De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Gerard II van Zuid-Hamaland ‘de Lange’ (1082-1129)

Graaf van Betuwe, Duffelgouw, Hettergouw, Teisterbant, Veluwe en Zuid-Hamaland

Indirecte opvolger

Noot 1

In 1082 is voor Gerard II Ψ eindelijk de weg vrij om in de voetsporen van zijn vader graaf Gerard I ‘Flamens’ Ψ te treden. Gerard II is vermoedelijk geboren tussen 1054 en 1064. Hij is namelijk nog (net?) minderjarig, wanneer zijn vader overlijdt. Daar de sterfdatum van zijn vader niet bekend is de precieze geboortedatum Gerard II niet af te leiden.

De laatste vermelding van zijn vader stamt uit 1067. Daar Gerard II op dat moment nog te jong is om zijn vader op te volgen treedt zijn oom Diederik II Ψ op als voogd en waarnemend graaf. Diederik II overlijdt in 1082. Voor zijn nagedachtenis schenkt Gerard II, samen met zijn broer Hendrik I van Kriekenbeek Ψ, in hetzelfde jaar zes boerderijen in Bree. Gerard II noemt zich dan nog geen graaf.
Dat Gerard II, behalve zijn ooms zielenheil, ook zijn eigen graventitel veilig stelt blijkt een jaar later, wanneer hij in een oorkonde van Hendrik IV Ψ wordt genoemd. Hendrik IV schenkt daarin de abdij van Elten, gelegen in het graafschap van Gerard II, aan Hamburg. Verdonk ziet Gerard II overigens al zes jaar eerder in 1076 optreden, maar dit betreft volgens Jongbloed een onjuiste datering van de gebruikte bron. Zie Jongbloed versus Verdonk voor de verschillende interpretatie van de bronnen.
Vanaf welk tijdstip ook; Gerard II treedt als graaf op in de graafschappen van zijn vader, te weten: Betuwe, Duffelgouw, Hettergouw, Teisterbant, Veluwe en Zuid-Hamaland (1083). Deze noord-zuid verspreide bezittingen zouden later de grondslag vormen voor het vreemd gevormde hertogdom Gelre. Echter, Gerard II noemt zich afwisselend ‘van Wassenberg’ of ‘van Gelre’.

Graaf van Wassenberg of Gelre?

Noot 2

Het is in de loop van de elfde eeuw mode geworden om zich naar een stamslot te noemen. Graaf ‘van Wassenberg’ wil niet zeggen dat Gerard II graaf van Wassenberg (en omstreken) is, maar wel dat hij daar resideert. Dat Gerhard II zich graaf van Wassenberg noemt, betekent dus dat hij zich naar zijn burcht noemt en de functie graaf heeft. Na de verhuizing naar Geldern gaat hij zich hiernaar noemen. Na verloop van tijd zal heel het territorium van de Gelderse graven naar dit kleine plaatsje gaan heten: Gelderland.

Wassenberg ligt in de Molengouw (Muhlgau), dit is oorspronkelijk een van de ondergouwen van de Hettergouw. De Molengouw wordt in de negende eeuw al als een apart graafschap genoemd en in 966 hoort de Molengouw tot het graafschap van een zekere Erenfried. In de literatuur wordt deze Erenfried veelal gelijk gesteld met de paltsgraaf Ezzo (Erenfried III Ψ), dat is onmogelijk, omdat Ezzo vermoedelijk rond 955 is geboren en in 966 niet meerderjarig is. Vermoedelijk gaat het hier om diens grootvader Erenfried II Ψ.
Vermoedelijk behoort Wassenberg tot de geconfisceerde bezittingen van Adela van Hamaland Ψ en is waarschijnlijk niet meer te achterhalen of het van oorsprong tot de Meginhardinger of Ricfrieden (preciezer: eerste Kleefse gravenhuis) behoort. De grafelijke rechten in de Molengouw horen niet bij die bezittingen.
Wassenberg behoort daarmee tot de oudste bezittingen van de pre-gelderse familie, dat hier een burcht staat is daarom niet zo vreemd. Evenmin vreemd is dat Gerard II een verhuizing naar Geldern plant, want Geldern ligt in de Hettergouw en hier heeft hij sowieso de grafelijke hoogheid in leen. Zijn burcht is hier niet omgeven door andermans gebied. Zijn keuze voor Geldern is niet zo vreemd als in ogenschouw wordt genomen dat de blik in deze tijd op het oosten (voornamelijk Keulen) is gericht en niet naar het westen, zoals tegenwoordig. Van zijn graafschappen is de Hettergouw het meest zuidelijk gelegen.
De eerste keer dat Gerard II zich ‘van Gelre’ noemt is in 1096, in dat jaar zal de nieuwe burcht wel bewoonbaar zijn. De verhuizing is niet het enige dat Gerard II bezig houdt.

