De Graafschap in de Middeleeuwen

Zoek

Ekbert II van Ambergouw ‘Eenoog’ (953-994)

De graaf van Ambergouw
en zijn familie

‘Uniocolus’

Noot 1

Ekbert II Ψ is een telg uit de grote en machtige saksische families der Billungers en Immedingers. Hij is een jongere zoon van Wichman I ‘de Oudere’ Ψ, graaf van Bardengouw en Wigmodiën, en Bia Ψ, dochter van Diederik van Ringelheim Ψ. Van vaders kant valt te melden dat Wichman I’s jongere broer Herman I ‘Billung’ Ψ, hertog van Saksen is. Overigens tot ergernis van Wichman I, die meent dat hij als oudere broer meer recht op deze titel heeft.

Ekbert II is graaf van Ambergouw en Derlingouw en voogd van het bisdom Munster. De Ambergouw ligt westelijk van Goslar en de Derlingouw ten noorden van Braunschweig (Brunswijk). Zijn bijnaam ‘unioculus’ doet het ergste vrezen voor zijn gezichtsvermogen. Wanneer Ekbert II’s oudere broer Wichman II Ψ uitsluitend dochters krijgt en in 967 jong sterft, noemt Ekbert II zijn tussen 970 en 980 geboren zoon ‘Wichman’, waarmee hij aangeeft dat de mannelijke lijn van de Billung-familie via hem voortleeft.
Deze zoon behoeft op deze website geen nadere introductie. Hij is bekend als Wichman III van Vreden Ψ, de grote rivaal van Balderik Ψ om de prefectuur van Utrecht. Wichman III is getrouwd met Reinmod Ψ, de dochter van Godfried III ‘de Prefect’ Ψ. Hij ontleend aan dit huwelijk zijn (fatale) ambities voor de prefecttitel. Wichman III en Reinmod krijgen vermoedelijk twee kinderen: Ekbert (IV) Ψ (jong overleden) en Frederuna Ψ.
Andere kinderen van Ekbert II en zijn onbekende echtgenote zijn: Ekbert (III) Ψ, Amelung Ψ en misschien een dochter Ida Ψ. Ekbert III treedt op als graaf in Derlingouw en zal na 1013 overlijden.

De Abodriten

Noot 2

In 953 neemt Ekbert II deel aan de opstand van Liudolf Ψ en Koenraad ‘de Rode’ Ψ tegen Otto I Ψ, maar eigenlijk tegen zijn oom Herman I, hertog van Saksen. Ekbert II beschuldigt zijn oom ervan familiebezit te hebben ingenomen waar hij geen recht op heeft. Opvallend is dat Ekbert II nadat de opstand onderdrukt is over de Elbe naar de West-Slavische stam der Abodriten vlucht.
In 977 denkt Ekbert II opnieuw voordeel te verkrijgen uit een opstand tegen het keizerlijk gezag en steunt hij de samenzwering van Hendrik II ‘de Ruziemaker’ Ψ, hertog van Beieren, tegen Otto II Ψ. Ekbert II is niet bang aangelegd en ontvoert de keizerlijke dochter Adelheid Ψ, nog een kind rond die tijd, en gijzelt haar op zijn burcht Ala bij Goslar. Voor zijn deelname aan de opstand wordt Ekbert II in 978 naar Utrecht verbannen. Later wordt hij in genade aangenomen, maar hij is wel een deel van zijn erfenis kwijt.
De Abodriten zijn door Otto I onderworpen, waarbij hun vorsten het christelijk geloof aannemen. Het gebied van de Abodriten valt onder de Billungse Mark, maar kent enige autonomie. Het is bekend dat de Billungse familie contacten onderhoudt met de Abodriten, maar klaarblijkelijk zijn de contacten zo goed dat Ekbert II op hun loyaliteit en bescherming kan rekenen. Saillant detail is dat een van de eerste Abodritische vorsten Billug Ψ heet, de gelijkenis met Billung is opvallend. Nog opvallender is dat halverwege de elfde eeuw een Godschalk Ψ (Guthskalco) als Abodritische vorst (1043-1066) optreedt. De gelijknamige graaf van Twente heeft dus mogelijk verder oostelijk gelegen wortels.

