De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

De opkomst en ondergang van hertogdom Neder-Lotharingen (977-1003)

Deel 2 – De laatste Karolingers

Karel Ψ, 977-991

Via via erfgenaam

Noot 1

Karel is drie keer getrouwd, met achtereenvolgens Gerberga van Gennep ψ rond 968, een onbekende dochter ψ van de graaf van Troyes rond 975 en een zekere Adelheid ψ van onbekende afkomst rond 988. Die huwelijken zijn deels uit de opportunistische politieke keuzes van Karel te verklaren.
Karel heeft zich rond 976 verbonden aan de Reginaren en afstand genomen van Otto II ψ. Hij heeft om deze tijd – om deze wisseling van kamp kracht bij te zetten – zich van zijn eerste vrouw laten scheiden en een dochter uit een zijtak van het belangrijke oost-frankische grafelijke huis van Vermandois tot vrouw gekozen. Met Reginar IV Ψ en Lambert I ψ valt hij Bergen (Henegouwen) in. Een jaar later wordt Karel door zijn broer Lothar III Ψ, koning van Frankrijk, verbannen, omdat hij leugens verspreid over de koningin. Op dat moment grijpt Otto II de kans aan om Karel weer aan hem te binden en biedt hem een mooie baan aan: hertog van Neder-Lotharingen.

Na het machtsvacuüm in Neder-Lotharingen vervult Karel in 977 de vacature voor hertog van Neder-Lotharingen. De nieuwe hertog is van twee kanten behept met keizerlijk bloed, want zijn vader is de Karolinger Lodewijk IV van Frankrijk Ψ en zijn moeder is Gerberga Ψ, dochter van koning Hendrik I ‘de Vogelaar’ Ψ. Karel ‘erft’ de hertogelijke rechten min of meer via zijn moeder, want zij is de weduwe van de illustere hertog Giselbert van Lotharingen Ψ.
Lothar III, koning van Frankrijk, ziet de benoeming van zijn verbannen broer Karel tot hertog als een bedreiging van zijn rechten op Lotharingen. Wanneer ook nog zijn steunpilaren Reginar IV en Lambert I hun voormalige familiegoederen in Lotharingen terugkrijgen trekt Lothar III in 978 met een leger Neder-Lotharingen binnen, waar hij onder andere Aken plundert. Otto II, die toevallig in de buurt is, weet aan Lothar III zijn mannen te ontkomen, waarop Lothar III Opper-Lotharingen binnentrekt. Deze manoeuvre wordt mogelijk ingegeven door het feit dat Karel zich als heer van heel Lotharingen opwerpt. Al in de herfst van hetzelfde jaar wordt Lothar III in zijn eigen koninkrijk door Otto II aangevallen.

Na twee kinderen uit zijn eerste huwelijk, een van naam onbekend gebleven dochter Ψ en Balderik van Drenthe Ψ, krijgt Karel uit zijn tweede huwelijk vier kinderen. Uit de naamgeving van deze kinderen blijkt dat de Karel meer op de Liudolfingers is gericht dan op zijn eigen Karolingische afkomst, want zijn oudste kinderen heten Otto en Gerberga Ψ, typische Liudolfinger namen. De jongere kinderen heten: Lodewijk Ψ en Ermengard Ψ.
In 979 opent Otto II een politieke tegenaanval door Karel tot tegenkoning van Frankrijk uit te roepen. Deze aanval mislukt, omdat Karel niet door de adel en de kerkvaders in Frankrijk wordt gesteund. Otto II en Lothar III sluiten daarop vrede.

Lotharingen verdeeld in troonstrijd

Na de dood van Otto II in 983 strijdt de Oost-Frankische adel om het voogdijschap over de minderjarige Otto III Ψ. Lothar III valt opnieuw Lotharingen binnen om in de troonstrijd in te grijpen. Karel. de opportunist, wisselt (weer) van kamp en steunt plotseling de voogdijschap van zijn broer tegen koningin-moeder  Theophano Ψ en weet de Lotharingse adel mee te krijgen.
Hun grootste tegenstander is bisschop Diederik I van Metz Ψ, die de adel er fijntjes aan herinnert dat nog niet zo lang geleden Karel en Lothar III in oorlog waren. De wereldlijke tegenpartij wordt aangevoerd door Godfried van Verdun Ψ, aangetrouwde familie van bisschop Diederik I.

