De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Heren van Keppel (1330-1401)

Huis Voorst

Roderic I van Voorst en Keppel Ψ, 1330-1356

Donjon van kasteel Keppel, anno 2000.

Roderic I van Voorst is een zeer goede partij voor de rijke erfdochter Beatrijs van Keppel Ψ. Hij stamt uit een oud en aanzienlijk geslacht dat al genoemd wordt in 1195, als ene Engelbertus Ψ getuigt voor de bisschop van Utrecht. De bezittingen van dit geslacht zijn enorm uitgestrekt.

Onderzoek heeft becijferd dat Roderic I circa 1.500 hectare bezit. Hun stamslot Voorst staat in de buurt van Zwolle. Daar Beatrijs van Keppel na de dood van haar vader Wolter III Ψ niet voor Roderic I hoeft onder te doen en misschien wel meer bezit (!), is het samengevoegde bezit een machtsfactor van belang. Zij krijgen twee zonen, die zij Sweder (III) en Diederik (Derck) Ψ dopen. Het is mogelijk dat dit paar, of anders hun zoon Sweder III, een nieuw kasteel, overeenkomstig met hun verhoogde status, te Keppel hebben laten bouwen. Ze zullen waarschijnlijk begonnen zijn met de donjon.
In 1331 treedt Roderic I op als borg voor graaf Reinald II van Gelre Ψ bij onderhandelingen met Kleef. Met het enorme grondbezit kan men de vraag opwerpen of dat wel zo gunstig is voor het huis Keppel. Een dergelijk bezit kan een bedreiging zijn of worden voor de gevestigde macht.
Vanuit zijn voorvaderlijke burcht te Voorst terroriseert Roderic I de wijde omgeving. De gevestigde macht ziet echter nog geen kans om Roderic I aan te pakken, omdat hij zich alleen in het Oversticht roert. Dat wordt anders bij zijn opvolger.
In 1340 komt Roderic I te overlijden. Zijn vrouw Beatrijs zal tot 1356 het bestuur voeren over beide heerlijkheden. Zij zal zich afzijdig houden van de Gelderse broedertwist, zoals het een dame betaamt.

Sweder III van Voorst en Keppel Ψ, 1356-1363

Noot 1
keppel1997-2
Wapen van de heren van Voorst.

Sweder III is getrouwd met Margaretha Ψ; een vrouw van onbekende herkomst. Zij overlijdt in 1389 waarna Sweder III hertrouwt met Heylwich van Zuylen (of Van Wesenberge) Ψ. it het eerste huwelijk komen twee dochters, Agnes Ψ en Lutgard Ψ, voort. Agnes trouwt met Steven IV van Wisch Ψ en Lutgard in 1245 met Frederik IV van Heekeren van de Eze Ψ. Uit het tweede huwelijk twee zonen: Roderic (II) en Wolter (IV). In 1340 wordt Sweder III genoemd als drost van Zutphen en in 1356 beleent hij zijn achterneef Derck IV van Keppel van Verwolde Ψ met het goed Verwolde.

Partij der Bronckhorsten

In tegenstelling tot zijn moeder bemoeit Sweder III zich flink met de partijenstrijd tussen de Bronckhorst en Heekeren.
Oorspronkelijk behoort Sweder III tot de partij der Bronckhorsten, die Eduard Ψ in zijn aanspraken steunt. Voor bewezen diensten is de bisschop van Utrecht, Jan van Arkel, hem 10.000 oude schilden schuldig. Als de bisschop hem niet terugbetaalt, wisselt Sweder III van kamp. Echter, in 1353 belooft Sweder III aan hertog Reinald III Ψ urvede (vrede). In 1355 is Sweder III betrokken bij de landvrede. In 1357 en 1358 treedt hij op als raad van hertog Reinald III en krijgt hij als blijk van vertrouwen goederen bij Didam in leen. Sweder III blijft in het vervolg Reinald III trouw. Misschien speelt hierbij een rol dat zijn dochter Lutgard is gehuwd met een Heekeren, waardoor hij door familiebanden werd gebonden met de partij der Heekerens.
Bij het Gelders-Kleefs verbond van 1359 moet Sweder III opkomen met tien man te paard.
In 1361 treedt Sweder III op als aanvoerder van de partij der Heekeren. Dit geeft de Bronckhorster partij de kans om de sterke buurman aan te pakken. In de slag bij Tiel worden de Heekerens verslagen en Sweder III gevangen genomen. Hij weet snel vrij te komen.
De kersverse hertog Eduard van Gelre begrijpt dat Sweder III een rotte kies midden in zijn net veroverde hertogdom is. De hertog besluit daarom onmiddellijk kasteel Keppel gewapenderhand in te willen gaan nemen, hetgeen na een beleg. Onder andere de steden Zwolle en Kampen zullen daar bij gaan helpen. Sweder III wacht dit niet af en trekt naar Zwolle op.
Samen met zijn neef Frederik IV van Heekeren van de Ese valt hij vanuit diens burcht Rechteren de stad Zwolle aan.

