zoon, Arnhem, 1962.
  6. Bloemlezing uit de historie der gemeenten Aalten, Dinxperlo en Wisch, D.W. Kobes,
    Fa. Gebr. De Boer, Aalten, 1966.
  7. Het Veluwse adellijke geslacht Van Sinderen, Ds. J.W. Schaap,
    De Nederlandsche Leeuw, no. 7, LXXXVIIIe Jaargang, juli 1970.
  8. De Nijenbeek, Jan Harenberg,
    In: Kleine Monumenten Reeks, Kastelen rond Zutphen II,
    De Walburg Pers, Zutphen, 1988.
  9. De bouwplaats Sinderen, ADW,
    De Reklame/Wischpost.
  10. De Heraut Gelre, het middeleeuwse herautwezen en de Gelderse adel in de Codex Gelre, Marinus Flokstra en Ralf G. Jahn,
    In: Gelre – Geldern – Gelderland, Geschiedenis en cultuur van het hertogdom Gelre, deel 1,
    Verlag des Historischen Vereins für Geldern und Umgegend, Geldern, 2001.
  11. Helmtekens van Sinderen, Klaas Padberg Evenboer,
    In publicatie, 2003.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM des Saterdages nae Maria Boodschap, dat was op ten zeven en twintigsten dach der maent van Marci.