Een excursie naar Agradingouw

Noot 3Een andere familie waar Ekbert II ‘Eenoog’ mogelijk banden mee heeft zijn de Immedingers. Deze familie is al in 834 actief in het bisdom Utrecht. Andere activiteiten van Immedingers in het bisdom Utrecht spelen zich misschien af in de Agradingouw. Deze gouw strekt zich uit ten oosten van Emmen en beslaat mogelijk ook de Overijsselse Vechtstreek.
Volgens Prinz zijn de grafelijke rechten van de graven van Tecklenburg in Agradingouw en (Saksische) Emsgouw (ten noorden van Agradingouw) terug te voeren op Godschalk (II) van Zutphen. Bekende voorgangers van Godschalk (II) in de Agradingouw zijn in de tiende eeuw Thuring (945-946) Ψ en zijn mogelijke opvolger Siegbert Ψ (of Sigibert) (947). Het is onbekend of het hier om hetzelfde graafschap gaat. Evenmin is bekend Sigibert en Thuring verwant zijn en zo ja, of het dan om vader en zoon of twee broers gaat.
In 1042 wordt de gouw ‘Agridiogen sive Umbalahe‘ door Hendrik III Ψ aan de Utrechtse kerk gegeven. Of Agridiogen en Agradingouw hetzelfde zijn is niet zeker. Waarschijnlijk is Umbalahe een onderdeel van de Agradingouw. Het spoor voert verder naar de Dreingouw.

Naar de Dreingouw

Noot 4

Mogelijk stamt Thuring van Agradingouw af van Bertha Ψ, de fameuze stichtster van het klooster in Borghorst. Dit door Bertha rijk begiftigde klooster ligt ten noordwesten van Munster midden in de Dreingouw. Uit Bertha’s eerste huwelijk met Liutbert van Walbeck en Stade Ψ stamt een gelijknamige dochter. Dochter Bertha Ψ is waarschijnlijk getrouwd met graaf Thietmar Ψ, want van beiden worden als mogelijke nakomelingen naast Thuring nog een (oudere) zoon Bernard Ψ genoemd.
De voogdij van het klooster in Borghorst blijkt rond het jaar 1000 in de Billungse handen van Wichman III van Vreden te zijn. Dat duidt op verwantschap tussen de familie van Ekbert II ‘Eenoog’ en de Borghorsters, maar hoe het bloed precies kruipt is niet bekend.
Na de dood van Liutbert rond 926 hertrouwt Bertha van Borghorst met de zeer machtige graaf Bernhard Ψ. Bernhard voert het Saksische leger aan ten tijde van keizer Hendrik I Ψ. Het is dit ambt dat later tot ongenoegen van Wichman I ‘de Oudere’ bij diens jongere broer Herman I terecht komt.

Enkele Immedingers

Noot 5

Bij de Immedingers komt Liudolf Ψ, graaf van Hasegouw, is getrouwd met Altburg Ψ (Aldburgis), misschien een (klein)dochter uit het huwelijk van Walbert (II) Ψ, graaf van Graingouw, met een gelijknamige echtgenote Altburg Ψ.
Liudolf en Altburg krijgen twee zonen Godschalk (I) Ψ en Liudolf Ψ. Godschalk (I) volgt zijn vader op in de Hasegouw, terwijl Liudolf bisschop van Osnabruck (966/7-978) wordt. Het bezit van het Sticht Wildeshausen (bij Oldenburg) duidt in ieder geval op verwantschap tussen bisschop Liudolf en Walbert (II), want laatstgenoemde is een van de twee stichters van dit klooster. Bovendien wordt van Altburg gezegd dat zij afstamt van de legendarische hertog Widukind Ψ. Een afkomst die bij Saksische families een grote rol speelt, zoals afstamming van Karel I ‘de Grote’ Ψ voor Frankische edelen van belang is.
Overigens is er gelijktijdig een oudere Waltbert (I) Ψ actief, die mogelijk een oom is van bovengenoemde Waltbert (II). Waltbert (I) wordt tegenwoordig als stichter van het hoogadellijke vrouwenklooster in Vreden gezien. Hier treedt later Ekbert II’s zoon Wichman III als voogd op. Tenslotte dient vermeld dat de graven van Tecklenburg hun oorsprong terugvoeren op de ‘prefect’ Godschalk (I), terwijl vermoed wordt dat dit huis zijn oorsprong in het Zutphense grafelijke huis vindt. Het lijkt er op dat Godschalk (I) een schakel in deze afstamming is. Vermoedelijk is Godschalk (I) prefect van Osmabruck.

