De Graafschap in de Middeleeuwen

Zoek

Het stadsbestuur

Richter en schepenen

Door het toekennen van stadsrechten door de landsheer beschikken de meeste steden in De Graafschap in de dertiende eeuw over een ‘iudex et scabini’. De richter (elders ook wel schout of scholt genoemd), die tevens schepen is, zal de vertegenwoordiger van de graaf zijn, terwijl de overige schepenen vertegenwoordigers zijn van de burgerij. Het is mogelijk dat de burgerij deze schepenen zelf kiest. De gehele dertiende eeuw blijft deze constructie bestaan. De schepenraad bestaat meestal uit twaalf schepenen.

Stadsrecht van Zutphen.

Het stadsbestuur

Aan het begin van de veertiende eeuw is er sprake van een uitbreiding van het stadsbestuur. Naast de schepenen komen er, waarschijnlijk twaalf, ‘consules’ (raden) bij. De stedelijke raad bestaat dan uit richter (tevens schepen), elf schepenen en twaalf raden. De raden staan de schepenen bij met bestuursaangelegenheden.

De taken van de schepen

De schepen vervult de functie van legeraanvoerder, wetgever, rechter, gezant, getuige bij terechtstellingen en bij verhoren op de pijnbank, bankier, verzekeraar. Daarnaast is hij toezichthouder op de uitvoering van publieke werken, zoals de bouw van vestingmuren, torens, dijken, rivierhoofden, grachten, sluizen of wat al niet meer. Een schepen is daarnaast boekhouder en notaris. Bovendien legt hij in een keurboek de wetgeving vast. Hij heeft menig onaangenaam gesprek met de ambtenaren van de graaf, later de hertog. Soms moet hij de strijd aanbinden met “onse lieve heer” zelf, waarmee dan de hertog wordt bedoeld.
Ook spelen de schepenen een rol in zaken van landsbelang. Een schepen moet dikwijls partij kiezen in de talrijke ruzies binnen het hertogdom, vooral na 1350 als de strijd tussen de geslachten Heekeren en Bronckhorst losbarst. Aan de andere kant zitten er eervolle en gezellige kanten aan het schepenbestaan. Er zijn geregeld feesten en banketten waar zijn aanwezigheid gewenst is. Dit zullen naast de eerzucht, de honger naar macht en het verlangen om bij de elite te behoren de drijfveren zijn om dit ambt te willen bekleden. Dit brengt de steden in conflict met hun beschermheren. Deze conflicten tussen de groeiende macht van de steden en de afnemende macht van de landsheren luidt mede het einde van de feodaliteit in.

De gilden

In de veertiende eeuw leidt de toenemende specialisatie binnen de steden tot het vormen van gilden. Gilden zijn verenigingen van ambachts- en kooplieden die ten doel hebben de concurrentiepositie ten opzichte van andere steden te verbeteren.
Dit gebeurt door toezicht te houden op de kwaliteit van het product en door een opleiding tot meester in het vak te bewerkstelligen. De gilden weten een bevoorrechte positie op de eigen markt te verwerven om zo hun eigen afzet te bevorderen en vreemde kooplui te weren.
De gilden hebben belang bij orde en rust in hun stad en zien hun belangen graag vertegenwoordigt in andere steden en bij de landsheer. Onder invloed van deze belangen ontstaat het stadspatriciaat.

Het stadspatriciaat

Het stadpatriciaat wordt gevormd door een groep welvarende stedelingen die in de stad de dienst uitmaken in de gilden. Uit hun midden worden de verschillende functies in het stadsbestuur ingevuld. Op deze wijze beheersen zij de productie en de handel en zorgen zij voor de noodzakelijke orde en veiligheid.
Het stadspatriciaat spiegelt zich aan de adel. Zo meten zij zich na het verkrijgen van het stadsrecht een eigen stadswapen aan dat op vlaggen en ornamenten van openbare gebouwen wordt aangebracht en op zegels voor documenten verschijnt. De stad imiteert daarmee de adellijke heraldiek en geeft aan dat zij als rechtspersoon op dezelfde manier kan optreden als de adel.
In de stad ontstaan zo verschillende bevolkingsgroepen met een verschillende status. Zo is bijvoorbeeld de status van kooplieden afhankelijk van koopwaar en handelsroute. Bij ambachtslieden staan metaalbewerkers bijvoorbeeld hoger aangeschreven dan schoenmakers. Onder aan de ladder staan vrachtschippers, havenarbeiders, weduwen en bejaarden. Daarnaast zijn in de stad nog diverse leden van kerkelijke instellingen te onderscheiden, die ook een eigen hiërarchie meebrengen.

