De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Een onbekende echtgenote

Wiltrud, Richild en/of Kunigunde?

Een vreemde passage

Op de vraag met wie Meginhard III Ψ of Eberhard I ‘Saxo’ Ψ getrouwd zijn heeft menigeen zich de tanden kapot gebeten, maar een definitief antwoord is tot op heden niet geformuleerd. Ook de volgende generatie MeginhardiMeginhard IV Ψ en Eberhard (II) Ψ, heeft nog geen definitieve plek in de stamboom gevonden. Zijn zij zonen van Eberhard I ‘Saxo’ of Meginhard III? Er zijn dus nog veel vraagtekens rondom de moeders.
Een passage in de overgeleverde kopie van het herdenkingsboek van het, door Wichman (IV) Ψ gestichte, nonnenklooster te Elten van 15 maart uit een onbekend jaar, zal voor deze vragen een eerste aanwijzing geven. De  passage luidt: ‘Item obiit Megenhard pater Gerberch. Item eadem die Mem. Gerberch patris Comitis Wichmanni. Et isto die memoria predictorum peragitur‘.
Deze passage is vreemd geformuleerd. Meginhard is de vader van Gerberga en vervolgens is Gerberga de vader van graaf Wichman (IV). Sommige onderzoekers nemen aan dat er bij het kopiëren van het origineel een verschrijving heeft plaatsgevonden en dat ‘patris’ ‘matris’ moet zijn, zodat Gerberga de moeder van Wichman is.

Inschrijving van Gerberga in Elten.

Andere verklaringen

Van Winter betoogt dat er een stukje vergeten is en dat de passage: ‘Item eadem die Mem. Gerberch et Megenhardi patris Comitis Wichmanni’ dient te luiden, zodat Wichman (IV) en Gerberga in haar visie broer en zus worden. Verdonk meent dat ‘soror ex’ tussen ‘Mem. Gerberch’ en ‘patris Comitis’ is weggevallen samen met een statusaanduiding (‘converse’of ‘monialis’) en plaats waar zij die status had. In zijn visie is Gerberga een dochter van Meginhard III.
Jackman verklaart de passage door te stellen dat er drie personen worden genoemd en dat deze waarschijnlijk niet op dezelfde dag zijn gestorven. Vervolgens gaat hij er vanuit dat één persoon voor de inschrijving verantwoordelijk is en dat die persoon Gerberga is. De twee andere genoemde personen zijn (1) ‘Megenhard pater’ en (2) ‘pater Comitis Wichmanni’. Hij concludeert vervolgens dat Meginhard (III) de grootvader is van Wichman (IV) en, omdat de vaders naam niet expliciet genoemd wordt, deze ook Meginhard (IV) heet. In Jackmans constructie zijn Meginhard IV en Gerberga Ψ de ouders van Wichman (IV) en is Meginhard III de vader van Meginhard IV.
Deze site volgt vooralsnog de hypothese van Jackman, omdat hierbij het minst geweld aan de bijschrijving wordt gedaan. Het gezin van Meginhard III bestaat voorlopig uit twee zonen Meginhard IV (in deze hypothese getrouwd met Gerberga) en diens broer Eberhard II, getrouwd met Amalrada van Ringelheim Ψ. Beide zonen zullen ongeveer tussen 895 en 900 geboren zijn. Wie de moeder van deze kinderen is blijft vooralsnog onduidelijk.
Uit de verschillende verklaringen blijkt dat er nog veel onduidelijkheden zijn over de familierelaties.

Inschrijving in klooster Reichenau (A).

