De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Motte-kasteel Opladen

Anno 995

De eerste burcht met stenen muren

Al decennia lang houdt de ligging van het legendarische Opladen de gemoederen bezig. In dit hoofdstuk passeren enkele mogelijke locaties de revue.
Opladen (Uplathe of Uplade) is een van de militaire steunpunten van Hamaland. Aangenomen wordt dat Opladen ‘hoge berg’ betekent. Als decor van de strijd van graaf Balderik Ψ en gravin Adela Ψ tegen het rijksgezag krijgt het grote bekendheid. Opladen ligt volgens de kroniekschrijver Alpert van Metz ‘op een natuurlijke heuvel die zich geleidelijk uit de vlakte verheft, door ophoging uitstekend is versterkt en, wat in die streken (Hamaland) zeer zeldzaam is, door een muur is omgeven’.
Het motte-kasteel is zo belangrijk dat Balderik rond 1160 naar het motte-kasteel comes de Oplathe vel Houberch‘ is genoemd.
De burcht wordt volgens Alpert na het beleg van Opladen verbrand en de muren worden met de grond gelijk gemaakt.

De Houberg

Houberg, anno 2003.

Over de term ‘vel’ in de achternaam van Balderik is door de jaren heen veel verwarring ontstaan. Door Van Rij is dit vertaald met ‘oftewel’, terwijl eerdere vertalingen spreken van ‘of’. Het kan echter ook met ‘en’ worden vertaald.
Door het woord ‘of’ wordt Opladen vaak vereenzelvigd met het gelijknamige in de Rijn gelegen eiland Houberg. Deze identificatie ligt minder voor de hand, omdat Alpert schrijft dat Opladen op een natuurlijke heuvel staat. Volgens Schut zijn er geen concrete aanwijzingen dat het hier een motteversterking betreft.
De huidige hoogte is volgens Schut ‘voor een aanzienlijk deel in de afgelopen decennia aangebracht’. De meanderende Rijn heeft natuurlijk duizend jaar de tijd gehad om grond weg te spoelen. Daarom kan niet uitgesloten worden dat de Houberg ooit hoger was.

De naam ‘Houberg’ komt voor het eerst in de twaalfde eeuw voor bij de vernoeming van Balderik. Schut betwijfelt de toewijzing van deze naam aan de lokatie, want in 1339 wordt het ‘Erfkamerlingschap’ genoemd. De vereenzelviging van Houberg met Opladen is derhalve uitsluitend gebaseerd op de (toevallige?) gelijkenis in naam en Alperts opmerking dat Opladen ‘juxta Eltena sita’ ligt, oftewel vlak bij Elten.
Vooralsnog valt de Houberg als lokatie van het voormalige Opladen af.

Resten in Montferland

De beschrijving van Opladen van Alpert van Metz duidt op een motte-kasteel. Het is waarschijnlijk de eerste van dit soort in De Graafschap. De turbulente tijden eisen blijkbaar het nieuwste van het nieuwste. In tegenstelling tot walburgen kunnen mottes relatief snel worden opgeworpen en bovendien verdedigd worden met een relatief kleiner aantal manschappen. Bij walburgen zijn langs de gehele wal verdedigers noodzakelijk. Dit zou een afspiegeling van de tanende centrale macht versus de opkomst van lokale heerser met beperkte mogelijkheden kunnen zijn.
In de gemeente Bergh aan de weg van Zeddam naar Wehl is bovenop de berg ondanks eeuwenlange erosie een enorme motteheuvel met omringende wal te aanschouwen. Holwerda identificeert in 1921 deze resten als Opladen, waarna een jarenlange discussie over de plek oplaait.
Onderstaande foto laat de konische kegel op de top van de heuvel nog duidelijk zien. Door de jaren heen is nooit definitief vastgesteld dat het inderdaad Opladen betreft.

De motte van Opladen bovenop de berg, anno 2002.

Archeologisch onderzoek

Om meer zekerheid te krijgen wordt in de grond gekeken en dat gebeurt al vroeg in het geval van Montferland.
In 1842 worden de eerste opgravingen verricht door Jansen van het Rijksmuseum van Oudheden. Jansen vindt enkele Romeinse dakpannen en trekt de conclusie dat Montferland een Romeinse versterking is.
Holwerda vervolgt het graafwerk in 1918. Zoals gezegd identificeert hij Montferland als Opladen. In 1960 is Montferland uitgebreid onderzocht door Renaud van het ROB. Hiervan is door het ROB nooit een officieel rapport opgesteld. Een omissie die in 2004 door Schut wordt hersteld.