Dubieuze praktijken

Noot 3

Mogelijk is de verhuizing van Wassenberg naar Geldern iets te kostbaar voor Gerard II, want in 1087 wordt hij door keizer Hendrik IV in Aken veroordeeld voor het herhaaldelijk ontvreemden van de inkomsten van de kerk te Echt. Deze kerk is het eigendom van het Sint-Servaaskapittel in Maastricht, zich tekort voelt gedaan en een zaak aanspant.
In 1108 is Gerhard II als voogd van Sint Marie in Utrecht betrokken bij de schenking van de kerk in Aalburg aan de abdij van Sint Truiden. Mogelijk speelt de bisschop van Utrecht daarna een dubieuze rol ten koste van die abdij. Later blijkt namelijk dat de Hollandse graaf, die ook getuige is bij deze schenking zich de inkomsten van de Aalburgse kerk heeft toegeëigend. De abt merkt in zijn Truidense kroniek op dat hij de Hollandse graaf en de bisschop met zilveren koorden en hamer zijn recht had moeten bijbrengen.

Legale praktijken

Noot 4

Gerard II is dan wel graaf, want Hendrik IV schenkt in 1083 de abdij Elten in het graafschap van Gerhard aan het bisdom Hamburg. Deze schenking wordt in 1085 herhaald met dezelfde namen. Rond deze tijd treedt nog een Gerhard op als graaf in Westfalen, maar dit betreft Gerhard I Ψ, graaf van Lohn.
Al draait Gerard II zijn hand niet om voor een klusje met een luchtje, hij is uiteraard voornamelijk bezig met legale zaken. Zo getuigt hij in 1096 samen met zijn broer Hendrik I van Kriekenbeek bij de overdracht van goederen door Ida van Neder-Lotharingen Ψ en haar zoon Godfried Ψ aan het klooster te Affligem.
De broers behoren tot de aangetrouwde familie van Ida. Die zoon is niemand anders dan Godfried V van Bouillon, de bekende kruisvaarder, in wiens gevangenschap Diederik II is overleden.

flamens connectie boulogne

In 1099 treedt Gerard II op als getuige bij een ruil van goed tussen de bisschoppen van Worms en Spier en in 1101 is hij aanwezig bij de teruggave van Pronsfeld door graaf Hendrik I van Limburg Ψ, hertog van Neder-Lotharingen (†1119), aan de abdij van Prüm. In 1104 is Gerard II in Keulen te vinden als getuige van de aartsbisschop van Keulen met betrekking tot giften van Meginher van Randerode aan het Stift Maria ad Granus. Een jaar later is hij wederom in Keulen te vinden waar hij getuige is wanneer keizer Hendrik IV goed geeft aan het St. Pantaleon in Keulen.

In 1118 schenkt Gerard II aan de Wassenbergse kapittelkerk enkele goederen: de kerk te Havert, de helft van de Sint-Lambertuskerk te Birgelen, de helft van de Sin-Maartenskerk van Orsbeck, de Sint-Johanneskerk te Wildenrath, goederen te Grantherath, een deel Lövenich en een stuk land te Erkelenz. In hetzelfde jaar doet Gerard II met zijn broer Hendrik I afstand van de voogdij van een te ontginnen broek in Straelen. Daarnaast komt Gerard II vele malen voor als handelend persoon of getuige voor het bisdom Utrecht , aartsbisdom Keulen of de koning . In 1129 wordt hij speciaal met zijn bijnaam genoemd ‘Longus’: ‘Lange’.

