De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

De opkomst en ondergang van hertogdom Neder-Lotharingen (1023-1046)

Deel 4 – Interne problemen

Gozelo I ‘de Grote’ Ψ, 1023- 1044

Een huwelijk met zes kinderen

In 1023 volgt Gozelo I zijn broer Godfried II Ψ op als hertog van Neder-Lotharingen wanneer deze kinderloos overlijdt. Gozelo I heeft al twee andere functies, sinds 1005 is hij benoemd als markgraaf van Antwerpen en in 1010 is hij zijn vader opgevolgd als graaf van Verdun. Feitelijk lijkt er geen probleem te zijn voor de positie van het huis Verdun.
Gozelo I is getrouwd met een vooralsnog onbekende echtgenote. Zij krijgen samen zes kinderen: Godfried (III) Ψ, Gozelo (II), Oda Ψ, Regelinde Ψ, Frederik Ψ en Mathilde Ψ.

Opstand in Lotharingen

Alle belangrijke edelen en bisschoppen in Lotharingen en hertog Frederik II van Opper-Lotharingen Ψ leggen tegenover Gozelo I een eed af dat zij niet zonder zijn toestemming Koenraad II Ψ als koning zullen erkennen. Zonder voor een troonpretendent te kiezen vertrekt Gozelo I met in zijn kielzog de andere Lotharingers van de koningsverkiezing.
Gozelo I sluit zich aan bij een rebellerende groep adelen in Lotharingen, waarvan de bisschoppen van Verdun, Keulen, Luik en Utrecht wel de voornaamste zijn. Overigens steunt Dirk III van Friesland Ψ wel de nieuwe koning, waarschijnlijk ingegeven om zijn gebiedsuitbreidingen te behouden.
De coalitie valt enkele maanden later uiteen, omdat de bisschoppen langer verzet niet succesvol achten. Met kerst 1025 erkent ook Gozelo I de rechten van Koenraad II om vervolgens een van diens belangrijkste steunpilaren in Lotharingen te worden.
Gozelo I laat zijn zoon Godfried III hem al in 1026 opvolgen als graaf van Verdun, zodat zijn handen wat meer vrij heeft voor rijksaangelegenheden. Godfried III is rond 1020 getrouwd met Uda Ψ, dochter van Manasses II Ψ, graaf van Rethel en Dada Ψ, op haar beurt een dochter van Herman I ‘Pusillus’ Ψ, paltsgraaf aan de Rijn (voorheen paltsgraafschap Lotharingen). Godfried III en Uda krijgen vier kinderen: Godfried (IV) Ψ, Ida Ψ, Wiltrud Ψ en nog een onbekende jong gestorven zoon Ψ.

Hertog van Opper-Lotharingen

Gozelo I wordt in 1033 tot hertog in Opper-Lotharingen benoemd, zodat Lotharingen weer in een hand is verenigd. Op termijn zal Godfried III zijn vader opvolgen, zodat hij dan hertog in beide Lotharingen wordt.
Gozelo I weet het van oudsher rivaliserende huis Leuven aan zich te binden door zijn dochter Oda uit te huwelijken aan Lambert II Ψ, zoon van Lambert I Ψ. De andere dochter, Regelinde, wordt aan Albert II Ψ, zoon van Albert I Ψ, graaf van Namen en Lommegouw, uitgehuwelijkt en tenslotte trouwt Mathilde eerst met Sigebodo van Are Ψ en vervolgens met Hendrik I ‘de Razende’ Ψ, paltsgraaf aan de Rijn.
Ook de Reginaren worden middels huwelijken aan de Matfriedingers gebonden, want Mathilde Ψ, dochter van Herman I van Ename Ψ, trouwt met Reginar V van Henegouwen Ψ. Het huis Verdun is verreweg het belangrijkste adellijke geslacht in Lotharingen geworden.
Voor zijn dood in 1044 benoemt Gozelo I zijn zoon Godfried III, bijgenaamd ‘met de baard’, tot mede-hertog in de hoop zo het hertogdom in de familie te houden. Maar wie machtig is heeft ook vijanden. Er is in 1039 een minder welwillende koning aan de macht gekomen. Hendrik III Ψ is van plan de rijkskerken meer macht te geven ten koste van de hertogen.

Gozelo II ‘de Slome’ Ψ, 1044-1046

Problemen binnen de familie

Vijf jaar na zijn aantreden besluit Hendrik III zijn nieuwe politiek op Lotharingen toe te passen. Gozelo I wordt in Neder-Lotharingen opgevolgd door zijn oudste zoon en naamgenoot Gozelo II en niet door zijn broer Godfried III. Hierbij gaat Hendrik III bewust voorbij aan het feit dat Gozelo I Godfried III tot mede-hertog heeft benoemd. Zo laat Hendrik III meteen zien wie de baas is. Dat Gozelo II zwak begaafd is en met een slechte gezondheid kampt ziet Hendrik III niet als beletsel.
Godfried III protesteert, maar vindt geen medestanders voor zijn zaak. Hendrik III wordt gesteund door de bisschoppen (God’s wil) en heeft door schenkingen ook de meer wereldlijk ingestelde machtige families der Luxumburgers, Ezzonen en Vlaanderen achter zich staan.