De graven van Assel

In het grafelijke geslacht Assel, dat zich vernoemd heeft naar een kasteel in het noorden van de Ambergouw, komt ook een Godschalk voor. De eerste graaf die zich naar deze sterkte noemt is Ekhard (I) Ψ (of Ekkihardus). De ouders van Ekhard I zijn onbekend.
Opvallend is dat een huwelijk tussen Gertrud, een kleindochter van Ekbert II Ψ, en Godschalk Ψ, een kleinzoon van Ekhard I, in 1018 verboden wordt, omdat het paar te nauw verwant is. Dit betekent dat Ekhard I, of zijn onbekende vrouw, een kind kan zijn van Wichman I van Bardengouw en Bia van Ringelheim. Deze aanname wordt ondersteund door het feit dat Ekhard I twee dochters heeft die Frederun Ψ (herkomst Ringelheim) en Hedwig Ψ (herkomst Billunger) heten. Op deze wijze hebben Gertrud en Godschalk een 3:3-relatie. Aanleiding voor de kerk om in te grijpen, het zijn immers de hoogtijdagen van de huwelijksvervolgingen. Overigens hertrouwt Gertrud na de ontbinding van haar huwelijk met Liudolf III Ψ, graaf van Brunswijk en Derlingouw. Uiteraard kan de verwantschap tussen beide echtelieden ook via de onbekende moeders lopen.
De mogelijke verwantschap tussen Ekbert II ‘Eenoog’ en de familie van Assel wordt nog eens benadrukt door het feit dat Ekbert II graaf in Ambergouw is.
Uit al deze (familie)relaties blijkt dat een band tussen Ekbert II en de Zutphense Godschalk (II) niet zo vreemd is als in eerste instantie lijkt. Alle edele huizen die met de Billungers in aanraking komen, noemen een zoon Godschalk in latere generaties. Er zijn dus enkele aanwijzingen om te vermoeden dat de families van Ekbert II en Godfried ‘de Prefect’ meer banden hebben dan alleen het huwelijk tussen Reinmod en Wichman III van Vreden.

Literatuur

  1. A. Hüsing, Gottfried, Graf von Cappenberg, Praemonstrantenser Mönch, und das Kloster Cappenberg, Münster, 1882, p82-97.
    Alpertus van Metz, Gebeurtenissen van deze tijd, Alpertus van Metz,vertaald en ingeleid door Hans van Rij, Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1999, p46.