Huwelijksperikelen buiten de familie

Noot 5

In 1112 krijgt Gerard II een niet alledaags klusje op te knappen. Hendrik I Ψ, koning van Engeland, machtigt hem om een geschikte bruid te vinden om een huwelijk met de graaf van Vlaanderen te bewerkstelligen. Waarschijnlijk is Gerard II succesvol als huwelijksmakelaar, want Hendrik I trouwt in 1121 met Adelheid Ψ, een dochter van hertog Godfried I van Brabant ‘met de Baard’ Ψ.
Dat ‘Vlaanderen’ kan onmogelijk het Vlaamse grafelijke huis betreffen, want Hendrik I is een zoon van Willem I ‘de Veroveraar’ Ψ en Mathilde van Vlaanderen Ψ. Een nieuwe verbinding tussen deze twee bloedlijnen zou te klonterig worden. In 1112 is Boudewijn VII Ψ, een zeer beminnelijke heer getuige zijn bijnaam ‘met de Bijl’, graaf van Vlaanderen. Boudewijn VII is een nazaat van het Vlaamse gravenhuis en getrouwd met Hedwig van Bretagne Ψ, een kleindochter van Willem I ‘de Veroveraar’. Na de kinderloze dood van Boudewijn VII valt het graafschap Vlaanderen aan Willem I ‘Clito’ Ψ, een kleinzoon van Willem I ‘de Veroveraar’. Een huwelijk met een dochter van Godfried I, hertog van Neder-Lotharingen (later Brabant) is derhalve plausibeler.

Huwelijksperikelen binnen de familie

Noot 6

Gerard II is vermoedelijk rond 1087 getrouwd met Sophia Ψ, vermoedelijk een dochter van Giselbert II Ψ, graaf van Looz (Loon) Zij krijgen een dochter, die zij Jutta Ψ (Judith) noemen. Vervolgens wordt Jolante Ψ (Jolanda) geboren, weer een dochter. Het derde kind is de gewenste zoon en erfopvolger. Volgens traditie, en niet geheel onverwacht, wordt de zoon naar zijn grootvader Gerard (III) Ψ genoemd. In 1116-1122 getuigt Gerard II bij verschillende gelegenheden samen met zijn zoon Gerard III, zodat Gerard III in ieder geval voor 1103 is geboren.
Naast de besognes rondom het huwelijk van koning Hendrik I heeft Gerard II zelf ook dochters om uit te huwelijken.

In 1107 krijgt Jutta het allodium Wassenberg mee, wanneer zij met Walram III Ψ, hertog van Limburg (1085-1139), trouwt. Hierdoor verliest feitelijk Gerard II de titel graaf ‘van Wassenberg’, maar hij blijft zich wisselend ‘van Wassenberg’ of ‘van Gelder’ noemen, als een soort verworven recht. Na 1125 verdwijnt de toevoeging ‘van Wassenberg’ uit de bronnen.

Jolante trouwt in of voor 1107 met graaf Boudewijn III van Henegouwen Ψ (†1120) en daarna met Godfried II van Bouchain Ψ, heer van Ribemont. Zij krijgt de allodia Dodewaard en Dalen mee. De oudste zoon van Jolante en Boudewijn III krijgt het vaderlijke graafschap Henegouwen en hun tweede zoon, traditiegetrouw Gerard Ψ geheten, wordt de stamvader van het nogal versnipperde Dalen. Deze aan het Gelderse gravenhuis gelieerde stam zal tot aan het begin van de veertiende eeuw in mannelijke linie bestaan en door slim te trouwen vooral in Oost-Nederland veel bezittingen verwerven.

Na het overlijden van Sophia op 19 februari 1090 hertrouwt Gerard II in 1103 met Clementia van Poitou Ψ, bijgenaamd van Gleiberg. Zij is een dochter van Willem Peter VII Ψ, hertog van Aquitanië, bijgenaamd ‘de Felle’ en Ermensinde van Longwy Ψ. Clementia is de weduwe van Koenraad I van Luxemburg Ψ (†1086). In 1129 zal zij, met behulp van Gerard II, het klooster Schiffenberg stichten. Dit is een van de laatste handelingen van Gerard II. Tot het verwekken van enig nageslacht komt dit inmiddels wat oudere paar niet meer. Door dit verstandshuwelijk komt Gerard II wel in keizerlijke kringen te verkeren, want Clementia is een nicht van Hendrik IV.

Connectie van Gerard II met keizerlijke huis.

