Hertog van Gelre en Gulik en graaf van Zutphen
Afkomstig uit Gulik
Willem (VII) van Gulik Ψ, oudste zoon van Willem VI van Gulik Ψ en Maria Ψ, dochter van hertog Reinald II van Gelre Ψ en Sophia van Berthout Ψ, wordt geboren tussen 1362 en 1364. Hij heeft een jongere broer genaamd Reinald (IV) Ψ en een zus genaamd Johanna Ψ. Hoewel hij de zevende Willem van het huis Gulik is en de derde hertog van Gulik met die naam, is hij de eerste Willem die hertog van Gelre wordt. Op deze website wordt het rangnummer VII aangehouden om alle verschillende Willems uit dit huis uiteen te houden.
Op 18 september 1379 trouwt Willem VII met Catherina Ψ, dochter van Albrecht I van Holland-Henegouwen-Zeeland Ψ en Margarete van Kleef Ψ. Catherina is eerder getrouwd geweest met hertog Eduard van Gelre Ψ. Dat zet zijn troonpretenties luister bij.
Willem VII en Catherina krijgen geen kinderen. Catherina overlijdt op 10 november 1400.
Eindelijk hertog van Gelre
Vanaf 1371 wordt hij betrokken in de zusterstrijd, wanneer zijn vader de vacante hertogstitel voor hem claimt. Hij sluit daartoe een verbond met de machtige heren van Bronckhorst en Wisch, die beide een groot netwerk hebben onder de Gelderse adel. Een jaar later wordt hij door keizer Karel IV Ψ met het hertogdom Gelre beleend onder voogdij van zijn vader Willem VI. Hij krijgt daarbij geld toe. Kennelijk is rust in Gelre iets waard. Ook het wapen van de Gelderse hertogen blijkt iets waard, wat Willem VII gaat dit wapen voeren in plaats van zijn Gulikse wapen. Pas als hij zijn vader als hertog van Gulik opvolgt (1393) gaat hij ook het Gulikse wapen voeren. Zijn zegel vertoont na 1393 een samengesteld wapenschild met links de dubbelstaartige leeuw van Gelre en rechts de enkelstaartige leeuw van Gulik.
In 1377 volgt een nieuwe belening door Rooms-Koning Wenzel Ψ, wanneer Willem VII meerderjarig wordt en met Catherina kan trouwen. Het duurt nog twee jaren voordat hij breed erkend wordt als de nieuwe hertog van Gelre. Hoe jong hij dan ook is, hij neemt volgens Nijhoff meteen persoonlijk het bestuur van Gelre over van zijn vader. Anderen menen dat dat pas twee jaar later gebeurd. Zoals dat dan gaat in de middeleeuwen, ontvangt Willem VII van allerlei steden blijken van trouw en nieuwe eden van gehoorzaamheid en bevestigt hij hen op hun beurt in hun rechten en vrijheden. Op die wijze ontstaat continuïteit van bestuur.
Willem VII is een intimiderend krijger en verdedigt met succes zijn belangen buiten Gelre. Op 13 februari 1379 neemt hij het winstgevende tolhuis aan de Rijn bij Lobith in beslag van zijn tegenstanders, de heren van Heekeren, waarmee een einde komt aan hun vete. Alle adellijke aanhangers van de Heekerense factie haasten zich om hulde te brengen aan de nieuwe hertog.
Oude bezittingen van Gelre, die vorige graven en hertogen hadden verpand, weet Willem VII terug te krijgen. De oude burcht te Gelder die voor de hertog is bewaard door Otto van Buren Ψ komt terug voor vijfduizend oude schilden. Een deel van de Veluwe met Grunsfoort en Wageningen komen terug bij Gelre als hij de erven van Jan van Lynden uitkoopt. De terugkeer van Bredevoort wordt niet financieel opgelost; hiervoor moet Willem VII met enkele manschappen zijn rechten doen vestigen. De laatste bezitting die voor deze website relevant is, is in 1381 de terugkeer van kasteel Sevenaer, die Mechtild van Gelre Ψ in 1371 tijdens de zusterstrijd aan Kleef heeft verpand. Ingram Poss treedt daar mogelijk weer op als ambtman van Gelre.
Geducht krijgsheer…
Willem VII gebruikt zijn krijgsvaardigheden in drie Pruisische kruistochten met de Duitse Orde (1383, 1388/89, 1393). In 1386 moet hij een kruistocht afbreken om snel huiswaarts te keren, als de bisschop van Utrecht hem thuis aanvalt.
Dankzij de Engelse betrokkenheid (Reinald III en Eduard hun moeder is Eleonora van Wessex) voelt Willem VII zich verplicht om zich, als erfopvolger van het huis Gelre, aan te sluiten bij Engeland in de Honderdjarige Oorlog tegen Frankrijk (en dus Brabant). Vanaf dat moment vecht hij voornamelijk tegen opeenvolgende bisschoppen van Utrecht en de hertog van Brabant, waarbij Grave, Millen, Waldfeucht en Gangfelt worden bezet.
