De Graafschap in de Middeleeuwen

Zoek

Leven op het platteland

Het boerenbedrijf

Graan wordt bij de molen gemalen.

Uit inkomstenregisters blijkt dat rogge verreweg het voornaamste product van het middeleeuwse boerenbedrijf is, daarop volgen tarwe, rogge, haver en giersten voor moutbereiding. In enkele gevallen moet hooi en vlas worden geleverd. Van de dieren en dierlijke producten worden soms varkens, kippen en vrij veel potten met honing vermeld.

Alles wijst op leveringen door akkerbouwbedrijven. De koeien, de kaas, de boter en de huiden, welke ongeveer terzelfder tijd in de noordelijke terpgebieden moeten worden opgebracht ontbreken in De Graafschap ten enen male. De boerderijen waar de bevolking in woont hebben, voor zover men de enkele bij opgravingen voor de dag gekomen overblijfselen mag generaliseren, de neiging om groter te worden. Hoewel ook kleine hutten blijven voorkomen. Aan het eind van de veertiende eeuw is het woningtype volkomen gelijk aan het thans nog voorkomende los hoes.

Uitvinding van juk en hoefijzer

Uitvinding van het juk en het hoefijzer vormen mede het begin van de emancipatiebeweging van de twaalfde en dertiende eeuw. Voorheen worden paarden vrijwel uitsluitend voor oorlogsdoeleinden gebruikt. Ze kunnen alleen maar lichte wagentjes voorttrekken, omdat de halsriem, die hun kracht moet overbrengen, de halsaderen dichtknijpt. Met de genoemde uitvindingen kan de kracht van het paard volledig worden benut.
De boeren kunnen gemakkelijker ploegen, zelfs door zware rivierklei wat voorheen niet mogelijk is. Hierdoor kunnen de boeren meer verkopen en meer kopen. De goederenruil en de daarmee gepaard gaande macht van de handelsstad nemen door de verhoogde productie een geweldige vlucht. De leenheren hebben minder arbeidskrachten nodig en komen er eerder toe de horigen onder bepaalde voorwaarden vrij te laten. Behalve de vermeerdering van de geldsomloop, de toename van de landsheerlijke macht en de vermindering van de betekenis van de hof vindt in de dertiende eeuw de ontginning van de woeste gronden plaats. De vorming van de buurschappen hierop, de markgenootschappen is van grote betekenis voor de plattelandssamenleving.

Ontginnen van woeste gronden

zaaien

De markgenootschappen ontstaan als gevolg van twee elkaar stimulerende factoren. Ten eerste de bevolkingsgroei, vooral door de opkomst der steden merkbaar en ten tweede de vermindering van de ongecultiveerde terreinen. Gedurende de Karolingische tijd zijn de bosgebieden in kampen omgezet. In de dertiende eeuw verdwijnen de moerassen en aan de exploitatie van de enige resterende grote complexen woeste gronden, namelijk de hoogvenen is men nog niet toegekomen. Men ontgint vooral door middel van betere afwatering en dijkbescherming.
Met of na het binnenvallen van de Franken stapt men over op de landbouw op essen, enken of engen. Dat zijn drie namen voor één en hetzelfde type akker, afhankelijk van het dialect van de streek. Die overgang op ‘grote’ verzamelakkers zonder tussenscheidingen kan men gerust een agrarische revolutie noemen. Het gebruik van de terreinen, welke niet voor de akkerbouw worden gebruikt zijn wel voor het boerenbedrijf van belang. Die betekenis wordt echter steeds groter.
Zo zijn de bossen van belang voor de woningbouw, welke niet alleen door de bevolkingsgroei is toegenomen, maar ook door de grotere omvang van de huizen meer materiaal vragen. Meer mensen eisen ook meer kleding. Men gaat grote aantallen schapen houden. De vaak met struikgewas begroeide weidegronden, eigenlijk nog een echte wildernis, leveren karig voedsel voor het in aantal toegenomen vee. Bovendien zijn de beste gedeelten reeds ontgonnen, zodat op den duur alleen de schrale gronden overblijven. Al met al houdt dat dus een fors gebruik in van de resterende woeste gronden. Dat geeft vaak wrijving met de landsheren die daar hun jachtgebied hebben.
Een ander bijkomend gevolg is het plaggen van de hei voor de bemesting van de enken. Men gaat stallen maken voor het veel talrijker geworden vee. De heiplaggen worden onder het vee gelegd en samen met de uitwerpselen vormt dit mengsel uitstekende mest. Het plaggen leidt op zijn beurt tot meer stuifzanden en dit verhoogd de trek naar het IJsseldal en de beekdalen.

Ontstaan van markgenootschappen

Wol is voor het platteland een goede inkomstenbron.

