De Graafschap in de Middeleeuwen

Zoek

Hertogdom Lotharingen (900-906)

Deel 1 – Opkomst van een hertogdom

Einde van een koninkrijk

Noot 1

Na de moord op Zwentibold Ψ in 900 breekt er een periode aan waarin de Lotharingse adel min of meer zichzelf bestuurd. In naam is Lodewijk IV ‘het Kind’ Ψ de koning van Lotharingen, maar gezien zijn zeven levensjaren zal hij een speelbal in de handen van de machtige adellijke families zijn. Wanneer Lodewijk IV in 911 overlijdt is het koninkrijk Lotharingen mede ten dode opgeschreven.

In de tiende eeuw is nog niet echt sprake van dynastieën, zoals in later eeuwen. De vroegtijdige dood van een zoon, zoals bijvoorbeeld Lodewijk IV, kan alle dynastieke plannen in de war sturen. Derhalve speelt binnen een geslacht een ruimer familiebegrip dan alleen de bloedband met eigen kinderen een rol. In deze tijd zijn geslachten en aan hen verwante groepen van geslachten bezig om een machtspositie te verwerven.
Er zijn rond 900 drie facties in Lotharingen actief die ongeveer even machtig zijn. De geslachten zijn herkenbaar aan een eigen naamgeving. Het betreft de Matfriedingen, Konradijnen en Reginaren. Zij spelen allen een sluw spel om de macht in Lotharingen.
De eerste zet in het macabere spel om Lotharingen wordt gedaan door de Matfriedingen. Uiteraard zijn er meer facties in Lotharingen actief, maar de genoemde drie bepalen de gang van zaken min of meer. Zo zijn in Frisia, het westen van het huidige Nederland, de Unrochingen actief, die een pact vormen met de Reginaren. In het oosten maken Meginhardingen de dienst uit. Zij hebben mogelijk banden met de Matfriedingen.

De Matfriedingen

Noot 2

De Matfriedingen ontlenen hun naam aan de veel voorkomende voornaam Matfried. Naast Matfried komt in hun stamboom veelvuldig de namen Adalhard, Gerhard en Godfried. Deze familie heeft zijn machtsbasis langs de Maas in oostelijk Lotharingen. Zij zijn niet de machtigste familie in Lotharingen, maar wel de eersten die na de Karolingen hun macht uitbouwen. Dit geslacht bezit voornamelijk grafelijke rechten op de linkerbank van de Rijn, in onder andere  Bidgouw, Bliesgouw, Chaumontois omgeving van de Saar, bovenloop van de Moezel, Eifelgouw en Zulpichgouw.
Stamvader van de Matfriedingen is Adalhard I Ψ, bijgenaamd ‘Seneschalk’. Hun stamboom is nog niet geheel opgehelderd, maar rond 900 zijn in ieder geval de broers Matfried IV van Metzgouw Ψ en Gerhard I van Gulikgouw Ψ actief. Hun eerste zet in het spel om Lotharingen is een rigoureuze. In 900 vermoorden zij koning Zwentibold van Lotharingen. Zwentibold heeft de broers in 896 uit hun gravenambt gezet en hun goederen geconfisqueerd. In 898 zijn Gerhard (I) en Matfried (IV) weliswaar in hun eer hersteld, maar zij vergeten en vergeven blijkbaar niet gemakkelijk. Na de moord haasten de Matfriedingen zich om Lodewijk IV ‘het Kind’ als koning te erkennen, diens jonge leeftijd laat immers alle ruimte voor zelfstandig optreden.
Gerhard (I) van Gulikgouw trouwt meteen na de moord op Zwentibold met diens weduwe Oda van Saksen Ψ, dochter van Otto ‘de Doorluchtige’ Ψ en zuster van de latere keizer Hendrik I Ψ. Ongetwijfeld een poging om de macht in Lotharingen te grijpen. Samen met zijn broer Matfried (IV) van Metzgouw voert Gerhard (I) in het eerste decennium van de tiende eeuw oppositie tegen de Konradijnen, maar daarin vinden zij vooralsnog weinig medestanders.