De burgemeesters

Halverwege de veertiende eeuw wordt het stadsbestuur uitgebreid met burgemeesters. Ook hiervan worden er meestal twaalf benoemd. Burgemeesters gaan de bestuurswerkzaamheden uitvoeren, zoals toezicht op de verdedigingswerken, openen en sluiten van de poorten, overdrachten van roerende en onroerende zaken, huwelijkse voorwaarden, testamenten, boedelscheidingen tot voogdijzaken, reizen naar andere steden om de stadsbelangen te verdedigen, enzovoort. Het stedelijk bestuur bestaat vanaf dat moment uit richter, schepenen, raden en burgemeesters.
De benoeming van de raden en burgemeesters is een geheel stedelijke aangelegenheid. Soms is de benoeming van schepenen ook een stedelijke zaak, waarbij de graaf zich soms het recht voorbehoudt een of meer schepenen te benoemen. De burgemeesters worden op de ‘keurdag’, op 22 februari, gekozen. Van de twaalf aangestelde burgemeesters worden er zes herkozen om de continuïteit in het bestuur te waarborgen. De burgemeesters worden voor twee jaar aangesteld.

Fragment uit Doetinchemse 'amptsbrief' uit 1379.

Gemeensknapen

Aan de ‘amptlude’ (ambstluiiden) van de stad worden meestal twee ‘gemeensknapen’ toegevoegd, die als een rentmeester voor de stad optreden. Zij zorgen er voor dat de verschillende inkomsten van de stad bij hen binnenkomen. Zij mogen deze inkomsten ook in het belang van de stad weer uitgeven.
De gemeensknapen worden net als de schepenen en raden ook uit de burgerij gekozen. Net als andere rentmeesters moeten zij ook rekenschap afleggen over de jaarrekening. De gemeensknapen doen dat ten overstaande van de schepenen en raden. Later worden de gemeensknapen door professionele rentmeesters vervangen. Daarnaast hebben de gemeensknapen de taak gerechtelijke aanzeggingen te doen en tezamen met andere ambstlieden beslag te leggen. Ook belastingheffing en inspraak in de hoogte ervan, het houden van paarden voor de stadsdienst en ontvangen van gasten behoort tot hun taak.
Voor deze taken van voornamelijk financiële aard ontvangen zij een vergoeding.

Burgers en ingezetenen

Onder de inwoners van de stad bestaat onderscheid. Zo heb je burgers (elders ook wel ‘poorters’ genoemd) en ingezetenen.
Iemand is burger door geboorte uit burgers, door huwelijk met een burger of burgeres of door na vestiging als zodanig aangenomen te worden. In beide laatste gevallen bestaat de verplichting een bepaald bedrag, het zogenaamde burgergeld, te betalen. Burgers hebben voorrechten ten opzichte van ingezetenen. Dit kan tot uiting komen bij het gemeenschappelijk gebruik van bepaalde landerijen en het vervullen van ambtelijke of bestuurlijke functies.

Het keurboek

In het begin van de veertiende eeuw beginnen de meeste stadsbesturen wetgeving vast te leggen in het ‘kondichboek‘. In dit boek worden in de loop der eeuwen de regels achter elkaar opgeschreven,zodat er een verzameling regels ontstaat die het gehele middeleeuwse leven beslaan.
Aan bod komen strafrechtelijke bepalingen, de openbare orde en zedelijkheid, bescherming van mensen en hun persoonlijk bezit, de rechtsgang, brandpreventie,wetgeving rondom vreemdelingen, brandpreventie,volksgezondheid, etc.
Kortom, alles wat moderne wetgeving ook beslaat, maar dan korter en bondiger.

Literatuur

  1. De stedebouwkundige ontwikkeling in Nederland, Dr. Ir. W.B. Kloos,
    Allert de Lange, Amsterdam, 1947.
  2. De Middeleeuwse Stad, Prof. dr. W. Jappe Alberts,
    Fibula-van Dishoeck, Bussum, 1968.
  3. Stad en platteland in de Middeleeuwen, Prof. dr. David Nicholas,
    Fibula – van Dishoeck, Bussum, 1971.
  4. Doetinchem in de Middeleeuwen, W. Jappe Alberts,
    In: Geschiedenis van Doetinchem,
    De Walburg Pers – Oudheidkundige Kring ‘Deutekom’, Zutphen, 1986.
  5. De oudste volledig bewaarde Stadsrekening van Doetinchem over het jaar 1530/1531, Prof. Dr. W. Jappe Alberts,
    Oudheidkundige Vereniging “Deutekom”, Doetinchem, 1986.
  6. Pre- & Protohistorie van de Lage Landen, J.H.F. Bloemers & T. van Dorp,
    Open Universiteit, Uitgeverij Unieboek, Bussum, 1991.
  7. De Sint-Walburgiskerk in Zutphen, momenten uit de geschiedenis van een middeleeuwse kerk, diverse auteurs,
    Walburg Pers, Zutphen, 1999.
  8. Atlas van middeleeuws Europa, Angus Konstam,
    Atrium, Alphen aan den Rijn, 2001.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende II des Sonnedages nae Stichting van de Servieten dach, dat was op ten negenden ende tienden dach der maent van Februarii.