Een indrukwekkend kasteel

De motte van Opladen, anno 2002.Uit opgravingen en metingen stelt Schut vast dat de motteheuvel van Montferland ongeveer 12 tot 17 meter hoog is en dat tenminste de laatste zeven meter op kunstmatige wijze opgehoogd is, geheel volgens de beschrijving van Alpert.
De top van de motteheuvel is een plateau van 60 bij 90 meter, terwijl de basis 135 bij 150 meter meet. Het plateau is omringd geweest door een wal van 7 tot 9 meter breed. De wal is mogelijk twee meter hoog geweest. In de wal zijn resten van een 1 meter brede tufstenen ringmuur gevonden. Door zijn afmetingen is de motte van Montferland de grootste van Nederland.

Op het plateau hebben minstens drie gebouwen gestaan; een tufstenen toren (16 bij 16 meter) met muren van 5,5 meter dik, een houten gebouw van mogelijk meerdere verdiepingen (14 bij 5,5 meter) en een hutkom. De tufstenen toren is mogelijk nooit voltooid.
Aan de voet van de heuvel is een 3 tot 4 meter diepe en 12 tot 16 meter brede gracht uitgegraven met daar omheen een dubbele aarden wal. De binnenste wal is mogelijk voorzien geweest van een palissade. De voorburcht aan de westzijde is helaas moeilijk te herkennen, ook al is deze omgeven door resten van een gracht en een wal. De tufstenen toren op de motte zal heel strategisch hebben neergekeken op de voorburcht. Niemand kan onopgemerkt naar binnen sluipen.

Bij de opgravingen gevonden potscherven dateren de aanleg op het einde van tiende of in de eerste helft van de elfde eeuw. Gevonden potscherven bij de tufstenen toren doen vermoeden dat de toren uit de eerste helft van de elfde eeuw dateert. In ieder geval is de toren in de dertiende eeuw gesloopt vermoedelijk voor hergebruik van het zeldzame tufsteen.
De motte is slechts kort bewoond geweest en twee keer door brand getroffen.

Een enorme klus

Links de wal, in het midden de gracht en rechts de motte van Opladen, anno 2002.

Bij de aanleg van de motte is handig gebruik gemaakt van de plaatselijke situatie. Naar berekening van Schut moet circa 94.000 kubieke meter zand zijn verplaatst. Hij gaat er vanuit dat in die tijd een persoon een kubieke meter per dag kan uitgraven en verplaatsen. Met deze gegevens is het niet moeilijk meer te berekenen welke omvang deze operatie in de elfde eeuw heeft. Haast heeft de bouwheer in ieder geval niet gehad.

De bouw van een tufstenen toren met muren van 5,5 meter dik wordt door Schut geschat op acht tot tien jaar. Vanwege het inklinken van de grond kan de toren pas enkele jaren later worden gebouwd. Niet uit te sluiten is dat vlak na de aanleg van de motteheuvel is begonnen met de bouw van de toren, want het bouwtempo van een toren van dergelijke omvang ligt niet zo hoog.

De oorsprong van Montferland

Noot 1

Het is niet ondenkbaar dat de motte Montferland inderdaad Opladen is. Het voldoet aan de beschrijving van Alpert van Metz en de aanleg dateert uit het begin van de elfde eeuw. Echter, over een stenen toren rept Alpert niet, mogelijkerwijs omdat deze (nog) niet voltooid is of omdat nog niet met de bouw is aangevangen.
Wanneer aangenomen wordt dat Opladen Montferland is moet deze aanname stroken met de geschiedenis van Hamaland. De bouw van een dergelijke versterking kan niet door de eerste de beste zijn gedaan.
Van Winter geeft aan dat de lokatie niet uit de boedel van Adela of Balderik afkomstig is, maar eerder uit de bezittingen van Godfried III ‘de Prefect’ Ψ stamt.

Het nabijgelegen Elten is de machtsbasis van de graven van Hamaland. Na de verbouwing van Elten tot een klooster door Wichman (IV) Ψ wensen Adela en Balderik mogelijk een nieuwe versterking. Montferland is een logische keus, omdat het de gehele Liemers overziet, maar ook een tegenwicht vormt voor Elten. Mogelijk laten Adela en Balderik de motte met ringmuur aanleggen, zoals Alpert van Metz beschrijft. In 1016 wordt dit kasteel in het beleg van Opladen verwoest.

De bannerheer van de keizer

Schut geeft een ‘profielschets’ van de mogelijke bouwheer waarin hij vermoedt dat ‘op basis van de omvang van de versterking gedacht moet worden aan een persoon die een bovenregionale betekenis heeft en die in nauwe relatie staat tot de keizer’. Zijn voorkeur gaat uit naar Adela en Balderik.
Wanneer de versterking na de ondergang van Hamaland wordt aangelegd komt iemand naar voren die volledig aan deze profielschets voldoet: Werner I Ψ. Schut voert hem op in een lijstje van mogelijke bouwheren, maar hij betwijfelt op aangeven van Van Winter de invloed van Werner II in de Liemers, ook al is hij ‘adviseur van de keizer’.

