Hertog van Beieren en heer van Zutphen
Oude beschermheren
Koenraad Ψ is een zoon van Liudolf Ψ en Mathilde Ψ en geboren tussen 1020 en 1024. Wanneer zijn vader in 1031 op jonge leeftijd overlijdt volgt Koenraad hem in al zijn ambten op. Waarschijnlijk behoort de heerschappij over het latere graafschap Zutphen (‘Noord-Hamaland’) ook tot deze ambten.
Zijn jeugdige leeftijd is geen belemmering om zijn ambten uit te voeren, want hij heeft machtige beschermheren. Koenraads beide grootvaders leven in 1031 nog. Van vaderskant is dat Erenfried III Ψ, de paltsgraaf van Lotharingen en van moederskant Otto I Ψ, heer van Zutphen, maar beter bekend onder de achternaam ‘van Hammerstein’.
Koenraads koninklijke pretenties
Beide grootvaders koesteren mogelijk koninklijke aspiraties voor hun protégé, want Koenraad is dankzij zijn grootmoeder Mathilde Ψ de oudste mannelijke verwant van de laatste Ottoonse keizer Otto III Ψ.
In 1039 komt Hendrik III Ψ aan de macht waardoor Koenraad kansloos is voor het koningsschap, want Hendrik III volgt gewoon zijn vader Koenraad II Ψ op. Hendrik III heeft echter geen mannelijke erfgenaam wanneer hij de troon bestijgt.
Pas in 1055 komt de vurig gewenste troonopvolger ter wereld. De geboorte van Hendrik IV Ψ dwarsboomt Koenraads troonpretenties.
Ruzie met Hendrik III
Vreemd genoeg krijgt Koenraad nooit het paltsgrafelijke ambt van Lotharingen toegewezen, ook al is hij de mannelijke erfgenaam in de seniorlijn. Na de dood van Erenfried III in 1034 volgt zijn tweede zoon Otto Ψ hem op, omdat de oudste zoon Liudolf (Koenraads vader) in1031 overleden is. Koenraad wordt waarschijnlijk overgeslagen omdat hij te jong is, maar in 1045 zijn er geen duidelijke redenen voor handen om hem te passeren.
In 1045 wordt Koenraads oom paltsgraaf Otto verheven tot hertog van Schwaben. Hiervoor moet hij het paltsgrafelijke ambt en ander Ezzoner erfgoed in Suitbertinsel (Kaiserwerth) en Duisberg opgeven. Vreemd genoeg komt dit ambt niet bij Koenraad terug in de seniorlijn der Ezzonen, maar in de juniortak der Hezeliniden.
De vreemde benoeming valt goed te verklaren vanuit Hendrik III’s angst voor een al te machtige nakomeling van de keizerlijke lijn. Koenraad is tenslotte een concurrent voor Hendrik III’s keizerlijke kroon. Hij mag dus niet te veel invloedrijke ambten verwerven. Zo bekoelen de verhoudingen tussen Koenraad en keizer Hendrik III al op jonge leeftijd.
Zutphen in handen van Verdun
Van Koenraads aanwezigheid in ‘Noord-Hamaland’ is niets bekend. De mogelijkheid bestaat dat na het overlijden van Irmingard van Verdun Ψ in 1042 haar broer Gozelo I Ψ, graaf van Verdun en hertog van Neder-Lotharingen, haar erfdeel uit de Hamalandse erfenis opeist als Verduns goed. Koenraad heft het immers ‘slechts’ via een dochter gekregen. Hendrik III moet daarbij kiezen uit twee kwaden: Koenraads of Gozelo I zijn rechten erkennen. Met beiden heeft Hendrik III een slechte verstandhouding. Vermoedelijk raakt Koenraad de heerschappij over ‘Noord-Hamaland’ kwijt en komt het voorlopig in Verdunse handen, maar het eigendomsrecht is nog niet helemaal uitgekristalliseerd.