De koning van Frankrijk is hierdoor beledigt; dat een hertog van een nietig hertogdom zijn belangen tegen Engeland durft te trotseren, vindt hij te gek voor woorden. Vader Willem VI ziet het met lede ogen aan. De koning in Engeland is ver weg en de koning in Frankrijk dichtbij. Willem VII maakt het nog bonter door de koning van Frankrijk zijn recht op de troon te ontzeggen! Dit wordt als een oorlogsverklaring opgevat.
In 1388 leidt dit tot een grootschalige maar jammerlijk mislukte Frans-Bourgondische tegenaanval. Willem VII weet het gemengde Franse/Brabantse leger, dat volgens overlevering zes keer groter is dan het zijne, te verslaan bij Ravesteijn. De Franse koning zint op wraak. Zijn adviseurs achten het onverstandig zijn leger zo ver buiten Frankrijk te voeren. Er zijn immers ook nog Engelsen die op een kans loeren. Toch zet de koning door. Hij stuurt een groot leger naar Gelre en meteen ook maar naar Gulik om de familie een lesje te leren. Vader Willem VI onderwerpt zich aan de Franse koning en distantieert zich van zijn zoon. Die zoon is niet onder de indruk van het Franse leger. Hoe verder van huis, hoe moeilijker de bevoorrading, denkt hij. Bovendien zwerven er allerlei afgedankt legervolk, zogenaamde linfars, plundert rond, waar het Franse leger zich moeilijk tegen kan verdedigen. Het Franse leger doorstaat alle moeilijkheden en Willem VII ziet zich genoodzaakt zich met de Franse koning te verzoenen. Toch heeft Willem VII het minst te lijden gehad. Hij moet Grave, Millen, Gangelt, en Vught afstaan. Hij heeft misschien zijn doel niet bereikt, maar ook geen slag verloren en het Franse leger heeft flinke verliezen moeten incasseren. Willem VII zijn naam is gevestigd in heel Europa.
Willem VII houdt, zoals een ridder betaamt, van dure toernooien om zijn vaardigheden in de strijd te tonen. Hij laat zich niet enkel kenmerken als vechtjas. Hij laat zijn heraut Gelre een belangrijk heraldisch wapenboek maken; een kunstwerk dat de tand des tijds gelukkig heeft overleefd en waaruit we veel heraldische wapens en hun kleuren kunnen zien. In dit werk heeft de heraut zichzelf ook geportretteerd met een mooie cape.
Om alle veldtochten te kunnen betalen, is Willem VII genoodzaakt om bezittingen te verpanden. zo verpand hij bijvoorbeeld de heerlijkheid Bredevoort aan Hendrik III van Gemen Ψ voor drieduizend oude gouden schilden. Grote delen van de Veluwe
… en vredestichter
Op 13 december 1393 volgt Willem VII zijn vader op als hertog van Gulik. Door deze consequente toepassing van het ‘oudste zoon’-principe vestigt hij als eerste een grote persoonsgerichte territoriale unie. Daarmee is hij een trendsetter die een stempel drukt op de geschiedenis van de Neder-Rijn in de late Middeleeuwen en vroegmoderne periode. Dat zijn jongere broer Reinald IV daar niet blij mee is, ligt voor de hand. Hij doet echter wel afstand van zijn rechten.
Die unie betekent echter niet dat beide hertogdommen als één geheel door hem bestuurd worden. Het blijven apart bestuurde gebieden.
Door die opvolging komt hij in een geheel ander belangenstrijd terecht en vecht hij evenzovele vetes uit. Met name de aartsbisschoppen van Keulen en de graven van Heinsberg moeten het ontgelden. Hij verovert Born, Euskirchen, Sittard, Boslar, en Aldenhofen voor Gulik en beheerst daarmee de keizerlijke weg naar Aken.
Door vredes- en vriendschapsverdragen met zijn buren in Kleef (1395), de Keulse keurvorst (1397), met Aken (1399), en Brabant (1399) te sluiten, sust Willem VII zijn vele vetes, maar niet alles loopt goed af.
Emmerich gaat verloren voor Gelre
In 1397 wordt Reinald IV, de broer van Willem VII, gevangen genomen in de slag om Kleverhamm tussen zijn neef hertog Willem II van Berg Ψ enerzijds en de graven en broers Diederik (I) van der Mark Ψ en Adolf III van Kleef Ψ anderzijds. Deze slag vindt zijn oorsprong in een geschil om een pensioengeld. Het losgeld bedraagt honderdduizend oude schilden. Hiervoor moet Reinald IV afstand doen van Liemers, Emmerich en Hetter. Het pandschap zal nooit worden ingelost en tot op de dag van vandaag hoort Emmerich bij Kleef en nu dus Duitsland.
