De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Evesa van Argengouw (861-881)

Gravin van Hamaland

De afkomst van Evesa

Noot 1

Evesa Ψ is de echtgenote van Meginhard II Ψ. Haar afkomst is duister, want haar ouders zijn onbekend. Op deze website wordt niettemin geprobeerd licht in de duisternis van haar afkomst te bieden. Uit de naam van haar oudste of oudstoverlevende zoon Eberhard I Ψ is bijvoorbeeld iets over de afkomst van Evesa af te leiden. In de eerste plaats dat zij de naam Eberhard (of Everhard) in de familie der Meginhardi introduceert. ‘Evesa’ is de verkorte vorm van ‘Eberharda’. Gezien de hoge positie van de Meginhardi in het Nederrijnse gebied valt te verwachten dat Evesa ook tot de rijksaristocratie behoort en geen lokale bruid is. Daar de naam ‘Eberhard’ voorrang krijgt op ‘Meginhard’ kan er op wijzen dat Evesa van belangrijke afkomst is. Hierbij kan niet uitgesloten worden dat er een oudere zoon ‘ Wichman’, vernoemd naar Wichman (II) jong is overleden.

In de negende eeuw is de hiërarchie binnen de adel nog niet uitgekristalliseerd. De grote hertogelijke families moeten nog vorm krijgen. In dit proces speelt een nauwe verwantschap met de Karolingers een grote rol. Er zijn meer families die goed op de huwelijksmarkt liggen, bijvoorbeeld de Konradijnen, Matfriedingers en, in Saksische contreien, de afstammelingen van Widukind Ψ.

De naam Eberhard

Noot 2

De vraag is nu: in welke families komt de naam Eberhard voor? Het antwoord is: helaas in te veel families. Er is wel een geslacht met veel wijd verspreid goederenbezit in het Nederrijnse gebied waarin de namen Adalrich (Udalrich), Eberhard en Berengar een grote rol spelen, de zogenaamde Unrochingers. Nu Meginhard II in het Nederrijnse gebied terecht is gekomen, heeft hij mogelijk een bruid gezocht wier bruidsschat mooi aansluit bij zijn eigen bezittingen. De bekendste leden van de Unrochingers zijn Eberhard van Friuli Ψ en diens zoon keizer Berengar I Ψ. Het is dus verleidelijk om Evesa in deze familie te plaatsen.
In de literatuur wordt Evesa een enkele maal gepresenteerd als een dochter van Eberhard van Friuli en Gisela Ψ, dochter van keizer Lodewijk I ‘de Vrome’ Ψ. Deze injectie met zuiver karolingisch bloed zou in contemporaine bronnen zeker een vermelding waard zijn geweest, maar dit is achterwege gebleven.
Niettemin is het geen slechte suggestie, wanneer in aanmerking wordt genomen dat Gisela’s grootouders langs vrouwelijke lijn van Welf Ψ afstammen. Welf is de stamvader van het voorname geslacht der Welfen. Evesa is met behulp van de bronnen te herleiden tot de, ook al zo grote, Welfse familie. Wat zeggen de bronnen over de familierelaties van Evesa?

Bidden voor overledenen

Noot 3

In de middeleeuwen is het heel gewoon dat de adel zich samen met overleden familieleden in een gedenkboek (verbroederingsboek of necrologie) van een klooster of kerk op laat nemen, zodat de monniken of kanunikken voor het zielenheil van de overledenen kunnen bidden. Deze gedenkboeken dienen de geestelijken tot hulp bij het opzeggen van de gebeden voor de overledenen en bestaan uit (lange) lijsten van namen van overleden familieleden.
Deze boeken geven geen precieze genealogische relaties en ontberen ook iedere context van gebeurtenissen en jaartallen. Toch kunnen zij soms dienen als een aanwijzing voor familiaire banden, want volkomen willekeurig zijn de lijsten niet.