In 1044 overlijdt Gozelo I en eist diens gedoodverfde opvolger Godfried III van Verdun ‘met de Baard’ Ψ mogelijk het goed op. Godfried III wordt wegens opstandigheid van al zijn lenen ontheven, zodat zijn claim onvervuld blijft. Zijn minder bedeelde broer Gozelo II Ψ wordt de belangrijkste vertegenwoordiger van Verdun in Hamaland. Waarschijnlijk krijgt Gozelo II ook Zutphen toebedeeld. Saillant detail is dat Mathilde Ψ, een dochter van hertog Gozelo I, waarschijnlijk in 1040 is getrouwd met paltsgraaf Hendrik (I) ‘de Razende’ Ψ, zodat deze als neef van Koenraad en zwager van de Verdunse familie ook een claim op Zutphen zou kunnen leggen.
Het graafschap Zutphen
De laatste acte in dit bedrijf wordt geschreven wanneer Gozelo II in 1046 onbekwaam wordt verklaard en even later overlijdt. Het is niet uit te sluiten dat Godfried III ‘met de Baard’ als erfgenaam opnieuw Zutphen opeist. In 1046 komt Godfried III weer in opdeling van Hamaland, maar dit keer raakt hij niet alleen zijn bezittingen kwijt, maar wordt hij ook gevangen genomen.
Hendrik III lost de warboel rond Zutphen op door het goed aan de kroon te laten vervallen, zodat hij het op 23 augustus 1046 als graafschap aan het bisdom Utrecht kan schenken.Van dit graafschap worden de grenzen uitputtend en precies beschreven, waarmee het graafschap Zutphen is geboren. Deze grenzen zijn mogelijk al in 1021 bij de opdeling van Hamaland gehanteerd.
Het graafschap wordt omvat door ‘… de Rathnon ad Hunne, de Hunne a Weicggestapolen et inde ad Westerfle, de Westerfle ad Bagastaldaburg, de Bagastaldaburg ad Stenhere per silvam, et in alia parte Islae de Lovenem usque ad Erbeke, de Erbeke ad Suhtempe, et item ex alia parte Islae ad Acetha…‘
Oftewel Rande ten noorden van Deventer, via een erf onder Olst (Hunne) naar boerderij Wegstapelen bij Bathmen naar Westerflier (bij Diepenheim) terug naar de IJssel via erf ‘de Hazelberg’ in Zwiep (Bagasataldaburg) en dan door bos naar Baak en Steenderen, over de IJssel naar Leuvenheim, Eerbeek, Zuid-Empe om te eindigen bij Eschede (bij Gorssel).
Hendrik III zal gedacht hebben de bezitskwestie zo voorgoed te hebben opgelost. Het is voor het eerst dat dit gebied een graafschap wordt genoemd.
Hertog van Beieren
Hoe vergaat het Koenraad verder na het verlies van Zutphen in 1042? In 1049 ziet Hendrik III een kans om iets van zijn vreemde handelen rondom het paltsgrafelijke ambt in 1045 goed te maken.
Hendrik III benoemd in zijn hertogdommen Schwaben, Karinthië en Beieren mannen zonder noemenswaardig bezit in deze ambtsgebieden. Zo wordt Welf III Ψ hertog in Karinthië, Hendrik II van Luxemburg Ψ hertog (VII) van Beieren en de eerder genoemde paltsgraaf Otto hertog in Schwaben. Zo probeert Hendrik III de hertogdommen voor de kroon te behouden, want de vreemde hertog kan alleen terug vallen op de kroondomeinen om zijn status kracht bij te zetten. Bovendien weet de keizer zo enkele machtige families aan zich te verbinden: Ezzonen, Luxemburgers en Welfen. Dank zij deze politiek wordt de voornamelijk in het Rijnland gegoede Koenraad in 1049 als opvolger van Hendrik II van Luxemburg tot hertog van Beieren benoemd.