Gerard II’s zoon Gerard III wordt heel tactisch uitgehuwelijkt aan Ermgard Ψ, erfgename van het prestigieuze graafschap Zutphen. Zij brengt een gebied mee dat nauw aansluit bij de Gelderse bezittingen en zo het het oude Hamaland laat herleven. Op 16 oktober 1129 is Gerhard II ‘de Lange’ overleden, waarna zijn zoon Gerard III hem opvolgt.

Literatuur

  1. OGZ, nr. 189, 191, 193 en 196.
    H. Verdonk, Graf Gerhard der Lange von Geldern, In: Genealogie, heft 11, nr. 12, 2004, p341-342.
    H.H. Jongbloed, De Flamenses in de elfde eeuw, In: Bijdragen en Mededelingen, deel XCIX, Vereniging Gelre, Arnhem, 2008, p31, 35-36.
  2. DD O I, nr. 316.
    OGZ, nr. 196.
    UBNRh, Bd. 1, nr. 107.
    RI II,1 n. 418, in: Regesta Imperii Online, URI: http://www.regesta-imperii.de/id/0966-01-17_1_0_2_1_1_735_418, (Abgerufen am 12.11.2015).
    W. Schlaug, Studien zu den Altsächsischen Personennamen vor des 11. und 12 Jahrhunderts, Lunder Germanistische Forschungen, 30, Håkan Ohlssons Boktryckeri, Lund, 1955, p207-208.
    U. Nonn, Pagus und Comitatus in Niederlothringen, Ludwig Röhrscheid Verlag, Bonn, 1983, p84-88.
    H. Verdonk, Graaf Gerhard ‘de Lange’ van Gelre – Een prosopografische benadering, In: Bijdragen en Mededelingen, deel XCVI, Vereniging Gelre, Arnhem, 2005, p49.
    H.H. Jongbloed, Immed “von Kleve” (um 950), In: Annalen des Historischen Vereins für den Niederrhein, Heft 209, Verlag L. Schwann, Dusseldorf, 2006, p16, 27-36, 38-39.
    H.H. Jongbloed, 2008a, p46-47.
    K.H. Schreiber, Mittelalterliche Genealogie im Deutschen Reich bis zum Ende der Staufer, Familie der Ezzonen-Hezeliniden, Erenfried II en Ezzo.
  3. OGZ, nr. 193, 216 en 248.
    dMGH, SS XII, p123.
    H. Verdonk, De oorsprong der graven van Gelre, Lelystad, 1992, p10-11.
    H. Verdonk, 2005, p61-62.
  4. OGZ, nr. 196, 198, 202, 204, 209, 216, 219, 221, 231, 232, 238-240, 242, 244, 245 en 248
    UB Niederrhein, nr. 288 en 289.
    H. Verdonk, 2004, p340, 344.
    H. Verdonk, 2005, p52, 54.
    K.H. Schreiber, Limburg, Heinrich I.
    H.H. Jongbloed, email d.d. 15-11-2009.
    “Wat er wezenlijk gebeurt in het stuk is de schriftelijke vastlegging van wat Gerard tot kapittelvermogen heeft bestemd. Dat staat vast wel in verband met de stichting als zodanig, maar naar de tekst te oordelen is de kerk er eerder gekomen dan de vermogenstoewijzing vaststond. Geen idee wat daar achter zit, natuurlijk. Sloet liep er met z’n kopregest ook fraai omheen. Gek is ook dat Wassenberg werd vervreemd via Jutta maar dat Gerard de lange er geruime tijd later toch nog een kerk sticht. Of was de kerkstichting begonnen voor dat huwelijk? Wie zal het zeggen …”
  5. OGZ, nr. 221bis.
    K.H. Schreiber,Engeland, Heinrich I. Beauclerc.
    K.H. Schreiber, Balduine, Balduin VII. mit dem Beil en Balduin III.
  6. OGZ, nr. 211, 214, 226, 228, 230, 255 en 261.
    J.A. Coldeweij, De heren van Kuyc (1096-1400), Stichting Zuidelijk Historisch Contact, Tilburg, 1981, p14.
    H. Verdonk, 1992, p4.
    H. Verdonk, 2004, p339, 345-346.
    H. Verdonk, 2005, p51, 58-61.
    H.H. Jongbloed, 2008a, p63, 80.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende I op Tweede Paasdach.