Trouwens, toen enige tijd later graaf Adolf III overleed, verenigde Diederik (I) het graafschap van zijn broer met zijn bezittingen in een personele unie. Dit als eerste voorbeeld van navolging van Willem VII als trendsetter.
Een stabiele erfenis
Na 1400 speelt hij een belangrijke rol in de keizerlijke politiek als aanhanger van koning Wenzel, die hij persoonlijk kent. Wenzel wordt alom als onbekwaam gedacht vanwege een drankprobleem. Hij wordt afgezet als keizer. De kroning van diens opvolger Ruprecht III van der Palts Ψ weet hij te verhinderen door hem simpelweg de weg naar Aken te blokkeren. Die kroning vindt elders plaats.
Niet enkel voor hemzelf zorgt hij voor vrede. Hij weet in 1400 ook een tijdelijke verzoening tussen de partijen in de burgeroorlog in Holland te bewerkstelligen.
Willem VII weet het hertogdom Gelre uit te breiden met Cuyk en Grave. Het verlies van Emmerich kan hiermee echter niet goed worden gemaakt. In 1401 gaat hij een feodale relatie aan met hertog Karel van Orleans, die – net als de hertog van Bourgondië – een oogje op de Franse kroon heeft laten vallen. De hertog van Orleans weet inderdaad de kroon te bemachtigen. Willem VII laat vervolgens Engeland vallen ten faveure van zijn nieuwe vriend. Niet voor niets. Het levert hem vijftigduizend gouden schilden op. Hij krijgt het recht om de provoost van de kroningsabdij en de burgemeester van Aken aan te stellen. Lang geniet hij daar niet van, want een half jaar later, op 16 februari 1402, overlijdt na een ziekbed van twee maanden. Hij is pas 38 jaar oud.
Hij wordt hij begraven in klooster Monnikshuizen bij Arnhem. Vier bastaardzonen en één bastaarddochter blijven achter. Van hen erft Willem van Kuik het huis Middelar, Jan slot en heerlijkheid Ammersoyen, twee zonen die beide Willem heten, kregen jaarlijks een rente van 300 gouden schilden, en tenslotte dochter Maria krijgt jaarlijks 500 oude schilden. Zij trouwt later met Johan van Buren, heer van Arcen.
Willem VII laat een stabiele erfenis achter. De naam van Gelre is als geduchte macht gevestigd en de binnenlandse oorlog is beslecht. Zijn broer Reinald IV volgt hem op in al zijn gebieden.
Literatuur
- Is. An. Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, Arnhem, 1839, p. VI-VII, XXXIII, XLV, oorkonde nr. 1, 72;
D. Schwennicke, Europäische Stammtafeln Neue Folge, Band XVIII, Vittorio Klostermann, Frankfurt, 1998, tafel 29.
Karl-Heinz Schreiber, Mittelalterliche Genealogie im Deutschen Reich bis zum Ende der Staufer (MGDRES), Jülich, Maria von Geldern, Wilhelm II, Wilhelm III;
Karl-Heinz Schreiber, MGDRES, Wittelsbacher, Albrecht I;
Wikipedia.de, Wilhelm (Jülich-Geldern); - Is. An. Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, Arnhem, 1839, p. XXXV, XXXIX, XLIV-XLV;
Karl-Heinz Schreiber, MGDRES, Jülich, Wilhelm III;
Wikipedia.de, Wilhelm (Jülich-Geldern);
Gerard A. Noordzij, Gelre – Dynastie, land en identiteit in de late middeleeuwen, proefschrift, universiteit van Leiden, 1973, p. 41; - Is. An. Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, Arnhem, 1839, p. XLVI-LII, LVII-LXXVI;
P.N. van Doorninck, Heeft de hertog van Gelre in 1390 den tocht naar Afrika medegemaakt?, In: Bijdragen en Mededelingen, Deel VII, Vereniging Gelre, Arnhem, 1904, p. 362.
Karl-Heinz Schreiber, MGDRES, Jülich, Wilhelm III;
Heraut Gelre, Wapenboek, Koninklijke Bibliotheek van België; - Is. An. Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, Arnhem, 1839, p. XLVI-LII, LXXXI-LXXXVIII;
Karl-Heinz Schreiber, MGDRES, Jülich, Wilhelm III;
Wikipedia.de, Wilhelm (Jülich-Geldern);
Wikipedia.de, Herzogtum Jülich; - Is. An. Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, Arnhem, 1839, p. LXXXVIII-XCII, oorkonde nr. 243;
Karl-Heinz Schreiber, MGDRES, Jülich, Wilhelm III;
Wikipedia.de, Wilhelm (Jülich-Geldern) - Is. An. Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, Arnhem, 1839, p. XCVI-CII, oorkonde nr. 239;
Karl-Heinz Schreiber, MGDRES, Jülich, Wilhelm III;
Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende XXIV des vrijdagens nae sunte Agritius dach, dat was op ten negenden ende tienden dach der maent van Januarii.