De twee voorgaande jaren heeft Hendrik III overigens zelf het ambt vervult. Hendrik III legt tevens een voorkeur voor ongehuwde hertogen aan de dag, want Hendrik II van Luxemburg is evenals Koenraad ongehuwd. Op deze wijze probeert de keizer te voorkomen dat op het kroondomein een nieuwe dynastie zich van de troon distantieert.
Een bijkomend voordeel is dat Koenraad uit het Rijngebied van Lotharingen verdwijnt. Zo kan hij geen verbond sluiten met Godfried III ‘met de Baard’. Daarnaast hoopt Hendrik III dat Koenraad hem van dienst kan zijn in zijn oorlog tegen de Hongaren.
Een Schwabische erfdochter
Koenraad grijpt zijn kans in het voor hem vreemde gebied, echter geheel tegen Hendrik III’s bedoelingen in. Er ontstaan problemen wanneer Koenraad kort na zijn benoeming bekend maakt dat hij wil trouwen.
De huwelijkskandidate is Judith Ψ, een dochter van Otto III van Schweinfurt ‘de Witte’ Ψ. Otto III ‘de Witte’ is, na het overlijden van de paltsgrafelijke Otto, hertog in Schwaben geworden. Hij is tevens markgraaf van de Beierse Noordgouw en bezit omvangrijke goederen in Frankenland. Hierdoor verkrijgt Koenraad een voet aan de grond in het hem vreemde Beieren. Bovendien is Judith een van de vijf dochters van Otto (III), die geen zonen heeft om hem op te volgen. Op termijn krijgt zij dus een flinke erfenis.
Koenraad en Judith zijn nauw aan elkaar verwant, want beiden stammen in derde graad van Heribert Ψ, graaf van Kinziggouw, af. De tijd van huwelijksvervolgingen is echter voorbij, zodat deze verwantschap het huwelijk niet in de weg zal staan.
Keizerlijke bezwaren
Keizer Hendrik III heeft volgens een middeleeuwse kroniek bezwaren tegen dit huwelijk. Als reden wordt gegeven dat Koenraad geweigerd heeft met Mathilde, een dochter van Hendrik III, te trouwen. Een omstreden reden, want Koenraad zal zeker een dergelijk huwelijk hebben aangegrepen om dichter bij de troon te komen. Het ligt eerder voor de hand dat Hendrik III, bij gebrek aan een mannelijke opvolger, dit huwelijk aan Koenraad zal hebben voorgesteld, maar dat na de geboorte van Hendrik IV in 1050 dit beloofde huwelijk niet meer nodig is om de dynastie voort te zetten.
Hendrik III’s bezwaren zullen vooral ingegeven worden door zijn angst dat in Beieren een onafhankelijke hertog met koninklijke pretenties opdoemt. Hendrik III is niet bij machte om het huwelijk tegen te houden, zodat Koenraad en Judith een gezin kunnen gaan stichten.
Koenraad ontketent een opstand
De verhouding met Hendrik III verslechtert wanneer Koenraad zich inderdaad onafhankelijk van de troon opstelt en zijn macht in Beieren versterkt. De Hongaren zijn hierbij Koenraad ter wille, zodat de strijd tegen Hongarije zich naar Beieren verplaatst. Hierbij ontmoet Koenraad tegenstand van Gebhard III Ψ, bisschop van Regensburg en een oom van Hendrik III. Gebhard III is op eigen houtje in 1050 een oorlog tegen de Hongaren begonnen, hetgeen later door Hendrik III is gelegitimeert.
Wanneer Koenraad burcht Parkstein, waar bisschop Gebhard III ook aanspraak op maakt, verovert is de maat vol. Hij wordt in 1053 uit zijn hertogelijke ambt ontzet ten faveure van de drie jaar jonge Hendrik IV. Koenraad vlucht naar Andreas I Ψ, koning van Hongarije, wiens broer Bela I Ψ getrouwd is met Richeza van Polen Ψ, een nicht van Koenraad. Met Hongaarse troepen valt hij in 1054 Karinthië binnen, waar hij kan rekenen op steun van hertog Welf III van Karinthië, via graaf Heribert van Kinziggouw ook een familielid (3:3) van Koenraad.