Godfried wordt gevangen genomen

Lothar III neemt daarop Godfried van Verdun gevangen om hem te dwingen afstand te doen van Bergen. Godfried weigert en blijft in hechtenis van de graaf van Vermandois, hieraan dankt Godfried zijn bijnaam ‘de Gevangene’. Het lukt beide Karolingers niet hun plannen met Otto III door te zetten. Wanneer in 986 koning Lothar III van Frankrijk en vlak daarna in 987 diens zoon Lodewijk V Ψ overlijden, onderneemt Karel een nieuwe poging om koning van Frankrijk te worden.
Karel is rond die tijd voor de derde keer getrouwd met een dame van onbekende huize, wiens adellijke afkomst vermoedelijk niet zo hoog is. Karels mededinger voor de troon,  Hugo Capet Ψ, geeft te kennen nooit voor haar te buigen. De kinderen uit zijn derde huwelijk heten: Karel Ψ en Adelheid, wat meer Karolinger namen zijn, passend bij een aanstaande koning van Franktijk. Helaas voor hem kiest de adel onder leiding van aartsbisschop Adalbero I van Reims Ψ en zijn raadgever Gerbert van Aurillac voor Hugo Capet als koning. Het einde van de Karolingische macht is daarmee een feit geworden en is de vestiging van de macht der Capetingers voltooid. Hugo moet (uiteraard) enkele wederdiensten plegen. Voor wat hoort wat. Zo beëindigt hij de strijd om het voogdijschap van Otto III ten faveure van koningin-moeder Theophano en laat hij Adalbero I zijn broer Godfried ‘de Gevangene’ vrij.
Wanneer Hugo Capet een Byzantijnse prinses voor zijn zoon zoekt, zet de geërgerde Theophano Karel tegen hem op. Karel wisselt voor de laatste keer van kamp en keert zich tegen Hugo Capet. Dit blijkt niet zo verstandig te zijn. In 991 wordt Karel verraden door bisschop Adalbero van Laon en door Hugo Capet gevangen genomen, waarna hij voor het jaar 995 in gevangenschap in Orleans overlijdt. Zijn zoon Otto volgt hem in het hertogdom Neder-Lotharingen op.

Otto Ψ, 991-1003

Rust in Lotharingen

Na alle commotie is rust zeer welkom in Lotharingen. Het is zelfs zo rustig geworden dat Godfried ‘de Gevangene’ Bergen terug moet geven aan Reginar IV. De band tussen de Reginaren en het nieuwe koningshuis der Capetingers is ook innig. Reginar IV trouwt met Hadwig Ψ, de dochter van Hugo Capet. Lambert I trouwt met hertog Karel zijn dochter Gerberga.
Otto bemoeit zich niet met de koningstroon van Frankrijk, waardoor de laatste Karolinger niet met de koninklijke tekenen wordt bekleed. De tijden zijn voor altijd veranderd.

De laatste Karolinger

Uit Lotharingen zijn ook geen politieke activiteiten van Otto bekend, behalve dat hij op goede voet met keizer Otto III staat, want in 1000 begeleidt hij deze op zijn Italiaanse veldtocht. Ook behoort hij tot de vertrouwelingen die in 1002 het lijk van Otto III naar Aken terugbrengen.
Nadien wordt weinig van Otto vernomen, geen huwelijk en geen kinderen. Vermoedelijk is hij tussen 1003 en 1012 gestorven, zodat de laatste Karolinger van mannelijke afkomst zonder ruchtbaarheid verdwijnt. De Karolinger dochters zullen nog wel vele adellijke geslachten met het gewenste voorname Karolinger bloed injecteren en zo een sterke symbolische rol blijven spelen.

Voorlopig geen opvolger

Na de dood van Otto houdt Hendrik II Ψ, de opvolger van Otto III, het hertogdom in eigen hand, totdat er een geschikte opvolger is gevonden. De Lotharingers hebben Hendrik II zijn tegenstrever voor de kroon, Herman II van Schwaben Ψ, gesteund en Hendrik II wenst zijn tegenstanders niet meteen tegemoet te komen.
Lambert I ‘met de baard’, vindt zichzelf wel een geschikte kandidaat voor de hertogstitel, omdat hij met Karels dochter Gerberga getrouwd is, maar Hendrik II is het niet met hem eens. Lambert I staat niet bekend om zijn trouw aan het koninkrijk. Lambert I erft in 1003 wel de landgoederen van hertog Otto, waaronder Leuven en Brussel en wordt hij daardoor bekend als graaf van Leuven. In plaats van een nieuwe hertog te benoemen besluit Hendrik II zelf zijn zaken in het vervolg te behartigen.

