De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

De opkomst en ondergang van hertogdom Neder-Lotharingen (958-977)

Deel 1 – De opkomst van het huis Verdun

Godfried I Ψ, 958-964

Niet meteen hertog?

Noot 1

Vanaf 958 is het hertogdom Lotharingen opgesplitst in Opper- en Neder-Lotharingen. Op deze site gaat de interesse uit naar de perikelen in Neder-Lotharingen, omdat de Neder-Lotharingse adel nauw betrokken is bij de ondergang van Hamaland en de opkomst van Gelre en Zutphen.
Frederik I van Bar Ψ wordt als hertog in Opper-Lotharingen aangesteld. Of Neder-Lotharingen van meet af aan ook een hertogdom is maar de vraag. Het kan best zijn dat geredeneerd wordt dat er slechts een hertogshoed is te verdelen en niet twee. Dat is aanleiding voor veel gedoe. In ieder geval komt het ambtsgebied Neder-Lotharingen in handen van Godfried I, op dat moment graaf van Keulengouw, Henegouwen en paltsgraaf van Lotharingen.

in groen: Neder-Lotharingen na 959. De taalgrens in rood gestippeld. Bron: Wikipedia.Godfried I van Neder-Lotharingen (II van Palts-Lotharingen) komt voort uit de huwelijkspolitiek tussen Matfriedingers rond de aanstelling van hertog Giselbert van Lotharingen Ψ. Hij is een zoon van Godfried I van Palts-Lotharingen Ψ, onder andere graaf van Gulikgouw, en Irmintrud van Frankrijk Ψ. Godfried I is dus een kleinzoon van Gerhard I van Metzgouw Ψ en van Karel III van Frankrijk Ψ. Overigens is Godfried I’s zuster  Gerberga Ψ met  Megingoz, voogd van Gelre, getrouwd.
Godfried I trouwt met Alpaidis Ψ, de dochter van Arnulf I van Kamerijk Ψ en Bertha Ψ. Bertha is een dochter van graaf Nevelung van Betuwe Ψ. Godfried I en Alpaidis krijgen drie zonen: Godfried III, bijgenaamd ‘de Prefect’, Ψ, Arnulf I Ψ en Widerik Ψ en een dochter: Gerberga Ψ. Godfried III maakt naam als prefect van Utrecht, althans postuum vanwege de strijd tussen Balderik Ψ en Wichman III Ψ om zijn nagelaten ambt. Wichman III is met Godfried III zijn dochter Reinmod getrouwd en heeft op die wijze ‘koude’ aanspraken. Balderik is een neef van Godfried III en heeft ‘warme’ aanspraken.

Bloedbanden met Reginaren en Matfriedingers

De laatste hertog van Lotharingen, aartshertog Bruno Ψ, kent Godfried I goed, want deze is een leerling van hem. Ondanks de de duistere regeling rond de hertogstitel komt Godfried I in 964 in de bronnen voor als ‘dux’, maar zonder ambtsgebied. Om in zijn nieuwe hertogdom meer status te krijgen wordt hij bekleed met de grafelijke macht in Henegouwen, het voormalige machtsbolwerk van de verdreven Reginaren. Het is goed mogelijk dat zijn huwelijk met Alpaidis hem via de vrouwelijke linie (magere) aanspraken geeft.
De eerste opdracht van Godfried I is de uitschakeling van Irmfried van Luihgouw Ψ. Hoe hij met zijn achterneef afrekent is onbekend, maar blijkbaar slaagt hij daar in. Veel tijd om een hertogelijke dynastie te stichten is Godfried I niet vergund. Godfried I overlijdt al in 964 aan de pest, wanneer hij keizer Otto I Ψ op zijn kroningsreis naar Rome begeleidt. Hij laat zijn kinderen minderjarig achter, waardoor er plotseling een hertogelijke functie vacant is.
Neder-Lotharingen gaat wederom onrustige tijden tegemoet, want naast de opvolgingsperikelen vinden de Reginaren dat hun verbanning lang genoeg heeft geduurd.

Richer Ψ, 964-972

In Neder-Lotharingen wordt een neef van Godfried I, Richer, mogelijk graaf van Luikgouw, benoemd. Keizer Otto I blijft zijn politiek om vertrouwelingen op cruciale functies te plaatsen trouw. Zo wordt bijvoorbeeld in 969 Adalbero (I) Ψ, ook een neef van Godfried I van Neder-Lotharingen, tot bisschop van Reims benoemd.
Richer is vermoedelijk de zoon van graaf Adalhard III van Wetterau Ψ.
Veel tijd om in zijn functie te groeien krijgt Richer niet, want in 972 is hij waarschijnlijk al overleden. Nageslacht is van hem niet bekend.

