De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

De opkomst van de steden

Inleiding

In de loop van de Middeleeuwen ontstaan op diverse plaatsen steden. Dit proces kan men onderverdelen in drie fases.
De eerste fase is de economische specialisatie in de vroege Middeleeuwen. Dan ontstaan en groeien langs de handelswegen de handelsplaatsen. De tweede fase bestrijkt de dertiende en eerste helft van de veertiende eeuw, als ingrijpende economische veranderingen zich voordoen en de actieve rol van de landsheren leiden tot een stroomversnelling in de verstedelijking. De derde fase speelt zich af in de tweede helft van de veertiende eeuw, als de ontwikkeling van een aantal steden stagneert en de zeehavensteden spectaculair groeien.

Ontstaan der handelssteden

De economie is in de vroege Middeleeuwen zelfvoorzienend. Op de hoeves produceren de bewoners naast voedsel ook huisraad, kleding en gereedschap voor eigen gebruik. In de loop van de achtste eeuw zondert een groep mensen zich af van de boerenbevolking om in handelsplaatsen luxe artikelen en gereedschappen, bijvoorbeeld maalstenen, te maken uit uitheemse grondstoffen. Deze handelsplaatsen ontstaan op gunstige plekken die gevrijwaard zijn van overstromingen en gelegen aan knooppunten van handelswegen of bij doorwaadbare plaatsen in een rivier. Onder handelswegen zijn in De Graafschap voornamelijk de talrijke rivieren te verstaan. De economie blijft zelfvoorzienend, doordat deze ambachtslieden hun eigen voedsel en andere benodigdheden blijven produceren.

Toenemende specialisatie

In de loop van de tiende tot de dertiende eeuw verandert dit beeld geleidelijk als de ambachtelijke productie meer en meer in handen komt van de gespecialiseerde ambachtslieden. Deze toenemende specialisatie vraagt ook om specialisatie en centralisatie van de voedselproductie.
Steeds meer boeren rond de stad gaan heil zien in het opvoeren van hun agrarische productie. Door de agrarische revolutie en de daarmee samenhangende grotere voedselproductie kunnen er meer mensen worden gevoed. De woeste gronden moeten ontgonnen worden, maar deze zijn in handen van de landsheer, die hier ook weer aan verdient. Kortom, de landsheer vaart wel bij een bloeiende stad.

Invloed van het gezag

Stad bij een kasteel: Bredevoort (1597).

In de dertiende eeuw spelen de landsheren, bisschoppen en kloosters een belangrijke rol in het ontstaan en besturen van steden. Zij zien toe op de handel en het functioneren van de markt en bieden de kooplieden bescherming. Een versterking bij de handelsplaats in de vorm van een kasteel of een omwalling ter plekke biedt bescherming tegen overvallen. Mooie voorbeelden van steden die bij een kasteel ontstaan zijn ‘s-Heerenberg en Bredevoort.
In de loop van de dertiende eeuw wordt het gezag zich bewuster van het belang van de inkomsten uit de tol- en marktgelden en de muntslag. Het gaat ertoe over om de steden een bevoorrechte positie te verlenen ten opzichte van het platteland door het verlenen van stadsrechten. Tevens worden nieuwe steden gesticht of bestaande uitgebreid. Deze stichtingen worden gekenmerkt door een geplande aanleg in schaakbordpatroon.

Handel in bulkgoederen

In de loop van de twaalfde eeuw breidt de lange-afstandshandel zich uit met bulkgoederen, bijvoorbeeld hout, Engelse wol en graan. Bestaande steden beleven een explosieve groei en nieuwe steden ontstaan op de uitvalswegen van veengebieden bij mondingen van afwateringen, zoals vele plaatsnamen met de uitgang ‘dam’ aangeven. Overslag van goederen vindt hier op het water plaats. Daarnaast worden diverse ambachten aan de boerderij onttrokken. In de stad gaan de inwoners zich meer en meer toeleggen op de vervaardiging van textiel en aardewerk. Er ontstaan specialisaties binnen de specialismen, bijvoorbeeld de productie van messen of het looien van leer.

De groei stagneert

Model van een kogge uit de 14de eeuw.