De drie vermeldingen

Noot 4

Evesa wordt drie maal in gedenkboeken vermeld. Een eerste keer komt zij voor in een lijst uit het gedenkboek van klooster Pfäfers (A):
  Megenarth, Hiltigarth, Hadebrecht, Huc, Hebesa, Chuonradus, Huc, Megenarth‘.
Een tweede keer komt zij voor in een lijst uit het gedenkboek van het klooster Reichenau (B):
  Vuineram, Engilpold, Keruuic, Irphinc, Adelpret, Liuthart, Vuigerat, Hug, Ebisa, Chonrat, Meginhart, Hug, Amalunc, Richine, Uuoluine, Meginhart, Piledrud, Hadepret, Hadepret, Folcheric, Sigeboto, Cuntebold, Meginhart, Eberhart, Vuicman, Chunigund, Luitgard, Richilt, Odalrih, Perenhart, Liutolt‘.
Een derde keer is ze opnieuw in het Reichenauer boek te vinden in een Hamalander context (C):
  Meginhart, Eberhart, Zuntebold, Meginhart, Friderih, Eberhart, Uuigman, Arnolf, Balduuin, Bilidrud, Adala, Liutgart, Euusa, Rihhilt, Bilidrud, Ita, Uuigman, Meginhart, Dietrih, Adala, Liutgart, Amalrat, Cunigund‘.
Dat zij drie keer in combinatie met Meginhard II (als haar echtgenoot) voorkomt verhoogt de kans dat alle drie vermeldingen op één persoon slaan. Bovendien komt volgens Schlaug de naam Evesa voor het jaar 1000 slechts één keer in Saksen voor. Uitgerekend in de necrologische aantekeningen van het damesstift in Essen. Grote kans dat het hier ook ‘onze’ Evesa betreft. In het necroloog van het nonnenklooster van Borghorst en Gladbach komt Evesa ook één keer voor, waarschijnlijk zijn deze vermeldingen van de lijst in Essen overgeschreven.

Een vermoedelijke Etichoner afkomst

Noot 5

Afkomst van Evesa.Evesa komt twee maal voor met, waarschijnlijk, haar waarschijnlijk directe familieleden Huc (of Hug voor Hugo) en Koenraad. Deze namen voeren volgens Van Winter rechtstreeks naar één van de machtigste families in de negende eeuw: de Etichonen. De ‘Leitname’ in deze familie is ‘Hugo’. Zij interpreteert de eerste Hugo uit rij A als vader van dochter (Evesa), zoon (Koenraad), schoonzoon (Meginhard II) en zoon (Hugo). Inmiddels is de Etichoner-familie anders geduid en is het rijtje door Verdonk geïnterpreteerd als haar broer Hugo, Evesa, haar vader Koenraad, haar echtgenoot Meginhard II (en dan haar grootvader Hugo, graaf van Tours [AGS]). Niettemin houdt hij bij deze relatie een slag om de arm, omdat de eerstgenoemde meestal de vader is en dus Hugo heet. Dit hoeft niet zo te zijn wanneer Hugo ‘de Abt’ als geestelijke voorrang heeft gekregen.
De naam ‘Koenraad’ wordt door Schlaug beschouwd als ‘hochdeutsch’, zodat een Saksische herkomst die Verdonk voor mogelijk houdt op de achtergrond verdwijnt. De naam ‘Hugo’ komt in de negende eeuw slechts vijf keer als getuige in de schenkingsregisters van het overwegend Saksische klooster in Corvey voor, maar immer zonder Koenraad. Niettemin is voor hem een Saksische achtergrond ook mogelijk.