Machtsvacuüm, 972-977

Wanneer in 973 ook nog keizer Otto I ‘de Grote’ overlijdt achten de verdreven Reginaren de tijd rijp om hun in 958 verloren gegane gebieden terug te veroveren.
Familiehoofd van de partij der Reginaren is op dat moment Reginar IV Ψ. Na de gevangenname van zijn vader Reginar III van Henegouwen Ψ in 957 is Reginar IV samen met zijn broer Lambert I Ψ, bijgenaamd ‘met de baard’ naar West-Franken gevlucht. In 973 vallen zij Henegouwen binnen en verslaan bij Peronne de broers Reinald van Henegouwen Ψ en   Werner VI van Haspengouw Ψ, die beiden in de slag hun leven verliezen.
De nieuwe keizer Otto II Ψ ziet zijn koninkrijk slinken en trekt in 974 vanuit Utrecht ten strijde. Otto II verslaat de Reginaren en geeft een deel van vrijgevallen graafschap Henegouwen aan Godfried (‘de Gevangene’). Het andere deel wordt aan diens zwager Arnulf II van Valenciennes Ψ (graaf van Kamerijk; †1011) gegeven. Paltsgraaf Erenfried III Ψ wordt de opvolger van Werner VI in Haspengouw.

Godfried (‘de Gevangene’) werpt zich op

Godfried (†997) is de zoon van graaf Gozelo van Ardennengouw Ψ en Uda Ψ, dochter van Gerhard I van Metzgouw Ψ. Hij is een neef van Richer, neef van Godfried I van Neder-Lotharingen en broer van bisschop Adalbero I van Reims. Een hertogelijke titel is hem niet vergund, dan zou hij mogelijk te machtig worden in de ogen van de keizer, maar een leidende rol binnen de aristocratie heeft hij zeker.
Zijn bijnaam ‘de Gevangene’ zal hij pas later krijgen, zodat deze toevoeging hier een anachronisme is, maar om verwisselingen tussen alle Godfrieden te vermijden wordt zijn bijnaam hier om deze reden, maar wel tussen haakjes, gehanteerd.

Gaat Frisia Ename heten?

Noot 2

Godfried (‘de Gevangene’) is een oude rot in het krijgsvak, die ook al onder Otto I heeft gediend. Hij behoort tot de machtige familie der Ardenners, waaruit ook junior-takken Bar en Luxemburg ontspruiten. De machtsbasis voor dit huis wordt mogelijk gelegd door Godfried eerste huwelijk met Averarda Ψ, dochter van Eberhard (III) van Salland Ψ, en een tweede mogelijk nog prestigieuzer huwelijk met Mathilde Ψ, dochter van Herman I Ψ, hertog van Saksen.
Het druist tegen alle traditionele opvattingen in, maar Jackman vermoedt dat het hoogste ambt in Frisia niet verdwijnt maar een sluimerend leven gaat leiden. Het scenario in zijn visie is alsvolgt:
Godfried wordt als opvolger van de gesneuvelde Werner VI als markgraaf aangesteld. Door zijn (door Jackman veronderstelde) bloedbanden met Wichman (IV) van Hamaland Ψ komt Godfried hiervoor in aanmerking, want hij is een neef van Wichman IV (via Gerhard I van Metzgouw). Het markgraafschap Frisia wordt nu, naar het gelijknamige kasteel Ename (oostelijk van Antwerpen) genoemd, terwijl Frisia uit de bronnen verdwijnt. Ename is dus hoogstwaarschijnlijk een voortzetting van het Frisia. Het machtscentrum is met de machtswisseling van Hamaland naar Verdun veel zuidelijker komen te liggen, aldus Jackman.
Jackmans theorie is aantrekkelijk, maar bijzonder omstreden. Hij stelt ‘de Gevangene’ gelijk aan ‘de Prefect‘. Het laatste levensteken van Godfried dateert volgens Evrard uit 997, terwijl ‘de Prefect’ nog in de tijd van bisschop Adalbold II van Utrecht Ψ (1010-1027) actief is. Voor Jackman is dat geen probleem, want hij laat Godfried ‘de Gevangene’ dertien jaar ouder worden, omdat Alpertus van Metz meldt dat ‘de Prefect’ een oude man is. Met een geboortedatum uit 935-940 zou Godfried op 70-75 jarige leeftijd nog actief zijn. Deze website volgt Jackmans theorie niet, maar een alternatieve theorie die door Jongbloed is gepresenteerd. Jackman heeft inmiddels zijn theorie van zijn website verwijderd, maar citaten zijn bij de literatuurvermelding te vinden.
Een voorbeeld waar Jackmans theorie tekort schiet is de vermelding van een geestelijk minder bedeelde zoon die Godfried III ‘de Prefect’ volgens Alpertus heeft. Van Godfried ‘de Gevangene’ is een dergelijke zoon niet bekend, terwijl zijn nazaten niet onbekend zijn gebleven.