    J.M. van Winter, Het (palts)graafschap Zutphen en het Hamalandse gravenhuis, In: Bijdragen en Mededelingen, deel XCII, Vereniging Gelre, Arnhem, 2001, p68.
    H.H. Jongbloed, Ommekeer aan de IJssel – Graaf Godschalk (†16 december 1063) en de opkomst van Zutphen, In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel CI, 2010, p41, 45-46.
    K.H. Schreiber, Mittelalterliche Genealogie im Deutschen Reich bis zum Ende der Staufer (MGDRES), Billunger, Ekbert der Einäugige, Ekbert, Wichmann II. der Jüngere, Wichmann III.
    A. Thiele, MGDRES, Billunger, Wichmann I. der Ältere.
    “Durch die Ernennung seines jüngeren Bruders Hermann Billung zum Markgrafen fühlte sich Wichmann zurückgesetzt und gehörte 937/38 zu den Gegnern OTTOS I. Seine Empörung war so groß, dass er das Heer, das nun unter Führung seines Bruders Hermann gegen die Slawen zog, Krankheit vorschützend, verließ. 938 schloß er Frieden mit OTTO I. und hielt ihm bis zu seinem Tode die Treue.”
    K.H. Schreiber, MGDRES, Querfurt, Brun der Ältere.
  2. P. Leidinger, Untersuchungen zur Geschichte der Grafen von Werl, Verein für Geschichte und Altertumskunde Westfalens Abteilung Paderborn, Paderborn, 1965, p76.
    K.H. Schreiber, MGDRES, Billunger, Ekbert der Einäugige.
    “Diesmal löste der Aufruhr des Zänkers einen langen und schweren Konflikt aus, der OTTO II. zu ausgedehnten Operationen in Bayern und Böhmen zwang. Das Strafgericht, das am Ende des langen Ringens gestanden hatte, verbannte ihn und Ekbert nach Utrecht, wo Bischof Folkmar sie in Gewahrsam nahm.”
  3. P. Veddeler, Die territoriale Entwicklung der Grafschaft Bentheim bis zum Ende des Mittelalters, Studien und Vorarbeiten zum Historischen Atlas Niedersachsens, 25. heft, Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen, 1970, kaart 3.
    J. Prinz, Das Territorium des Bistums Osnabrück, Studien und Vorarbeiten zum Historischen Atlas Niedersachsens, 15. heft, Wenner, Osnabruck, 1973, p87 en 95.
    “Woher diese Grafschaftsrechte stammen, läßt sich noch mit einiger Sicherheit erkennen. Haselünne (Agradingau) besatz zu Beginn des 12. Jahrhunderts Graf Otto von Zütphen (+1113), der Sohn des Grafen Gottschalk. Später finden wie diesen Ort im Besitz der Grafen von Ravensberg.”
    E. Boshof
    , Königtum und adelige Herrschaftsbildung am Niederrhein im 9. und 10. Jahthundert, Klever Archiv, Schriftenreihe des Stadtarchives Kleve 4, Königtum und Reichsgewalt am Niederrhein, Selbstverlag des Stadtarchives Kleve, 1983, p25.
    “So erscheinen die Nachfaren Widukinds in Verbindung mit Utrecht: Für das Seelenheil seines Vaters Wikbert, der selbst bereits die entsprechenden Vorbereitungen getroffen hatte, macht der Widukindenkel Walbert im Jahre 834 der Martinskirche eine Schenkung von bei Arnheim gelegenen Besitz.”
    K.H. Schreiber
    , MGDRES, Billunger, Bertha.
    K. van Vliet, In kringen van kanunniken, Walburg Pers, Zutphen, 2002, p297.
  4. R. Wenskus, Sächsischer Stammesadel und fränkischer Reichsadel, Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen, 1976, p133-134.
    “Von den beiden anderen Vaternbrüdern der Königin Mathilde, Widukind (II) und Reginbern, wissen wir kaum etwas, abgesehen davon, daß Reginbern als Dänensieger wohl im westsächsischen Bereich sein Tätigkeitsfeld gehabt hat. Sie werden sicher Nachkommen gehabt haben; wir kennen auch einige von ihnen, ohne daß wir das genaue Verwandtschaftsverhältnis angeben könnnen. So wird der Wedekind, der für seinen Sohn Reynuert um 980 eine Schenkung in Borry (sö. Hameln) an Corvey macht, in unserem Zusammenhang gehören. Sicher sind als Immedinger die Grafen im Agradingen-gau im Emsland anzusprechen. Der comes Thuring (During), der 945 und 946 in Königsurkunden genannt wird wie sein Nachfolger Sigibert und der u. a. auch in dessen Grafschaft 947 in zwanzig Orten des Leri-, Hase,- Dersi- und Agradingengaus an das von der Königin Mathilde gegründete Stift Enger tradierende Dietrich (Diotericus) tragen Immedingernamen.”
    G. Althoff
    , MGDRES, Billunger, Bertha.
    “Die aus Annalen und Urkunden gewonnenen Familienverhältnisse sind wohl korrekturbedürftig: Bertha hätte zuerst einen Liutbert geheiratet, von dem eine Tochter Bertheida (mit zwei Kindern Bernhard und Thuring) Bertha überlebte. In zweiter Ehe hätte sie einen 934 Dezember 14 verstorbenen Grafen Bernhard geheiratet. Die 926 Juni 30 geborene Tochter aus dieser Ehe Hathewig wurde die erste Äbtissin von Borghorst. Da Adalbert um 930 geboren sein dürfte, kann er nur ein Sohn oder Neffe Berthas sein oder gar eine Generation später an sie anzuschließen sein.”
    K.H. Schreiber
    , MGDRES, Immedinger, Waltbert.
    G. Althoff, MGDRES, Billunger, Bernhard.
  5. J.M. van Winter, 2001, p73-74.
    K.H. Schreiber, MGDRES, Immedinger, Aldburg, Liudolf, Waltbert.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende IV des Wonnesdages op sunte Bruno de Kartuizer dach, dat was op ten zesden dach der maent van Octobris.