Vele kloosterbijschrijvingen

De Meginhardi hebben hun familie ook bij laten schrijven in herdenkingsboeken van andere kloosters. Zo zijn er enkele lijsten uit het boek van klooster Reichenau waarin de familie uitgebreid voorkomt. Al zijn er wel bedenkingen bij de toepassing van dit soort lijsten.
In het boek van Reichenau staan achtereenvolgens verschillende bijschrijvingen op meerdere plaatsen:Meginhart, Eberhart, Zuntebold, Meginhart, Friderih – Eberhart, Uuigman, Arnolf, Balduin, Bilidrud, Adala, Liutgart – Euusa, Rihilt, Bilidrud, Ita, Uuigman – Meginhart, Dietrih, Adala, Liutgart, Amalrat, Cunigund‘. Veel van deze namen zijn in oorkondes en kronieken terug te vinden, alleen Bilidrud (tweemaal), Richild en Ita niet. Het is niet toevallig dat dit allemaal vrouwennamen zijn, hiervoor hebben de chroniquers nu eenmaal minder belangstelling.
In een tweede lijst komen opnieuw Meginhard en zijn familie voor: ‘Vuigman, Cundram, Meginhart, Piledrud, Megingoz, Iudith, Rihhilt, Puabo, Kerhart, Meginhart, Suidpurg, Remming, Fribo, Ratger – Manegolt, Chunigund‘.
In een derde lijst figureren: ‘Vuineram, Engilpold, Keruuic, Irphinc, Adelpret, Liuthart, Vuigerat – Hug, Ebisa, Chonrat, Meginhart, Hug, Amalunc, Richine, Uuoluine, Meginhart, Piledrud, Hadepret, Hadepret, Folcheric, Sigeboto, Cuntebold, Meginhart, Eberhart, Vuicman, Chunigund, Luitgart, Richilt, Odalrih, Perenhart, Liutolt‘.
In een vierde en laatste lijst uit Reichenau figureert Gerberga opnieuw in Hamalander context: ‘Eberhart, Amalraht, Eberhart, Meginhart, Hirmentrud, Eberhart, Gerbere’.
Een vijfde lijst stamt uit het klooster te Remiremont: ‘Megingoz, Judith, Cundram, Rihhilt, Meginhart, Rihhilt, Puabo, Svidpurg, Puabo, Chunigund, Managolt, Erchanbold, Ekkiburg, Roudhart, Kiso’ enz.
Er kan veilig aangenomen worden dat de bruid van Meginhard III een plek in deze lijsten heeft gevonden. Waarschijnlijk biedt de namenreeks Bilidrud (Wiltrud),  Kunigunde (Chunigund) of Rihilt of Rihhilt (Richild) de beste aanknopingspunten, omdat deze namen tot op heden geen plek in de stamboom hebben gekregen. Een nadere duiding is vooralsnog niet mogelijk.

Een nieuwe generatie

Pas in de generatie na Meginhard III en Eberhard II is een nieuw aanknopingspunt te vinden. Eberhard II trouwt met Amalrada van Ringelheim en een van hun zonen is met zekerheid bekend:  Diederik (I). Er valt te vermoeden dat er nog een zoon en erfgenaam is, die Eberhard (III) heet. In de literatuur wordt nog een derde zoon vermeld die Berengar heet, maar algemeen aanvaard is dit zeker niet.
Diederik I, vernoemd naar zijn grootvader Diederik van Ringelheim Ψ, wordt in 962 bisschop in Metz. Dit geeft een aanknopingspunt voor de afkomst van Diederik I’s moeder, want tot dusver hebben de Hamalanders, noch de Ringelheimers uit de eigen familie een bisschop in Metz kunnen laten benoemen. Onderstaande kwartierstaat van Diederik I van Metz laat zien dat zijn voorgeslacht goed bekend is, met uitzondering van zijn grootmoeder van vaders kant. Bij die grootmoeder moet waarschijnlijk de connectie met het bisdom Metz worden gezocht.

Kwartierstaat van bisschop Diederik I van Metz.

Bisschoppen in Metz

In Metz worden in de tiende eeuw bisschoppen uit de familie der Luxemburgers aangesteld. Bij bisdommen komt het regelmatig voor dat er een soort erfrecht toegepast wordt. Het bisdom ‘erft’ dan van oom op neef.
Diederik I (962-985) wordt als bisschop opgenomen tussen de Metzer bisschoppen Wigerich (917-927) Ψ, Benno (927-929), Adalbero I Ψ (929-962) en Adalbero II Ψ (984-1005). Over de herkomst van Wigerich en Benno (verkorte vorm van Bernhard) is vooralsnog niets bekend.
Wel is Wigerich Ψ de naam van de stamvader van hertogen van Opper- en Neder-Lotharingen en de graven van Luxemburg. Bovendien is hij de eerste man (van de drie) van Kunigunde van Henegouwen. Kunigunde zal met haar karolinger bloed ongetwijfeld aan het succes van dit geslacht bijdragen. Wigerich is graaf in Triergouw, Bidgouw en Ardennengouw en via zijn vrouw ook nog paltsgraaf van Lotharingen. Beide Adalbero’s zijn in deze familei te plaatsen en vermoedelijk behoort wigerich ooktot deze omvangrijke familie. Vooralsnog wordt hij als zoon van paltsgraaf Wigerich en Kunigunde gezien.
Bisschop Adalbero I is een zoon van Wigerich en Kunigunde. Adalbero II is een zoon van Frederik I van Opper-Lotharingen Ψ en Beatrix van Francië Ψ. Het Luxemburger geslacht onderhoudt nauwe banden met het Saksische koningshuis, want Amalrada’s zuster Mathilde Ψ is getrouwd met keizer Hendrik I Ψ. Hun invloed in Metz is op deze wijze gewaarborgd. Na Adalbero II komen de bisschoppen van Metz uit de Luxemburger-tak van de familie.
Stamboom bischoppen van Metz.De zoektocht richt zich op een moeder die connecties heeft met paltsgraaf Wigerich. Het is spijtig dat de stamboom van de Luxemburgers, zeker aan het begin van de tiende eeuw, nog vol hiaten zit.