Sweder III wordt gevangen genomen

Sweder III vernietigt de Zwolse voorstad en neemt zeventig krijgsgevangenen. Vervolgens wordt Sweder III gevangen genomen. Een alliantie van de steden Zwolle, Deventer en Kampen, bisschop Jan van Arkel en hertog Eduard van Gelre valt het kasteel Voorst aan. Na een maandenlange belegering wordt het in november 1362 ingenomen. Sweder III’s stamslot wordt tot de grond toe afgebroken en zal niet meer herbouwd worden. De vernietiging van het stamslot is een regelrechte belediging en de macht van de heren Van Voorst en Keppel is geknakt.
In de tussentijd is Sweder III uit zijn gevangenschap ontsnapt, want op 31 juli draagt hij op voorspraak van de bisschop van Keulen zijn stad (oppidum) Keppel op aan de Duitse keizer. Zo verwerft hij zich een machtig beschermheer. Voordeel zal hij er niet meer uit krijgen. Moegestreden trekt Sweder III zich terug op kasteel Keppel, waar hij op 21 januari 1363 overlijdt.

Kasteel Keppel, anno 1743 (Jan de Beyer).

Roderic II van Voorst en Keppel Ψ, 1363-1375

In 1363 belooft Sweder III’s opvolger en zoon Roderic II de aangedane schade, ontstaan door zijn vader’s toedoen, te vergoeden. Hij verzoent zich met hertog Eduard en de bisschop van Utrecht. Roderic II trouwt ter bezegeling van de vredesregeling met een nichtje van de bisschop. Roderic II is geen lang leven beschoren. Reeds in 1375 overlijdt hij zonder erfgenamen achter te laten. Hierdoor erft zijn broer Wolter IV alle goederen.

Wolter IV van Voorst en Keppel Ψ, 1375-1387

Kasteel Rhaan in 1732 (C. Pronk).

Wolter IV is getrouwd met Cunegonda van Meurs Ψ, de dochter van de machtige buurman Diederik V van Meurs Ψ, heer van Baer, ongetwijfeld om de verstoorde relatie met de buren enigszins te herstellen. Zij krijgen een zoon en twee dochters: Sweder (IV)Johanna Ψ en Elisabeth Ψ. Johanna zal trouwen met Otto van Polanen Ψ en Elisabeth met Egbert van Heekeren van Almelo Ψ
In 1368 wordt Wolter IV genoemd als getuige en in 1371 treedt hij op als raad van hertog Reinald III. Wolter IV is oorspronkelijk alleen het huis Rhaan bij Hellendoorn toebedeeld, maar als zijn oudste broer Roderic II overlijdt, wordt hij alsnog heer van Voorst en Keppel.
De partijenstrijd tussen de Bronckhorsten en Heekerens laait weer op en Wolter IV heeft zich aan het hoofd gesteld van de partij der Heekerens. Van hertogin Mechtheld Ψ ontvangt hij in 1374 het hoog- en laaggericht van Keppel. In 1375 bekleedt hij samen met Willem IV van Bronckhorst Ψ het drostambt van Zutphen en treedt hij als raad en getuige op voor hertogin Mechteld.
Als de Heekerens opnieuw het onderspit moeten delven legt Wolter IV zich bij de feiten neer en ontpopt hij zich als een trouw vazal. In 1379 ziet hij af van enige vordering op de hertog en hij treedt in 1386 nog een keer als borg op.

Sweder IV van Voorst en Keppel Ψ, 1387-1401

In 1393 trouwt Sweder IV met de rijke Johanna van Ahaus Ψ. Zij voegt de heerlijkheid Ahaus toe aan de reeds enorme bezittingen van haar eega. Dit geeft problemen met de Otto van Hoya, bisschop van Munster, die de aangetrouwde aanspraken van Sweder IV op de heerlijkheid Ahaus niet erkent. Tijdens schermutselingen wordt Sweder IV gevangen genomen.
In 1400 verpand Sweder IV de heerlijkheid Ahaus aan bisschop van Munster voor 12.000 gulden en is alles geregeld. Een jaar later komt Sweder IV te overlijden zonder wettige nakomelingen te hebben achtergelaten. Zijn zuster Johanna erft nu beide heerlijkheden. Zij is getrouwd met Otto van Polanen, zodat beide heerlijkheden over gaan naar huis Polanen.

Literatuur

  1. GDW II, pXCI – XCIII, nr. 119.
  2. Wapenboek der Ridders van de Duitse Orde, mr. W.J. baron D’Ablaing van Giessenburg,
    C. van Doorn en zoon, ‘s-Gravenhage, 1871.
  3. Wapenboek van den Nederlandschen Adel, J.B. Rietstap,
    J.B. Wolters, Groningen, 1887.
  4. De wapens van den tegenwoordigen en den vroegeren Nederlandschen Adel, J.B. Rietstap,
    J.B. Wolters, Groningen, 1890.
  5. Gelderse kastelen, Evert Zandstra,
    Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1958.
  6. Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen, Jonkvrouwe Dr. J.M. van Winter,
    S. Gouda Quint – D. Brouwer en zoon, Arnhem, 1962.
  7. Middeleeuwse kastelen van Gelderland, F.M. Eliëns en J. Harenberg,
    Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk, 1984.
  8. Kastelen in Oost-Gelderland, Jan Harenberg,
    Walburg Pers, Zutphen, 1993.
  9. Drostambt en schoutambt – De Gelderse ambstorganisatie in het kwartier van Zutphen (ca. 1200-1543), Jan Kuys,
    Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1994.
  10. 1000 jaar kastelen in Nederland, H.L. Janssen, J.M.M. Kylstra-Wielinga, B. Olde Meierink (redactie),
    Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 1996.
  11. Kasteel Keppel, Jan Harenberg,
    Vrienden Part. Historische Buitenplaatsen i.s.m. Canaletto/Repro Holland, Alphen a.d. Rijn, 1997.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende I des Sonnedages op sunte Agnes dach, dat was op ten een ende twintigsten dach der maent van Januarii.