De terugkeer van de Reginaren

In 976 vallen Reginar III en Lambert I ‘met de baard’ samen met de werkeloze Franse prins Karel Ψ, de jongste zoon van koning Lodewijk IV van Frankrijk, nogmaals Henegouwen binnen. Opnieuw worden zij verslagen.
In 977 komt het tot een verzoening tussen beide opstandige broers en Otto II. Reginar III wordt aangesteld als graaf in Henegouwen, al blijft de versterking Bergen (Mons) in Godfried van Verduns handen. Lambert I wordt graaf in Leuven, een voormalig goed van moeders kant.
In hetzelfde jaar erkent Otto II de rechten van de door Lothar III verbannen Karel. Hij stelt hem aan als hertog van Neder-Lotharingen. Op deze wijze hoopt Otto II de rust in Lotharingen te herstellen. Dat blijkt ijdele hoop te zijn.
Als compensatie voor het verlies van Henegouwen krijgt Godfried (‘de Gevangene’) het graafschap Verdun toegewezen, waarna hij zich volgens de nieuwe traditie zich naar zijn kasteel gaat noemen: Godfried van Verdun. Daarmee wordt de kiem gelegd van een illuster huis, maar voordat dit huis tot volle bloei komt dient eerst met de laatste karolingers worden afgerekend.

Literatuur

  1. H.H. Jongbloed, De Flamenses in de elfde eeuw, In: Bijdragen en Mededelingen, deel XCIX, Vereniging Gelre, Arnhem, 2008, p54-55.
  2. J.P. Evrard, ‘Les comtes de Verdun’ in: La Maison d’Ardenne Xe-XIe siècles, Actes des Journées Lotharingiennes 24-28 october 1980, Luxemburg 1981, p. 117 nr. 16 (mededeling Hein Jongbloed).
    H. van Rij, Alpertus van Metz, Verloren, Hilversum, 1999, p50.
    ‘Toen de prefect, op wie de jaren toch al zwaar drukten, ook nog zo door ziekte werd aangetast dat hij nauwelijks meer kon lopen …
    ‘Aangezien deze (de zoon, AGS) echter een vadsige domkop was en fysiek bijna een wrak, …’
    C. Ehlers, Concilium mediii aevi, band 7, 2004, recensie Eduard Hlawitschka – Konradiner-Genealogie.
    F.R. Erkens, recensie Eduard Hlawitschka – Konradiner Genealogie.
    F.R. Erkens, recensie Armin Wolf – Tochterstämme, Königswahler und Kurfürsten.
    D.C. Jackman, Medieval German Counties, Verdun. (offline)
    “There is no other possibility of identifying the margrave mentioned by Alpertus Mettensis, whose description of him in 1006, “iam senio confectus et aegritudine ita deprehensus…ut vix pedibus incederet,” corresponds to the advanced age the Prisoner must have reached at this time.”
    D.C. Jackman, Medieval German Counties, Zutphen. (offline)
    “Chronologically, Wernher of Hasbania’s wife must affiliate as sister of Wigmann of Elten. This reconstruction is much stronger than first appears. Many details conform to it, and other sources can be supplied to lend find precision to particular details.”
    D.C. Jackman, Medieval Prosopography, Higher Offices, Lotharingia, Lower Lorraine. (offline)
    “One is Godfrey the Prisoner, whose mark is often referred to as that of Eename, or Antwerp, but in fact equates properly with the mark of Frisia.”
    D.C. Jackman
    , Medieval Prosopography, Higher Offices, Lotharingia, Frisia. (offline)
    “The heyday of this configuration was the period under the house of Verdun. Inadequate genealogical reconstruction and hastiness in providing definition to spheres and borders has resulted in a failure to recognize the continuity – indeed identity – of the late tenth-century Frisian mark and the so-called mark of Eename, or Antwerp, held by the dukes of Lower Lorraine. The Frisian margrave Godfrey at the end of the tenth century is identical to Godfrey the Prisoner, whose sons held the mark of Eename.”
    K.H. Schreiber, Mittelalterliche Genealogie im Deutschen Reich bis zum Ende der Staufer (MGDRS), Ardennergrafen, Gottfried I. der Gefangene.
    K.H. Schreiber, MGDRS, Utrecht, Adalbold II.
  3. Historische opstellen over Lotharingen en Maastricht in de Middeleeuwen, C.A.A. Linssen
    Van Gorcum, Maastricht, 1985.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende III des Vrydages nae Hemelvaart.