De Konradijnen

Noot 3

De aan de Matfriedingen verwante Konradijnen ontlenen hun naam aan de voornaam Koenraad (Konrad). Zonen krijgen, naast Koenraad, veelvuldig de naam Gebhard, Udo (Otto) of Eberhard. Zij zijn in deze tijd de machtigste familie in het Oost-Frankische rijk. In de stamboom van deze familie zijn drie belangrijke takken te onderscheiden, vernoemd naar de zonen van graaf Udo II van Lahngouw Ψ en Judith Ψ, dochter van graaf Koenraad van Argengouw Ψ: De seniortak ( Koenraad ‘de Oudere’ Ψ) en vervolgens naar de jongere zonen Eberhard (I) van Ortenau Ψ en Gebhard II van Lotharingen Ψ de Eberhardingen en Gebhardingen.
De Konradijnen zijn door keizer Arnulf Ψ gevraagd als beschermers van zijn zoon Lodewijk IV Ψ op te treden. De Konradijnen zijn vooral gegoed in Franken en zuidelijk Hessen. Hun bezittingen in Lotharingen concentreren zich op de rechterbank van de Rijn met onder andere Avelgouw, Keldachgouw, Engersgouw en Hattuarië. Deze decentrale machtsbasis beperkt hun mogelijkheden in Lotharingen ten opzichte van de centraal in Lotharingen gevestigde aristocratie. De eerste helft van de tiende eeuw bezit de Eberhardingen-tak de hertogelijke titel van Elzas.
De Konradijnen moeten zich op meerdere fronten verdedigen. In hun oost-Frankische thuisland vechten ze een vete op leven en dood uit met de Babenbergers, de nazaten van Hendrik van Babenberg Ψ, waarmee ze in 906 definitief weten af te rekenen.
De voornaamste Konradijn in Lotharingen is Gebhard II, graaf van Niddagouw, Rijngouw, Neder-Lahngouw en Wetterau. Hij benoemt zichzelf enkele jaren na Zwentibolds dood namens Lodewijk IV ‘het Kind’ tot ‘dux regni guod a multis Hlotharii dicitur‘ (hertog van het rijk) in Lotharingen. Als een soort plaatsvervanger van de jonge koning vertegenwoordigt hij de kroon. En misschien ziet hij zichzelf wel als de initiator van een nieuw hertogdom: Lotharingen. Voor het gemak wordt hij als ambsthertog op deze site Gebhard II ‘van Lotharingen’ genoemd.

De Reginaren

Noot 4

De derde factie in Lotharingen en wellicht de machtigste in dit gebied is de familie der Reginaren. Binnen deze familie is de voornaam Reginar (Reinier) populair, evenals de naam Giselbert. Dit geslacht is voornamelijk gegoed in het zuidwesten van Lotharingen. De Reginaren oefenen de grafelijke macht onder andere uit in Henegouw, Lommegouw, Haspengouw (Hasbania) en Maasgouw.
Rond 900 is de belangrijkste vertegenwoordiger van dit geslacht Reginar I Ψ, bijgenaamd ‘Langhals’. Reginar I zal ongetwijfeld ambities in de richting van het koninkrijk Lotharingen koesteren, want hij is de oudste kleinzoon van keizer Lothar I Ψ. Zijn vader Giselbert II van Maasgouw Ψ heeft namelijk in 846 Ermengard Ψ, een dochter van Lothar I, geschaakt. Reginar I is getrouwd met Ermentrud Ψ, mogelijk een dochter van Lodewijk II van Frankrijk Ψ. Er vloeit dus Karolinger bloed in deze familie.
Reginar I is koning Zwentibolds voornaamste raadsheer, totdat hij in 898 wegens hoogverraad aan de kant wordt gezet. Reginar I van Henegouw verschanst zich in Durfos aan de Maas, waar hij de aanvallen van Zwentibold Ψ overleeft. Vervolgens vlucht hij naar Karel III ‘de Eenvoudige’ Ψ, koning van Frankrijk en tevens broer van Ermentrud. Karel III valt op zijn beurt Lotharingen nog tevergeefs binnen.
Na de dood van Zwentibold huldigen de Reginaren Lodewijk IV ook als hun koning. Ook al zijn de Reginaren tegenstanders van de Konradijnen, toch steunen zij de Matfriedingers niet in hun verzet dat spoedig uitbreekt.

Literatuur

  1. Hlawitschka, E. “Lotharingien und das Reich an der Schwelle der deutschen Geschichte.” Schriften der Monumenta Germaniae historica, Band 21, Anton Hiersemann, Stuttgart, 1968, p187-189;
    Linssen, C.A.A. “Historische opstellen over Lotharingen en Maastricht in de Middeleeuwen.” Doctoraalscriptie, Rijksuniversiteit van Leiden, 1985, p4.
  2. Hlawitschka, 1968, p189-190.
    ‘… daß er die Zwentiboldwitwe Oda sofort zur Frau nahm, ganz offentsichtlich nach der führenden Position zu greifen versuchte.’
    Linssen, 1985, p13-15.
  3. Hlawitschka, 1968, p189-191;
    Linssen, 1985, p13-15.
  4. Hlawitschka, 1968, p172-175.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende III des Sonnedages nae sunte Hiëronymus Aemiliani dach, dat was op ten negenden dach der maent van Februarii.