De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Balderik van Drenthe (1003-1016)

Graaf van Drenthe en Salland

Een succesverhaal

Noot 1

Balderik Ψ zijn onduidelijke afkomst weerhoudt hem er niet van een glanzende carrière op te bouwen. Zijn biografie laat zich lezen als een succesverhaal. Echtgenote Adela van Hamaland Ψ zou volgens de kroniekschrijver Alpert van Metz ver boven hem verheven zijn, maar Alpert zelf legt Adela de volgende woorden in de mond: ‘… ga naar de koning en eis de prefectuur op, die jou, op grond van de graad van verwantschap en je voorgeslacht, met mee recht toekomt.‘ Balderik is dus niet de eerste de beste.

Fragment kaart van Jansonius, 1658.

In 1003 wordt hij voor het eerst in een oorkonde met de titel graaf genoemd. In 1006 treedt hij op als graaf in Drenthe en vermoedelijk in Salland. Hetzelfde jaar weet hij een Vikingaanval bij Tiel af te slaan. Hij treedt bij deze aanval op als plaatsvervanger van de prefect Godfried III van Florennes Ψ. Zijn benoeming tot prefect zal hem de graafschappen wel hebben opgeleverd.
Balderik heeft veel verspreide bezittingen. Zo heeft hij hoeves in Doesburg, Hummelo, Angerlo, Voorthuizen, Didam, Tongeren, Doesburg, Dieren, Soeren, Doornspijk, Helbergen, Voorst, Azewijn en Westervoort. Verder de nog niet nader te duiden oorden Swelle, Eliza, Merclede, Hecra, Hecheim, Dule, Eltna en Lopena. Dit zijn allemaal goederen die graaf Werner II Ψ in 1025 uit de geconfisqueerde boedel van Balderik zal krijgen.
Balderik heeft daarnaast bezittingen in de Duffelgouw en bij Keulen. In de Duffelgouw sticht hij tussen 1014-1016 het klooster Zyfflich. Zijn bezittingen in Duffel zullen later in handen van de graven van Kleef komen. In 1003 geeft hij samen met Adela de hof Antwiller bij Lechenich, ten zuidwesten van Keulen aan Heribert Ψ, de aartbisschop van Keulen.

Kandidaten voor de prefectuur

Voorzijde munt van Wichman III van Vreden (bron: Eddie Klunder).

Wanneer Godfried III ‘de Prefect’ overlijdt komt zijn ambt van prefect vrij. Balderik meent dat hij de aangewezen opvolger is, tenslotte heeft hij Godfried III al in die functie succesvol vervangen. Balderik draagt rechten via zijn vrouw, een dochter van Wichman (IV) Ψ, maar als neef van Godfried III is hij zelf ook drager van rechten, maar er zijn kapers op de kust.
Wichman III van Vreden Ψ, wiens goederen aansluitend aan Hamaland liggen heeft ook trek in het ambt. Hij is getrouwd met Reinmod Ψ, dochter van Godfried III ‘de Prefect’. Wichman III is een zoon van Ekbert II ‘Eenoog’ Ψ. Zijn moeder is helaas onbekend, zodat onbekend is of hij via moeders zijde ook rechten op de prefectuur kan uitoefenen. In ieder geval brengt Reinmod rechten met zich mee. De verwantschap met zijn voorganger en naamgenoot Wichman (IV) ligt waarschijnlijk te veel generaties in het verleden. Volgens Alpert, de chroniquer, treedt Wichman III op als voogd voor een naamloze zoon van Godfried III. In de literatuur wordt deze zoon soms Adalbert genoemd, maar dat wordt niet door bronnen gestaafd. ‘Adalbert’ resideert in Gennep. Volgens Alpert is hij een ‘vadsige domkop en een fysiek wrak’. In de literatuur wordt hij meestal voor zwakzinnig versleten. Een familiekwaal die later ook bij Gozelo II van Neder-Lotharingen Ψ, die de bijnaam ‘de Slome’ krijgt, voorkomt.

Balderik wordt prefect

Keizer Hendrik II Ψ benoemt Balderik als prefect en gaat voorbij aan de aanspraak van Wichman III. Bij terugkomst neemt Balderik Gennep in.
Wichman III van Vreden verdedigt ‘Adalberts’ (en eigen) belangen en een nieuwe strijd ontbrandt. Over en weer worden wreedheden begaan. Adela laat, volgens Alpert, zelfs gevangenen de neuzen en oren afsnijden. Balderik wordt op een gegeven moment gevangen genomen, waarbij een pluk uit zijn baard wordt getrokken. Adela moet een losgeld voor hem betalen om hem vrij te krijgen.
Twee keer wordt de vrede getekend, maar beide keren hervatten de kemphanen op verraderlijke wijze de oorlog. Balderik wordt gesteund door Gerhard III ‘Mosellensis’ Ψ en Lambert I van Leuven. Twee heren die, om verschillende redenen, het rijksgezag aan hun laars lappen. Wichman III wordt gesteund door een oude strijdmakker van Balderik, Godizo van Aspel.
In 1012 veroveren Balderik en Gerhard III de burcht Heimbach, aan de Roer in de buurt van Aken, op Godizo.
In 1015 schenkt aartsbisschop Heribert de kerk in Zetten, ten zuidoosten van Renkum, aan de abdij in Deutz. Deze kerk heeft hij van Balderik en Adela gekregen.