De ouders van Evesa

Noot 6

Met Verdonk wordt op deze site Evesa met evenveel slagen om de arm als een dochter van Koenraad Ψ, graaf van Argengouw, en Adelheid Ψ beschouwd. Koenraad is een zoon van Welf Ψ en Heilwich Ψ, een dochter van graaf Isanbart van Thurgouw Ψ en Thietrade Ψ. Adelheid is een dochter van Hugo Ψ, graaf van Tours en Sens (en volgens Jackman hertog van de Elzas) en Ava Ψ. Ava (Eva, Evesa?) is op haar beurt vermoedelijk een dochter van Hunfried I van Istrië Ψ en Hidda van Breisgouw Ψ. Uit de gegevens in de gedenkboeken kan een reconstructie van de familieverbanden gegeven worden.
Bij lijst A gaat het mogelijk om een inschrijving gepleegd door Meginhard III Ψ. In dat geval is de mogelijke volgorde: inschrijver (Meginhard III), diens vrouw Hildegard Ψ, dochter(?) (Hadebrecht) Ψ, oom Hugo ‘de Abt’ Ψ, moeder (Evesa), grootvader Ψ of oom Ψ (Koenraad) , overgrootvader hertog(?) Hugo Ψ en vader Meginhard II. Mogelijk vindt Meginhard III het van belang te vermelden dat hij dankzij zijn moeder banden heeft met het Elzasser hertogshuis.
Lijst B voegt niet veel aan bovenstaande bevindingen toe, maar bevestigen het familieverband van Evesa met enkele Hugo’s. Uit lijst C blijkt dat Evesa in de familie der Hamalanders is opgenomen.

Connecties met de keizer

Noot 7

Zoals hierboven vermeld is een familiaire connectie met de Karolingers van het grootste belang voor de rijksaristocratie in de negende en tiende eeuw. In de gepresenteerde reconstructie heeft Evesa een dergelijke connectie.
Evesa’s vader Koenraad van Argengouw is een broer van keizerin Judith Ψ, zodat Evesa een nicht is van keizer Karel II ‘de Kale’ Ψ. Daarmee is zij voor Meginhard II een buitengewoon geschikte huwelijkskandidaat, die bijzonder bijdraagt aan de glorie van het Hamalandse huis.

Connectie met de karolingers.

Een dappere vrouw

Noot 8

Evesa is één van de weinige negende eeuwse vrouwen, die geen koningin is, maar toch in de kronieken uit die tijd weet te komen dankzij haar dappere gedrag.
Na de waarschijnlijk geweldadige dood van haar man in of voor 881 krijgt zij kort daarna nog een klap te verduren. In 881 wordt haar zoon Eberhard I bij de overval op Nijmegen door Godfried II ‘de Deen’ Ψ gevangen genomen. Hij kan alleen voor een hoog losgeld worden vrijgekocht. Evesa brengt het losgeld bijeen en weet haar zoon inderdaad vrij te krijgen. Met deze daad komt zij in de kroniek van Regino van Prüm terecht.
In welk jaar deze dappere vrouw komt te overlijden is onbekend, maar volgens de necrologie van Borghorst is dat op 11 januari gebeurd.