Literatuur

  1. Jongbloed, Hein H. “Balderik ‘van Upladium’ (ca. 970-5 Juni 1021). Karoling Met Een Krasje in Nu Gelderse Contreien.” Bijdragen En Mededelingen Gelre, Historisch Jaarboek voor Gelderland, CIII (2012): 22-28.
  2. Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutphen, Mr. L.A.J.W. Baron Sloet,
    Nr. 165,
    Martinus Nijhoff, ‘s-Gravenhage, 1872-1876.
  3. From the Atlas to Freeman’s Historical Geography, Edited by J.B. Bury,
    Longmans Green and Co. Third Edition, 1903.
    Universiteit van Texas.
  4. De oudste heeren van Strijen, Jhr. Dr. Th. van Rheineck Leyssius,
    De Nederlandsche Leeuw, Jaargang XLIX, nr. 11, kolom 322-332 , november 1931.
  5. Die Hamaländer Grafen als Angehörige der Reichsaristokratie im 10. Jahrhundert, J.M. van Winter,
    In: Rheinische Vierteljahrsblätter, jaargang 44,
    Ludwig Röhrscheid Verlag, Bonn, 1980.
  6. Historische opstellen over Lotharingen en Maastricht in de Middeleeuwen, C.A.A. Linssen
    Van Gorcum, Maastricht, 1985.
  7. Texandrië, van omstreden gouwbegrip naar integratie in het hertogdom, Drs. Bas Aarts,
    In: Geworteld in Taxandria, Tilburgse Historische Reeks, nr. 1, 1992.
  8. Die Grafen von Hamaland und Zutphen, Ralf G. Jahn,
    Geldrischer Heimatkalender, vol. 1992, 1992.
  9. De oorsprong der graven van Gelre, H. Verdonk,
    Brochure 7, Uitgave in eigen beheer, Lelystad, 1992.
  10. De graven van Gelre en de Zutphense erfenis, H. Verdonk,
    Brochure 8, Uitgave in eigen beheer, Lelystad, 1994.
  11. De Sint-Walburgskerk te Zutphen, Aad Bastemeijer,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel LXXXVIII,
    Walburg Druk B.V., Zutphen, 1997.
  12. Familien des Alten Lotharingen I, Detlev Schwennicke
    In: Europäischen Stammtafeln Neue Folge, band I, deel 2,
    Vittorio Klostermann, Frankfurt am Main, 1999.
  13. De Zutphense burcht van het jaar 1000 tot het einde van de twaalfde eeuw,
    A.F.W.E. Bastemeijer en M. Groothedde,
    In: De Sint-Walburgiskerk in Zutphen,
    Walburg Pers, Zutphen, 1999.
  14. Frieslands oudheid – Het rijk van de Friese koningen, opkomst en ondergang, H. Halbertsma
    Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 2000.
  15. Die Ottonen – Königsherrschaft ohne Staat, Gerd Althoff,
    W. Kohlhammer GmbH, Stuttgart, 2000.
  16. Die Salier, Egon Boshof,
    W. Kohlhammer GmbH, Stuttgart, 2000.
  17. Het (palts)graafschap Zutphen en het Hamalandse gravenhuis, J.M. van Winter,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XCII,
    Walburg Druk BV, Zutphen, 2001.
  18. De voogden van Gelre, E.W. Oostebrink,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XCII,
    Walburg Druk BV, Zutphen, 2001.
  19. De genealogie van de voogden, graven en hertogen van Gelre, Ralf G. Jahn,
    In: Gelre-Geldern-Gelderland Geschiedenis en cultuur van het hertogdom Gelre,
    Verlag des Historischen Vereins für Geldern und Umgegend, Kleef, 2001.
  20. Das Mittelalter – Geschichte in Überblick, Ulrich Knefelkamp,
    Ferdinand Schöningh, Paderborn, 2002.
  21. Mittelalterliche Genealogie im Deutschen Reich bis zum Ende der Staufer, Karl-Heinz Schreiber.
  22. Genealogie der Franken, Karl-Heinz Schreiber.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende III des Saterdages op Heilige Hart van Jezus dach, dat was op ten achtsten dach der maent van Junio.