Mogelijke connectie met de Bosoniden

De eenvoudigste connectie is om van Richild of Kunigunde een zus of dochter te maken van paltsgraaf Wigerich. De naam Kunigunde komt dan uit de familie van haar moeder. Over de naam Richild of Kunigunde is nog meer te melden. De naam Richild komt vaak voor in de familie der Bosoniden, een bekend karolingisch adellijk geslacht. Van dit geslacht is bekend dat zij onder andere bezittingen hebben in Beek bij Nijmegen. Na de verhuizing van de Bosoniden naar Italië wordt hun positie door uithuwelijking gedeeltelijk ingenomen door de Matfriedingers. Zo trouwt Boso II Ψ, graaf van Arles, met Ingeltrud Ψ, een dochter van Matfried (I) Ψ, graaf van Orleans.
Een dochter uit dit huwelijk of een dochter van Matfried (II) van Eifelgouw Ψ, zoon van Matfried (I), trouwt met de vader van Gerhard I van Metzgouw Ψ en Matfried (IV) van Metzgouw Ψ. Mogelijk houden de Matfriedingers de naam Richild binnen hun familie in ere, als blijk van voorname afkomst. Dit geslacht roert zich hevig aan het begin van de tiende eeuw. Het is dus ook mogelijk dat de onbekende echtgenote van Meginhard III uit deze familie stamt.

Of een Reginarendochter?

Als haar naam Kunigunde is ligt een connectie met de Reginaren voor de hand. Een connectie moet gezocht worden in een huwelijk aan het eind van de negende eeuw waarin Reginaren, Luxemburgers en Bosoniden/Matfriedingers samenkomen.
Of Meginhard IV’s echtgenote Richild heet of Kunigunde blijft voorlopig de vraag. Hier gaat de voorkeur uit naar Kunigunde. Niettemin is de kans even groot dat zij Richild heet en uit een geheel andere familie komt. Zelfs andere namen kunnen niet worden uitgesloten! Iedere onderbouwde suggestie wordt verwelkomt, want het blijft een intrigerend onderwerp voor nadere studie.

Literatuur

  1. Het Graafschap Hamaland en de Brunharingen, Prof. Mr. R. Fruin,
    De Nederlandsche Leeuw, Jaargang XLVIII, nr. 6, kolom 163-168 , juni 1930.
  2. Adelas Kampf um Elten, F.W. Oediger,
    In: Annalen des Historischen Vereins für den Niederrhein,
    Verlag L. Schwann, Dusseldorf, 1954.
  3. Die Geschichte des Hamalandes, Anna Wirtz,
    In: Annalen des Historischen Vereins für den Niederrhein,
    Verlag L. Schwann, Dusseldorf, 1971.
  4. Die Hamaländer Grafen als Angehörige der Reichsaristokratie im 10. Jahrhundert, J.M. van Winter,
    In: Rheinische Vierteljahrsblätter, jaargang 44,
    Ludwig Röhrscheid Verlag, Bonn, 1980.
  5. Nijhoffs geschiedenis Lexicon – Nederland en België, H.W.J. Volmuller,
    Martinus Nijhoff, ‘s-Gravenhage, 1981.
  6. De voornaamste adellijke geslachten in de Nederlanden 10de en 11de eeuw, J.M. van Winter,
    In: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 1, Middeleeuwen,
    Unieboek bv, Bussum, 1981.
  7. Königtum und adelige Herrschaftsbildung am Niederrhein im 9. Und 10. Jahrhundert, Egon Boshof,
    In: Klever Archiv – Schriftenreihe des Stadtarchives Kleve,
    Selbstverlag des Stadarchives Kleve, 1983.
  8. De familie-inschrijving van Wichman van Elten in het gedenkboek van Reichenau,
    H. Verdonk,
    Brochure 6, Uitgave in eigen beheer, Lelystad, 1990.
  9. The Konradiner, Donald C. Jackman,
    Vittorio Klostermann, Frankfurt am Main, 1990.
  10. Die Grafen von Hamaland und Zutphen, Ralf G. Jahn,
    Geldrischer Heimatkalender, vol. 1992, 1992.
  11. Criticism and critique – sidelights on the Konradiner, Donald C. Jackman,
    Unit for prosopographical research, Linnacre College, Oxford, 1997.
  12. Kleines Lexicon des Mittelalters, Wilhelm Volkert,
    Verlag C.H. Beck, Munchen, derde druk, 2000.
  13. Frieslands oudheid – Het rijk van de Friese koningen, opkomst en ondergang, H. Halbertsma
    Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 2000.
  14. Het (palts)graafschap Zutphen en het Hamalandse gravenhuis, J.M. van Winter,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XCII,
    Walburg Druk BV, Zutphen, 2001.
  15. Genealogie der Franken, Karl-Heinz Schreiber.
  16. Mittelalterliche Genealogie im Deutschen Reich bis zum Ende der Staufer, Karl-Heinz Schreiber.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende III des Saterdages nae Heilige Jozefs dach, dat was op ten tweeden ende twintigsten dach der maent van Marcii.