De toegenomen bevolking, de daarmee samenhangende vermindering der beschikbare grond en het belangrijker worden van de woeste grond leiden tot een spontane aaneensluiting van de eigenaren der boerderijen om hun uit gewoonterecht ontstane gebruiksrechten op de ongecultiveerde gronden te handhaven tegenover hen die zich nieuw willen vestigen.
Vaak lukt het de landsheer om zich de woeste gronden toe te eigenen. Daar kan de bevolking slechts gebruiksgenootschappen vormen. Nieuw ontgonnen, of nog te ontginnen land, trekt boeren aan. Om nieuwe gebieden te bevolken, zowel dicht bij huis als ver weg gelegen, worden immigranten zeer gunstige persoonlijke voorwaarden aangeboden. De kansen op verbetering van het eigen lot zijn voor de boeren wel aanwezig.
Soms kan een plotseling gebeurtenis die tendens nog versterken. Zo brengt de pestepidemie, die Europa in het midden van de dertiende eeuw teistert de overlevende boeren groot voordeel. Heren van landgoederen waar de gevreesde ziekte erg heerst zitten bijzonder verlegen om arbeidskrachten. Hun land moet worden bebouwd en oogst opleveren, want hun bestaan staat op het spel en daardoor zijn juist zij bereid zeer hoge lonen te betalen aan landarbeiders. De wet van vraag en aanbod brengt de boeren in een ongekend luxe positie. Velen verlaten het land waaraan zij in horigheid zijn gebonden en geven daarmee toch een zekere van geslacht op geslacht genoten veiligheid prijs, om zich als vrije en goed betaalde dagloners te gaan verhuren.

Het noaberschap

Verwarmen aan het kookvuur.

Het letterlijk samen horig zijn kweekte saamhorigheid onder de plattelandsbewoners. Lief en leed delen met familie en bekenden tijdens het bewerken van de schrale gronden onder moeilijke omstandigheden doet mensen samenklonteren. Men gaat bij elkaar wonen in dorps- of gehuchtsvorm, of in meer verspreide nederzettingen. De oudste samenlevingsvorm in Gelderland is het buurschap.
Dit schept een band tussen de buren, het noaberschap. Hierbij moet men niet vergeten dat buren vaak op de één of andere wijze tot de familie behoren, waarvan de band zeer nauw is en tot in de verre graad wordt gevoeld. Het onder elkaar trouwen in een vrij beperkte plaatselijke kring is ook nu nog verspreid. Vroeger moet dit veel gebruikelijker zijn geweest.
Hierdoor ontstaat het sterke gemeenschapsgevoel dat kenmerkend voor het buurschap is. Vanzelf volgt hieruit de hulp welke men elkaar bij moeilijkheden en gebeurtenissen geeft. Het medeleven bij geboorte, huwelijk, ziekte en dood, de hulp bij de oogst en in geval van schade, etc.

Opstandige boeren

PWouters-familie

De oorlog wordt vaak op het platteland uitgevochten en vormt een extra en zware last voor de boeren. Deze wordt natuurlijk in de eerste plaats veroorzaakt door het directe oorlogsgeweld en door de methode van oorlogvoeren. Het onmogelijk maken van levensmiddelenvoorziening is een strijdmiddel van alle tijden en zo hebben ook de middeleeuwse boeren met een angstwekkende regelmaat hun voorraden, hun te velde staande gewassen, hun huizen en gerei in vlammen zien opgaan. Dezelfde gevolgen heeft de aanwezigheid van troepen, waarbij het doorgaans weinig verschil maakt of de troepen tot het ‘eigen’ leger of tot dat van de vijand behoren. De boerenbevolking zal in de meeste gevallen niet in staat zijn enig onderscheid op te merken tussen daadwerkelijke oorlog en de aanwezigheid van troepen in hun directe omgeving in volle vredestijd.
Men kan zich voorstellen dat de boeren door de herhaalde vernietiging van bezit, onderdak en productie tot wanhoop zijn vervallen en dat er niet veel voor nodig is om hen in onberedeneerde woede te laten uitbarsten. En er komt altijd meer rampspoed bij. Oorlog is niet een geïsoleerd verschijnsel en indirecte gevolgen zijn dikwijls ernstiger dan de meteen zichtbare.

Literatuur

  1. Geschiedenis van het Land van Berkel en Schipbeek, H.W. Heuvel,
    Gijsbers & Van Loon, Arnhem, 1903.
  2. De Achterhoek, Langs Berkel en Slinge, Willy H. Heitling,
    De Tijdstroom, Lochem, 1959.
  3. De historie van het oude Gelre onder eigen vorsten, G. Prop,
    W.J. Thieme & Cie., Zutphen, 1963.
  4. Stad en platteland in de Middeleeuwen, Prof. dr. David Nicholas,
    Fibula – van Dishoeck, Bussum, 1971.
  5. Pre- & Protohistorie van de Lage Landen, J.H.F. Bloemers & T. van Dorp,
    Open Universiteit, Uitgeverij Unieboek, Bussum, 1991.
  6. Hackfort, huis en landgoed, diverse auteurs,
    Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 1998.
  7. Atlas van middeleeuws Europa, Angus Konstam,
    Atrium, Alphen aan den Rijn, 2001.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MCM ende XCVIII des Sonnendages voor Heilige Laurentius dach, dat was op ten negenden dach der maent van Augusti.