De explosieve groei uit de dertiende eeuw maakt in de veertiende eeuw plaats voor stagnatie. De oorzaak hiervan ligt binnen veranderingen in de scheepvaart. Tot in de twaalfde eeuw maken de handelaren gebruik van platbodems die alle rivieren kunnen bevaren. Vanaf de dertiende eeuw worden de boorden hoger en groeit het laadvermogen. De kogge wordt uitgevonden. De vaareigenschappen hiervan worden verbeterd door het toepassen van rechte stevens met achter een stevenroer. Het vaartuig krijgt een extra dek boven het achterschip. De kogge is het belangrijkste schip in de dertiende en veertiende eeuw. In de veertiende eeuw worden er schepen speciaal voor de zeevaart gebouwd, die de rivieren niet meer kunnen bevaren. Dit is van cruciaal belang voor de groei van de aan rivieren gelegen steden, zoals in De Graafschap. De groei van binnenlandse riviersteden stagneert, terwijl de groei van aan riviermondingen gelegen steden explosief toeneemt.

De stad en haar heer

De toenemende nijverheid in de stad zorgt voor een stabiel economisch karakter. In de dertiende eeuw zijn de steden uitgegroeid tot krachtige economische elementen in de samenleving. Binnen haar muren zit het geld dat de landsheer in vele gevallen niet bezit, maar juist zo broodnodig heeft.
In de steden leeft de wens naar centraal bestuur om het rustige verloop van de handel te bevorderen. Hierdoor worden zij de natuurlijke bondgenoten van hun landsheer. Het duurt niet lang of de groeiende agglomeratie kan zichzelf niet meer voeden en krijgt behoefte aan levensmiddelenvoorziening uit een steeds wijdere omgeving.

Stadsrecht van Lochem uit 1233.

Het stadsrecht

De groeiende stad heeft behoefte aan andere rechtsregels dan het platteland. Als centrum van de nieuwe economische bedrijvigheid wordt de stad gehinderd door de regels die voor het platteland gelden. Uiteindelijk zal in de loop der jaren de band met de landsheer zo los mogelijk worden en soms geheel verbreken. In vele gevallen heeft de landsheer een open oog voor de mogelijke voordelen die een goede verstandhouding met het nieuwe sociale element kan opleveren. Zo kan een bevredigende regeling zonder strijd worden getroffen.
In De Graafschap is Otto II van Gelre Ψ in de dertiende eeuw als stedenstichter actief. In andere gevallen verzet de heer zich met hand en tand tegen de stedelijke eisen. Vaak ontbrandt dan een langdurige strijd om het stadsrecht. De betekenis van dit stadsrecht is dat de stad in juridische zin uit het omringende platteland wordt gelicht en de vrijheid krijgt zelf die regels op te stellen die voor het eigen stedelijk leven wenselijk zijn. Ook gebeurt het dat de landsheer heel precies vastlegt welke regels er voor de inwoners gelden. Op deze wijze krijgt de stad Bronkhorst in 1492 stadsrecht van Gijsbert VII van Bronckhorst Ψ.

Een minderstad

Enkele steden in De Graafschap behoren bij de stadsrechtverlening eerst tot de zogenaamde ‘Minderstädte’, die voor het eerst aan het begin van de dertiende eeuw in Westfalen ontstaan. Een minderstad is een plaats die in het bezit is van een vrijheidsbrief, maar nog niet van de volledige stadsprivileges.
Soms zijn mindersteden versterkt, maar vrijwel altijd behouden zij hun agrarische karakter. In Gelre is de minderstad ook bekend, zoals bijvoorbeeld Lochem en Doetinchem. In de loop van de dertiende eeuw verwerven de mindersteden de overige fundamentele stadsrechten, zoals keurrecht, recht van verkiezing van het stedelijk bestuur en het recht om de stad te voorzien van muren en poorten.

Inkomsten van de stad

Haven in 15de eeuw met koggeschepen.

De inkomsten van de stad bestaan uit tijnzen. Tijnzen worden geheven op onroerende goederen. Het gaat hier om kleine betalingen in geld en hoenders. De erftijns is een erfelijk gebruiksrecht van afzonderlijke stukjes stedelijke grond, die aanvankelijk een andere bestemming hebben, maar die de stad aan een particulier heeft afgestaan. Dat kan dus een stukje van een voormalige stadsmuur zijn, of een hoekje van een straat, een dichtgegooide gracht of zelfs het recht om in de stadsmuur een venster aan te brengen of een deur naar de gracht.
Overigens krijgt de landsheer ook vele tijnzen uit de stad. Deze landsheerlijke tijnzen zijn waarschijnlijk afkomstig uit bezittingen die oorspronkelijk van de landsheer zijn geweest. Vermoedelijk heeft hij ze later verkocht.
Andere inkomsten van de stad komen uit belaste openbare diensten. Zo moet aan het stadsbestuur tijns betaald worden voor de waag, het telambt, de maat, etc. Wie een van deze ambten pacht, moet betalen. De stad stelt voor deze diensten tarieven vast. Daarnaast heeft de stad inkomsten uit burgerschap, vleeshuis, visserij en watermolens. Verder zijn er tijnzen op wijn, bier en brood. Bovendien is het bezit van geld voor de stad ook handig. De stad wordt om haar vaste inkomsten wel eens als een verzekeringsmaatschappij beschouwd. Zo valt met lijfrentes ook veel te verdienen. De inkomsten van de stad zijn dus legio.