Godfried III komt in opstand

Godfried III begint aan een diplomatiek verzet. Dat moet uitmonden in eerherstel op de rijksdag in Aken in 1044. Hier haalt Godfried III echter bakzeil. Hij wordt wegens weerspannigheid zelfs van al zijn lenen, inclusief Verdun, ontheven.
Op 18 mei 1046 komt Hendrik III op zijn ongelukkige besluit om Gozelo II te benoemen terug. Dirk IV van Friesland Ψ, inmiddels opvolger van Dirk III, eigent zich in Friesland meer gebieden toe, zodat een sterkere persoonlijkheid dan Gozelo II moet optreden. Hendrik III benoemt Frederik (II) van Luxemburg Ψ als hertog in Neder-Lotharingen en draagt de bij de prefectuur behorende graafschappen Drenthe en Salland samen met de prefectuur nogmaals aan het bisdom Utrecht over. Blijkbaar is de eerdere schenking niet helemaal zuiver op de graat. Zo wordt het bisdom versterkt, maar het huis Verdun is nog niet verslagen.

Literatuur

  1. Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutphen, Mr. L.A.J.W. Baron Sloet,
    Nr. 165,
    Martinus Nijhoff, ‘s-Gravenhage, 1872-1876.
  2. From the Atlas to Freeman’s Historical Geography, Edited by J.B. Bury,
    Longmans Green and Co. Third Edition, 1903.
    Universiteit van Texas.
  3. De oudste heeren van Strijen, Jhr. Dr. Th. van Rheineck Leyssius,
    De Nederlandsche Leeuw, Jaargang XLIX, nr. 11, kolom 322-332 , november 1931.
  4. Die Hamaländer Grafen als Angehörige der Reichsaristokratie im 10. Jahrhundert, J.M. van Winter,
    In: Rheinische Vierteljahrsblätter, jaargang 44,
    Ludwig Röhrscheid Verlag, Bonn, 1980.
  5. Historische opstellen over Lotharingen en Maastricht in de Middeleeuwen, C.A.A. Linssen
    Van Gorcum, Maastricht, 1985.
  6. Texandrië, van omstreden gouwbegrip naar integratie in het hertogdom, Drs. Bas Aarts,
    In: Geworteld in Taxandria, Tilburgse Historische Reeks, nr. 1, 1992.
  7. Die Grafen von Hamaland und Zutphen, Ralf G. Jahn,
    Geldrischer Heimatkalender, vol. 1992, 1992.
  8. De oorsprong der graven van Gelre, H. Verdonk,
    Brochure 7, Uitgave in eigen beheer, Lelystad, 1992.
  9. De graven van Gelre en de Zutphense erfenis, H. Verdonk,
    Brochure 8, Uitgave in eigen beheer, Lelystad, 1994.
  10. De Sint-Walburgskerk te Zutphen, Aad Bastemeijer,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel LXXXVIII,
    Walburg Druk B.V., Zutphen, 1997.
  11. Familien des Alten Lotharingen I, Detlev Schwennicke
    In: Europäischen Stammtafeln Neue Folge, band I, deel 2,
    Vittorio Klostermann, Frankfurt am Main, 1999.
  12. De Zutphense burcht van het jaar 1000 tot het einde van de twaalfde eeuw,
    A.F.W.E. Bastemeijer en M. Groothedde,
    In: De Sint-Walburgiskerk in Zutphen,
    Walburg Pers, Zutphen, 1999.
  13. Frieslands oudheid – Het rijk van de Friese koningen, opkomst en ondergang, H. Halbertsma
    Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 2000.
  14. Die Ottonen – Königsherrschaft ohne Staat, Gerd Althoff,
    W. Kohlhammer GmbH, Stuttgart, 2000.
  15. Die Salier, Egon Boshof,
    W. Kohlhammer GmbH, Stuttgart, 2000.
  16. Het (palts)graafschap Zutphen en het Hamalandse gravenhuis, J.M. van Winter,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XCII,
    Walburg Druk BV, Zutphen, 2001.
  17. De voogden van Gelre, E.W. Oostebrink,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XCII,
    Walburg Druk BV, Zutphen, 2001.
  18. De genealogie van de voogden, graven en hertogen van Gelre, Ralf G. Jahn,
    In: Gelre-Geldern-Gelderland Geschiedenis en cultuur van het hertogdom Gelre,
    Verlag des Historischen Vereins für Geldern und Umgegend, Kleef, 2001.
  19. Das Mittelalter – Geschichte in Überblick, Ulrich Knefelkamp,
    Ferdinand Schöningh, Paderborn, 2002.
  20. Mittelalterliche Genealogie im Deutschen Reich bis zum Ende der Staufer, Karl-Heinz Schreiber.
  21. Genealogie der Franken, Karl-Heinz Schreiber.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende III des Sonnedages nae sunte Johans dach, dat was op ten derden ende tienden dach der maent van Julii.