Oorlog in de 11de eeuw.

Eindelijk een verzoening

Noot 2

Wichman III nodigt Balderik in 1016 uit voor een gastmaal en na afloop begeleidt hij zelf Balderik naar huis. Tijdens die reis nodigt Balderik zijn vroegere vijand uit om van zijn gastvrijheid gebruik te maken en de maaltijd bij hem te gebruiken. Wichman III aarzelt; hij vertrouwt klaarblijkelijk gravin Adela niet helemaal, maar vanwege de nieuwe vriendschap besluit hij de uitnodiging aan te nemen. Tegen de raad van zijn mannen in volgt hij Balderik naar Opladen. Bij de ophaalbrug spreekt Wichman III tot zijn gastheer: ‘Zie, tegen de wil van mijn lieden betreed ik de burcht, niet wetende wat mij daar geschieden zal, maar ik verlaat mij op God en op onze vriendschap‘. Balderik wordt verrast door deze woorden en zegt: ‘Met Gods wil zal u geen onheil of ongemak geschieden‘.
Adela is hevig verrast door de komst van Wichman III, wie ze diep in haar hart de schuld geeft van al het ongemak dat ze heeft geleden. Ze laat niets blijken en met vleiende woorden treedt ze Wichman III tegemoet. In haar hoofd zit ze, allemaal volgens onze chroniqueur Alpert, meteen plannen te beramen om hem evenals haar zuster op de gifbeker te trakteren. Inmiddels wijzer geworden durft ze dit snode plan niet in Opladen uit te voeren. Opnieuw zoekt ze contact met enkele huurmoordenaars, die voor een ruim bedrag wel nader kennis willen maken met Wichman III. Balderik weet van niets en vermoedt niets, want Adela weet zich tegenover Wichman III allervriendelijkst te gedragen.

Wraak op Wichman III

Achterzijde munt Wichman III van Vreden (bron: Eddie Klunder).

Na drie dagen verwennerij vertrekt Wichman III. Balderik, blij dat er niets is gebeurd onder zijn dak, begeleidt vrolijk schertsend zijn gast een eindje. Na ongeveer een uur gaans nemen ze hartelijk afscheid en gaan ieder huns weegs. Meteen na dit afscheid wordt Wichman III met zijn gezellen aangevallen door ‘rovers’ en wordt hij doodgeslagen.
Balderik die wel vermoedt dat hij de schuld van de moord zal krijgen verschanst zich op Opladen. Hij wordt door bisschop Adelbold van Utrecht buiten de wet gesteld. Het tumult dat hierop ontstaat, mondt uit in het beleg van Opladen. Balderik wacht dat beleg niet af en verdwijnt.

Nasleep

Noot 2Balderik heeft asiel gezocht en gevonden bij aartsbisschop Heribert van Keulen. Intussen worden zijn goederen door de keizer geconfisqueerd.
Tussen 1014 en 1017 wordt Balderik ernstig ziek, maar hij geneest dankzij de relieken van de heilige Liudger, die speciaal voor hem naar Zyfflich zijn gestuurd. Uit dankbaarheid schenkt hij enkele goederen aan het klooster in Werden. 
Wanneer de keizer in 1018 op de
rijksdag in Nijmegen de vrede wil herstellen nodigt hij ook Balderik uit. Balderik heeft moed om te verschijnen en zich voor de voeten van de keizer te werpen. Hij ontsnapt amper aan de woede van zijn vroegere vijanden. Na zijn vlucht uit zwerft Balderik langs de Rijn, waar hij door zijn enige overgebleven vriend, de aartsbisschop van Keulen, wordt beschermd.

In 1019 wordt Balderik op de rijksdag te Dordmund van de moord op Wichman III van Vreden vrijgesproken, maar er zijn niet genoeg redenen, gegrond of ongegrond, om de verbeurdverklaring van de goederen ongedaan te maken.
Balderik vestigt zich bij Heimbach, alwaar hij met nachtelijke strooptochten de buurt onveilig maakt. Na enige jaren waarin Balderik een zwervend bestaan leidt, komt het uiteindelijk tot een verzoening met de keizer. Balderik en Adela worden in Keulen door Gerard III ‘Mosellensis’ herenigd.
Op 5 juni 1021 overlijdt Balderik in Heimbach. Hij wordt in het door hem gestichte klooster Zyfflich begraven.

