De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

De opkomst van het huis Zutphen

Van keizerlijke oorsprong

Graafschap Zutphen met Hof te Lochem.

Het graafschap Zutphen ontstaat uit de ondergang van Hamaland in 1018, waarna Otto I van Hammerstein de eerste heer van Zutphen wordt.
In 1999 zijn op het oude ‘s-Gravenhof in Zutphen restanten gevonden van een grote palts uit de elfde eeuw, waar van 2011 tot 2013 onderzoek is verricht. Het formaat van de palts duidt er op dat de bouwheer een keizer uit het Salische huis is, of iemand met kerizerlijke pretenties. Waarschijnlijk houdt de oorsprong van de heren van Zutphen nauw verband met het beheer en bestuur van deze palts. Het is overigens een misverstand om Zutphen als een paltsgraafschap te beschouwen. Nergens blijkt uit de bronnen dat het graafschap Zutphen deze status heeft.

Geen allodium

In 1046 schenkt keizer Hendrik III Ψ Zutphen aan bisschop Bernold van Utrecht , zodat het graafschap Zutphen een bisschoppelijk leen wordt.
De heren van Zutphen, later graven van Zutphen, beweren hun land en bewoners in vrije eigendom te hebben. Volgens de Saksische en Frankische wetten is dit recht erfelijk, zowel in mannelijke als in vrouwelijke lijn. Het hof te Zutphen en daarmee verbonden het hof te Lochem en Lochem is volgens de graven dus een vrij goed en geen leengoed.
In latere jaren hebben de graven van Zutphen deze bisschoppelijke rechten nooit erkend, zodat er uiteindelijk verwarring is ontstaan over het bezit van Zutphen. Alle rompslomp die dit met zich meebrengt noopt de een latere bisschop ertoe maar af te zien van de aan hem verschuldigde leenhulde. Waarmee de graven van Zutphen hun graafschap toch min of meer in vrij bezit hebben.

De bezittingen rond Lochem

Lochem in 1560 door Jacob van Deventer.
Noot 1

De heer van Zutphen heeft in 1059 de meeste bezittingen in Lochem. Er worden tien horige hoven genoemd met twintig horigen, waarvan er één in Zwiep (Swipe) ligt, maar de precieze plaats is onbekend gebleven. In de dertiende eeuw komen in de grafelijke bezittingen drie hoven en een erf voor. Een hof te Lochem, erf Brinkering te Barchem en twee hoven te Klein Dochteren, namelijk een hof te Velhorst en een hof te Dedingsweerde.
In de dertiende eeuw worden de horige hoven met Lochem samengevoegd en worden ze niet meer apart vermeld. Dit hangt samen met de verschijning van geld.

Lenen en uitlenen

Noot 2

Andere adellijke heren rond Lochem bezitten dan wel geen hoven, maar wel horige goederen. Zo hebben de heren van Wisch in de vijftiende eeuw de Wildenborch in bezit, tezamen met de goederen Tubbink en Jolink te Barchem. Deze hebben ze in leen van de hertog van Gelre. In deze buurschap lagen verder Rossink, Lansink en Esselink en ze hadden ook nog goederen in Klein Dochteren, Zwiep en Minkveld.
De heren van Voorst en Keppel hebben rond Lochem ook diverse bezittingen, eveneens een her en der verspreide lappendeken. Huis Verwolde hebben zij in allodiaal bezit.
Niet alleen heren van elders hebben bezittingen in en rond Lochem. Enkele lokale heren hebben hier eveneens bezittingen. Op het goed Overlaar te Zwiep woont een horige van de heer van Nettelhorst. Die op zijn beurt zijn goed in leen had van de hertog van Gelre. Oorspronkelijk is het huis Nettelhorst mogelijk een allodiaal goed dat, nadat het aan de hertog is opgedragen, in leen terugontvangen is. Een broer van deze heer van Nettelhorst heeft goederen gekregen te Hayekinck (Haijtink te Ampsen) en Stroet (Stroetman).
Een andere lokale heer is de heer van Amsen (Ampsen). Deze familie bezit te Exel, Ampsen, Zwiep en Oolde een aantal allodiale goederen. De Van Amsens wonen op Ouden Ampsen, hetgeen een leen is van de hertog van Gelre, maar misschien is dit net als Nettelhorst oorspronkelijk ook allodiaal. In Lochem bezit de familie het erf Tankhorst, mogelijk ook allodiaal.
Uit deze lappendeken blijkt dat aan het eind van de veertiende eeuw de verdeling onder grootgrondbezitters een feit is. Aangezien de meeste goederen horig zijn aan de hertog van Gelre is het aannemelijk dat deze verdeling samenhangt met de verdeling van de macht onder voornoemde heren voor circa 1200. Hieruit blijkt ook dat de band tussen Lochem en Zutphen zeer nauw is. De heren uit Zutphen hebben het in Lochem voor het zeggen:

  • Barchem: leenplichtig aan een lokale heer of aan de hertog;
  • Dochteren en Langen: de hertog heeft een overwicht;
  • Exel en Ampsen: geven een gemengd beeld;
  • Zwiep en Minkveld: bestaan niet veel oude gegevens over;
  • Laren en Verwolde: het merendeel van de erven waren hier in bezit van de Van Keppels;
  • Het buurschap Oolde: verdeeld onder de families Van Voorst en Keppel en Van Ampsen.

Literatuur

  1. E. Palmboom, De nederzetting in de Middeleeuwen, In: Over stad en scholtambt Lochem, De Tijdstroom B.V., Lochem, 1989, p62.
  2. E. Palmboom, 1989, p62.
  3. Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutphen, Mr. L.A.J.W. Baron Sloet,
    Nr. 156,
    Martinus Nijhoff, ‘s-Gravenhage, 1872-1876.
  4. De oorsprong van het huis Nassau, Mr. E.J. Thomassen à Thuessink van der Hoop,
    De Nederlandsche Leeuw, Jaargang XLI, nr. 10, kolom 259-270 , oktober 1923.
  5. Over de graven van Zutphen vóór 1190, Prof. Mr. R.Fruin,
    De Nederlandsche Leeuw, Jaargang XLI, nr. 11/12, kolom 308-317 , november-december 1923.
  6. De opkomst van Zutphen, W. de Vries,
    Van Gorcum & Comp. N.V., Assen, 1960.
  7. Rheinische Urbare, herausgegeben von Rudolf Kötzke,
    Nachdruck der Ausgabe Bonn 1906,
    Die Urbare der Abtei Werden a.d. Ruhr – A. Die Urbare vom 9.-13. Jahrhundert, ZweiterBand
    Droste Verlag GmbH, Düsseldorf, 1978.
  8. Beiträge zur Geschichte Emmerichs, Eltens und der Herren von Zutphen im 11. Jahrhundert, Erich Wisplinghoff,
    In: Rheinische Vierteljahrsblätter, jaargang 50,
    Ludwig Röhrscheid Verlag, Bonn, 1986.
  9. The Konradiner, Donald C. Jackman,
    Vittorio Klostermann, Frankfurt am Main, 1990.
  10. De oorsprong van de graven van Gelre, H. Verdonk,
    Brochure 7, uitgave in eigen beheer, Lelydtad, 1992.
  11. Die Grafen von Hamaland und Zutphen, Ralf G. Jahn,
    Geldrischer Heimatkalender, vol. 1992, 1992.
  12. Criticism and critique, Donald C. Jackman,
    Prosopographica et Genealogica, vol. 1,
    Unit for Prosopographical research, Oxford, 1997.
  13. Familien des Alten Lotharingen I, Detlev Schwennicke
    In: Europäischen Stammtafeln Neue Folge, band I, deel 2,
    Vittorio Klostermann, Frankfurt am Main, 1999.
  14. A Greco-Roman Onomastic Fund, Donald C. Jackman,
    In: Onomastique et Parente dans l’Occident medieval, Prosopographica et Genealogica, vol. 3,
    Unit for Prosopographical Research, Oxford, 2000.
  15. Castle Cognomens in 11th- and 12th-Century Hessen, Donald C. Jackman,
    In: Archiv für Familiengeschichtsforschung, 4. Jahrgang, Heft 4, december,
    C.A. Starke Verlag, Limburg, 2000.
  16. De voogden van Gelre, E.W. Oostebrink,
    In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel XCII,
    Walburg Druk BV, Zutphen, 2001.
  17. Het (palts)graafschap Zutphen en het Hamalandse gravenhuis, J.M. van Winter,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XCII,
    Walburg Druk BV, Zutphen, 2001.
  18. De genealogie van de voogden, graven en hertogen van Gelre, Ralph G. Jahn,
    In: Hertogdom Gelre, Historische bijdragen, deel 1,
    Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 2001.
  19. Mittelalterliche Genealogie im Deutschen Reich bis zum Ende der Staufer, Karl-Heinz Schreiber.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MCM ende XCVIII des Vrydages op sunte Augustinus dach.