Grondbezit

Grondbezit is door diverse pachten eveneens financieel interessant. Hertog Reinald II van Gelre Ψ raakt in 1337 betrokken in de Honderdjarige oorlog en om deze te bekostigen moet hij grote bedragen lenen van de Zutphen. De stad eist daarvoor inkomsten en rechten. Ze ontfutselt de hertog stap voor stap zijn grondbezit en de andere rechten, die de basis hebben gevormd van zijn macht over Zutphen. Daarmee degradeert hij van heer tot bedelaar. Van het landsheerlijke gezag blijft weinig over. Als eenmaal de voordelen van stedelijk grondbezit duidelijk zijn, wordt deze activiteit verder uitgebreid.
Grondaankopen zijn van belang voor de winning van klei om stenen van te bakken en voor uitbreiding van de stedelijke landweer, de buitenste verdedigingslinie van de stad. Ondanks de vermindering van zijn gezag blijft de hertog toch belangrijk voor de orde en de veiligheid.

Orde en veiligheid

Voor veiligheid en rechtsorde met de onmiddellijke buren is een samenwerkingsverband nodig dat wordt gevonden in het graafschap Zutphen en later het hertogdom Gelre. Voor dit kader heeft de stad niet zelf gezorgd. De politieke eenheid is een schepping van de graaf, later de hertog. Dat brengt voor de steden een blijvende afhankelijkheid mee van die hertog. Als tegenprestatie moeten daarvoor financiële offers worden gebracht. In deze periode van de middeleeuwen zijn economie en politiek niet meer los van elkaar te zien. Niet alleen beïnvloedt de politiek het economische leven, maar ook wordt die politiek beïnvloed door economische overwegingen. Niettemin heeft de middeleeuwse stad voor een verschuiving van de macht gezorgd.

Een rol in landszaken

Uit vele getuigenissen blijken dat de kleine steden in De Graafschap een rol spelen in zaken van landsbelang.
In de steden is de burgerij op de hoogte van alle politieke beslommeringen van Gelre en omstreken. Geregeld wordt er in de kwartierhoofdstad Zutphen vergaderd en er is gedurende de jaren een komen en gaan van stadsbodes. Er bestaan kwartiervergaderingen en landsdagen, waarbij het logisch is dat kleine steden in de eerste bijeenkomsten een grotere rol spelen dan in de tweede.

Literatuur

  1. De stedebouwkundige ontwikkeling in Nederland, Dr. Ir. W.B. Kloos,
    Allert de Lange, Amsterdam, 1947.
  2. De Middeleeuwse Stad, Prof. dr. W. Jappe Alberts,
    Fibula-van Dishoeck, Bussum, 1968.
  3. Stad en platteland in de Middeleeuwen, Prof. dr. David Nicholas,
    Fibula – van Dishoeck, Bussum, 1971.
  4. Doetinchem in de Middeleeuwen, W. Jappe Alberts,
    In: Geschiedenis van Doetinchem,
    De Walburg Pers – Oudheidkundige Kring ‘Deutekom’, Zutphen, 1986.
  5. De oudste volledig bewaarde Stadsrekening van Doetinchem over het jaar 1530/1531, Prof. Dr. W. Jappe Alberts,
    Oudheidkundige Vereniging “Deutekom”, Doetinchem, 1986.
  6. Pre- & Protohistorie van de Lage Landen, J.H.F. Bloemers & T. van Dorp,
    Open Universiteit, Uitgeverij Unieboek, Bussum, 1991.
  7. De Sint-Walburgiskerk in Zutphen, momenten uit de geschiedenis van een middeleeuwse kerk, diverse auteurs,
    Walburg Pers, Zutphen, 1999.
  8. Atlas van middeleeuws Europa, Angus Konstam,
    Atrium, Alphen aan den Rijn, 2001.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MCM ende XCVIII des Sonnendages voor Heilige Laurentius dach, dat was op ten negenden dach der maent van Augusti.