Werner I staat op zeer goede voet met keizer Hendrik II Ψ. Het is volgens de omstreden theorie van Jackman waarschijnlijk dat Werner I na de ondergang van Hamaland benoemd wordt als graaf van Zuid-Hamaland. Werner I stamt – volgens Jackman – uit de familie der bannerheren van de keizer en wordt zelf ook bannerheer wanneer zijn oudere broer Eberhard (V) Ψ tussen 1030 en 1035 overlijdt.

Wat is nu symbolischer dan dat de bannerheer van de keizer op de puinhopen van een verwoest kasteel de macht van het centrale gezag laat zien? Daar tegenover kan gesteld worden dat de keizer op de restanten van (mogelijk) de grootste versterking in noordwest Europa niet opnieuw een graaf zal installeren van wie de loyaliteit afgewacht moet worden.
Het is in ieder geval niet uit te sluiten dat Werner I in 1025 de bouwactiviteiten in gang zet en dat zijn zoon Werner II Ψ die na zijn dood voortzet. Na de dood van Werner II in 1053 wordt vermoedelijk Gerhard I ‘Flamens’ zijn opvolger in Zuid-Hamaland en via hem komt Opladen waarschijnlijk bij de bezittingen van de graven van Gelre.

Latere vermeldingen

In 1313 blijkt de graaf van Gelre nog steeds inkomsten uit Montferland te hebben. Daarna behoort de berg aan de heren van Bylandt, die het in 1350 aan Derick van Enghusen in leen heeft gegeven. Mogelijk heeft een graaf van Gelre het leen verpand.
In 1427 verpandt de graaf van Gelre zijn recht op ‘de Monferander Berge mitten holtslegen ende holtgericht daertoe gehoerende, gelegen in Zedemerbosch‘ aan de heer Van Den Bergh. Het pandschap wordt niet ingelost, zodat Montferland aan Bergh wordt toegevoegd. De heren Van Den Bergh vestigen er hun exotische dieren en bouwen in de zestiende eeuw een jachthuis. In 1699 wordt het jachthuis na ernstige verwaarlozing opnieuw gebouwd.
Tegenwoordig kan de bezoeker nog altijd op de top van de heuvel terecht, want het jachthuis is tot een modern hotel uitgebouwd. Het weidse uitzicht vanaf de berg is sinds de Middeleeuwen niet veranderd, hetgeen meteen duidelijk maakt waarom op deze plek een kasteel is verrezen. Al zal het bos het uitzicht toentertijd niet belemmerd hebben.

Literatuur

  1. J.M. van Winter, Otto de Rijke van Zutphen (ca. 1050-1113) – een legpuzzel, In: Bijdragen en Mededelingen, Historisch jaarboek voor Gelderland, deel XCIII, Vereniging Gelre, Arnhem, 2002, p31.
  2. Gebeurtenissen van deze tijd, Alpertus van Metz,
    vertaald en ingeleid door Hans van Rij,
    Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1999.
  3. Alle de XIV boeken van de Geldersse geschiedenissen, Arend van Slichtenhorst,
    Jacob van Biesen, Arnhem, 1659.
  4. Adelas Kampf um Elten, F.W. Oediger,
    In: Annalen des Historischen Vereins für den Niederrhein,
    Verlag L. Schwann, Dusseldorf, 1954.
  5. De historie van het oude Gelre onder eigen vorsten, G. Prop,
    W.J. Thieme & Cie., Zutphen, 1963.
  6. Geschiedenis van Gelderland van de vroegste tijden tot het einde der Middeleeuwen, Dr. W. Jappe Alberts,
    N.V. Martinus Nijhoff’s Boekhandel en Uitgeversmaatschappij, ‘s-Gravenhage, 1966.
  7. Oost-Gelderland archeologisch bekeken, Ruud Borman,
    De Walburg Pers, Zutphen, 1978.
  8. Middeleeuwse Kastelen, Paul E. van Reyen,
    C.A.J. van Dishoeck, Bussum, 1965, vierde druk, 1979.
  9. Middeleeuwse kastelen van Gelderland, F.M. Eliëns en J. Harenberg,
    Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk, 1984.
  10. Tweeduizend jaar geschiedenis van Gelderland, Klaas Jansma en Meindet Schoor,
    Uitgeverij Inter-Combi van Seijen, Leeuwarden, 1986.
  11. Die Grafen von Hamaland und Zutphen, Ralf G. Jahn,
    Geldrischer Heimatkalender, vol. 1992, 1992.
  12. 1000 jaar kastelen in Nederland, H.L. Janssen, J.M.M. Kylstra-Wielinga, B. Olde Meierink (redactie),
    Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 1996.
  13. De Montferlandsche berg, het sieraad der tusschen IJssel en Rijn gelegene landen’,
    P.A.C. Schut,
    NAR – Nederlandse Archeologische Rapporten 24,
    ROB, Amersfoort, 2003.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MCM ende XCVIII des Sonnendages voor Heilige Laurentius dach, dat was op ten negenden dach der maent van Augusti.