Een geheime samenzwering
Ondanks zijn gedwongen vlucht kan Koenraad zijn vermeende recht op de troon niet uit zijn hoofd zetten. Koenraad denkt dat zijn kans gekomen is wanneer Hendrik III in Italië verblijft. De edelen in Beieren en Karinthië zijn Hendrik III zijn voortdurende weinig succesvolle oorlogen tegen Hongarije beu en het valt Koenraad niet moeilijk medestanders te vinden. In 1055 sluit zelfs bisschop Gebhard III zich bij de opstandelingen aan.
Koenraad en zijn trawanten willen Hendrik III vermoorden, waarna Koenraad tot koning zal worden uitgeroepen. Wanneer Welf III op zijn doodsbed in 1055 de samenzwering verraadt vlucht Koenraad voor de tweede keer naar Hongarije. In datzelfde jaar overlijdt hij op 15 december in ballingschap.
Reprise Zutphen
Koenraad laat geen kinderen na, zodat de senior lijn der Ezzonen verdwijnt. Ironisch genoeg komt Zutphen toch bij de Ezzonen terecht.
Koenraads zuster Adelheid Ψ is gehuwd met de Verdunse representant Godschalk (II) Ψ, onder andere graaf van Twente en Hetter. Godschalk (II) is als Verdunse zetbaas een acceptabel alternatief voor Godfried III ‘met de Baard’. Godschalk (II) krijgt van het bisdom Utrecht of Godfried III ‘Noord-Hamaland’ toebedeeld. Afhankelijk van het perspectief is Zutphen dus eigen of leengoed. Hoe dan ook, op deze wijze brengt de ‘keizerlijke’ Ezzoner lijn toch nog enkele graven van Zutphen voort, al is het dan via een vrouwelijke omweg.
Literatuur
- Oorkondenboek van Overijssel, G.J. ter Kuile,
dl. I, nr. 31 (blz. 36, noot 4) (Aanvulling Bagastaldaburg – Jan Krooshoop). - Over de graven van Zutphen vóór 1190, Prof. Mr. R.Fruin,
De Nederlandsche Leeuw, Jaargang XLI, nr. 11/12, kolom 308-317 , november-december 1923. - De opkomst van Zutphen, W. de Vries,
Van Gorcum & Comp. N.V., Assen, 1960. - Beiträge zur Geschichte Emmerichs, Eltens und der Herren von Zutphen im 11. Jahrhundert, Erich Wisplinghoff,
In: Rheinische Vierteljahrsblätter, jaargang 50,
Ludwig Röhrscheid Verlag, Bonn, 1986. - Die Grafen von Hamaland und Zutphen, Ralf G. Jahn,
Geldrischer Heimatkalender, vol. 1992, 1992. - Die Salier, Egon Boshof,
Verlag W. Kohlhammer, Stuttgart, 2000. - Het (palts)graafschap Zutphen en het Hamalandse gravenhuis, J.M. van Winter,
In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XCII,
Walburg Druk BV, Zutphen, 2001. - De genealogie van de voogden, graven en hertogen van Gelre, Ralph G. Jahn,
In: Hertogdom Gelre, Historische bijdragen, deel 1,
Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 2001. - In kringen van kanunniken, Kaj van Vliet,
Walburg Pers, Zutphen, 2002. - Heinrich III (1039-1056), Matthias Becher,
In: Die deutschen Herrscher des Mittelalters,
Verlag C.H. Beck, München, 2003. - German counties, Donald C. Jackman. (momenteel offline)
- Die Genealogie der Vögte, Grafen und Herzöge von Geldern, Ralf G. Jahn.
- Mittelalterliche Genealogie im Deutschen Reich bis zum Ende der Staufer, Karl-Heinz Schreiber.
Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende IV des Donredages op sunte Marte van Betanie dach, dat was op ten negenden ende twintigsten dach der maent van Julii.