Literatuur

  1. OGZ, nr. 112, 127, 128, 130 en 131.
    W. Ehbrecht
    , Landesherrschaft und Klosterwesen im ostfriesischen Fivelgo (970-1290), Aschendorffsche Verlagsbuchhandlung, Munster, 1974, p35-36.
  2. OGZ, nr. 143.
  3. OGZ, nr. 137, 140, 146 en 149.
  4. Gebeurtenissen van deze tijd, Alpertus van Metz,
    vertaald en ingeleid door Hans van Rij,
    Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1999.
  5. Het Graafschap Hamaland en de Brunharingen, Prof. Mr. R. Fruin,
    De Nederlandsche Leeuw, Jaargang XLVIII, nr. 6, kolom 163-168 , juni 1930.
  6. De oorsprong van het geslacht der graven van Gelre, Mr. W. de Vries,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XLVIII,
    N.V. Drukkerij G.J. Thieme, Nijmegen, 1945-1946.
  7. Aantekeningen betreffende de kerk en den hof van der Utrechtse St. Paulusabdij te Rheden, J.M. van Winter,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel LIII,
    N.V. Drukkerij G.J. Thieme, Nijmegen, 1953.
  8. Adelas Kampf um Elten, F.W. Oediger,
    In: Annalen des Historischen Vereins für den Niederrhein,
    Verlag L. Schwann, Dusseldorf, 1954.
  9. Geschiedenis van Gelderland van de vroegste tijden tot het einde der Middeleeuwen, Dr. W. Jappe Alberts,
    N.V. Martinus Nijhoff’s Boekhandel en Uitgeversmaatschappij, ‘s-Gravenhage, 1966.
  10. Die Geschichte des Hamalandes, Anna Wirtz,
    In: Annalen des Historischen Vereins für den Niederrhein,
    Verlag L. Schwann, Dusseldorf, 1971.
  11. De burcht Mergelpe en de Duffel, Bas Aarts,
    In: Van Toen naar Nu,
    Heemkundekring “De Duffelt”, 1975 (5) en 1976 (6).
  12. Die Hamaländer Grafen als Angehörige der Reichsaristokratie im 10. Jahrhundert,
    J.M. van Winter,
    In: Rheinische Vierteljahrsblätter, jaargang 44,
    Ludwig Röhrscheid Verlag, Bonn, 1980.
  13. De staatsinstellingen in de Karolingische tijd, F.L. Gaashof en G. Berings,
    In: Algemene geschiedenis der Nederlanden – Deel 1 Middeleeuwen,
    Unieboek B.V., Bussum, 1981.
  14. De voornaamste adellijke geslachten in de Nederlanden 10de en 11de eeuw,
    J.M. van Winter,
    In: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 1, Middeleeuwen,
    Unieboek bv, Bussum, 1981.
  15. Königtum und adelige Herrschaftsbildung am Niederrhein im 9. Und 10. Jahrhundert, Egon Boshof,
    In: Klever Archiv – Schriftenreihe des Stadtarchives Kleve,
    Selbstverlag des Stadarchives Kleve, 1983.
  16. Pagus und Comitatus in Niederlothringen, Ulrich Nonn,
    Ludwig Röhrscheid Verlag, Bonn, 1983.
  17. De familie-inschrijving van Wichman van Elten in het gedenkboek van Reichenau,
    H. Verdonk,
    Brochure 6, Uitgave in eigen beheer, Lelystad, 1990.
  18. Een stamboom in been – Vier eeuwen graven en gravinnen van het Hollandse Huis ,
    Dr. B.K.S. Dijkstra,
    De Bataafsche Leeuw, Amsterdam, 1991.
  19. Texandrië, van omstreden gouwbegrip naar integratie in het hertogdom, Bas Aarts,
    In: Tilburgse Historische Reeks, nr. 1, 1992.
  20. Die Grafen von Hamaland und Zutphen, Ralf G. Jahn,
    Geldrischer Heimatkalender, vol. 1992, 1992.
  21. Criticism and critique, Donald C. Jackman,
    Oxford Unit for Prosopographical research, Oxford, 1997.
  22. Hessen und das Stammesherzogtum Sachsen, Detlev Schwennicke,
    In: Europäischen Stammtafeln Neue Folge, Band XVII,
    Vittorio Klostermann, Frankfurt, 1998.
  23. De nederzettingsontwikkeling van Zutphen voor het jaar 1000, M. Groothedde,
    In: De Sint-Walburgiskerk in Zutphen,
    Walburg Pers, Zutphen, 1999.
  24. Ansfried en Teisterbant, Bas Aarts,
    In: Tussen de Voorn en Loevestein, nr. 106, oktober 1999.
  25. Frieslands oudheid – Het rijk van de Friese koningen, opkomst en ondergang, H. Halbertsma
    Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 2000.
  26. Het (palts)graafschap Zutphen en het Hamalandse gravenhuis, J.M. van Winter,
    In: Bijdragen en Mededelingen Vereniging Gelre, deel XCII,
    Walburg Druk BV, Zutphen, 2001.
  27. Machtsstrijd in Hamaland, Anton Kos,
    In: Jaarboek voor middeleeuwse geschiedenis 5,
    Uitgeverij Verloren BV, Hilversum, 2002.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MCM ende XCVIII des Sonnendages voor Heilige Laurentius dach, dat was op ten negenden dach der maent van Augusti.