Literatuur

  1. R. Fruin, Het Graafschap Hamaland en de Brunharingen, De Nederlandsche Leeuw, Jg. XLVIII, nr. 6, 1930, kolom 165.
    F.W. Oediger, Adelas Kampf um Elten, In: Annalen des Historischen Vereins für den Niederrhein,Verlag L. Schwann, Dusseldorf, 1954, p69.
    A. Wirtz, Die Geschichte des Hamalandes, In: Annalen des Historischen Vereins für den Niederrhein, Verlag L. Schwann, Dusseldorf, 1971, p42.
    W. Ehbrecht, Landesherrschaft und Klosterwesen im ostfriesischen Fivelgo (970-1290), Aschendorffsche Verlagsbuchhandlung, Münster, 1974, Abb. 7.
    J.M. van Winter, Die Hamaländer Grafen als Angehörige der Reichsaristokratie im 10. Jahrhundert, In: Rheinische Vierteljahrsblätter, Jg. 44, Ludwig Röhrscheid Verlag, Bonn, 1980, p18, 22, 26, 37.
    E. Boshof, Königtum und adelige Herrschaftsbildung am Niederrhein im 9. und 10. Jahrhundert, In: Klever Archiv – Schriftenreihe des Stadtarchives Kleve, Selbstverlag des Stadarchives Kleve, 1983, p17, 20.
    H. Verdonk, De familie-inschrijving van Wichman van Elten in het gedenkboek van Reichenau, H. Verdonk, Brochure 6, Lelystad, 1990, p19.
    H.H. Jongbloed, Wanburtich: Heinrich II. Beteiliung an der Wahl von Kamba (1024), Deutsches Archiv, Hft. 1, Jg. 62, Böhlau Verlag, Köln, 2006, p45.
  2. K.H. Schreiber, Mittelalterliche Genealogie im Deutschen Reich bis zum Ende der Staufer, Unruochinger, Eberhard en Gisela.
    K.H. Schreiber, Welfen – ältere Linie, Welf.
  3. J.M. van Winter, 1980, p18, 28-29.
    H.H. Jongbloed, Immed “von Kleve” (um 950), In: Annalen des Historischen Vereins für den Niederrhein, Heft 209, Verlag L. Schwann, Dusseldorf, 2006, p22-25.
  4. Libr. mem. N.S. Reichenau, dMGH, Antiquitates – Libri memoriales et Necrologia, Nova series (Libri mem. N. S.) – Das Verbrüderungsbuch der Abtei Reichenau, p10, 68.
    W. Schlaug, Die Altsächsischen Personennamen vor dem Jahre 1000, Lunder Germanistische Forschungen, 34, Håkan Ohlssons Boktryckeri, Lund, 1962, p21, 82.
    G. Althoff, Das Necrolog von Borghorst, Westfälische Gedenkbücher und Nekrologien, Band I, Aschendorffsche Verlagsbuchhandlung, Munster, 1978, p153, 187.
    J.M. van Winter, 1980, p22, 26, 36.
    H. Verdonk, 1990, p19-20.
  5. Traditiones Corbeienses I, Editie: K.A. Eckhardt, Studia Corbeiensia, Scientia Verlag Aalen, 1970, A§18a, A§20, A§34, A§185b en A§219.
    W. Schlaug, 1962, p69, 117.
    “Sonst ist der Name hochdeutsch, wird erst später durch den Kaisernamen auch in Saksen ungemein häufig.”
    J.M. van Winter, 1980, p33, 41.
    H. Verdonk, 1990, p19-21.
    B. Schneidmüller, Die Welfen – Herrschaft und Erinnerung (819-1252), Verlag W. Kohlhammer, Stuttgart, 2000.
    K.H. Schreiber, MGDRES, Etichonen, Hugo, Graf von Tours.
  6. D.C. Jackman, The Konradiner, Vittorio Klostermann, Frankfurt am Main, 1990, p92.
    D.C. Jackman, Criticism and critique, Prosopographica et Genealogica, vol. 1, Unit for Prosopographical research, Oxford, 1997, p89, 210-211.
    K.H. Schreiber, MGDRES, Welfen – ältere Linie, Konrad I.
  7. K.H. Schreiber, MGDRES, Welfen – ältere Linie, Judith en Konrad I.
  8. Reginonis abbatis Prumiensis Chronicon cum continuatione Treverensi, dMGH, SS Rer. Germ. 50, Reginonis abbatis Prumiensis Chronicon cum continuatione Treverensi, p117.
    R. Fruin, 1930, kolom 165.
    F.W. Oediger, 1954, p69.
    A. Wirtz, 1971, p42.
    W. Ehbrecht, 1974, p29.
    G. Althoff, 1978, p153, 187.
    J.M. van Winter, 1980, p37-38.
    E. Boshof, 1983, p17.
    H. Verdonk, 1990, p19-20.
    H.H. Jongbloed, 2006, p26.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende II des Sonnedages veur sunte Judas Taddeus dach, dat was op ten zeven ende twintigsten dach der maent van Octobris.