De Graafschap in de Middeleeuwen

Search

Hertogdom Lotharingen (925-957)

Deel 3 – Opstandige hertogen

Giselbert Ψ, 925-939

De eerste hertog van Lotharingen

Giselbert is de zoon van Reginar I van Henegouwen Ψ bijgenaamd ‘Langhals’ en Alberada Ψ, dochter van Lothar II Ψ, koning van Lotharingen. Na alle strubbelingen in Lotharingen is een van de eerste zaken die koning Hendrik I Ψ in 925 regelt de benoeming van Giselbert tot hertog van Lotharingen. Daarnaast geeft hij hem het muntrecht in Maastricht. Lotharingen wordt definitief een deel van West-Franken. Bovendien geeft Hendrik I Giselbert zijn dochter Gerberga Ψ tot vrouw om hem zo middels bloedbanden te binden. Het paar trouwt in 928.

De rust in Lotharingen wordt hersteld door Lotharingse adel aan te stellen in cruciale ambten. Daarnaast worden middelen beschikbaar gesteld om het bisdom Utrecht te herstellen. Hendrik I laat zelfs de zorg voor de opvoeding van zijn, voor de geestelijke stand bestemde, zoon Bruno (I) over aan bisschop Balderik van Utrecht Ψ. Balderik is een telg uit het eerste Kleefse gravenhuis en verwant aan de Reginaren.

De opstand van 939

Wanneer Hendrik I in 936 overlijdt volgt zijn zoon Otto I Ψ hem op. Bij zijn kroning treden de hertogen voor de eerste keer in een symbolische functie op. Giselbert is bijvoorbeeld kamerling. Otto I is niet zo’n geduldig man als zijn vader. Hij jaagt de Lotharingers tegen zich in het harnas door te stellen dat alle hertogen ondergeschikt zijn aan de koning. Dit idee van rijkseenheid slaat niet aan in Lotharingen.
Daarnaast heeft Otto I een vertroebelde relatie met zijn broer Hendrik Ψ, die geboren is toen hun vader koning was. Hendrik is dus zoals dat heet ‘in het purper‘ geboren en meent daarom meer recht op het koningsschap te hebben.
Opnieuw komt Giselbert in opstand, samen met Hendrik en de Konradijnse hertog Eberhard van Franconia Ψ, de broer van voormalige koning Koenraad I Ψ. In 939 trekt Otto I met een leger naar Lotharingen. De eerste veldslag bij Birthen bij Xanthen, al eerder toneel van een veldslag, wint Otto I.
Giselbert stelt zich in verbinding met Lodewijk IV van Frankrijk Ψ, die zijn vader Karel III Ψ inmiddels is opgevolgd. Otto I trekt samen met zijn zwager hertog Hugo van Francië Ψ opnieuw naar Lotharingen en verwoest er de bezittingen van Giselbert. Daarop vallen Giselbert en Hendrik het thuisland van Otto I, Saksen, binnen. Otto I  stuurt hen een leger achterna dat de opstandelingen inhaalt bij de oversteek van de Rijn bij Andernach. Opnieuw wint Otto I’s leger. Hertog Eberhard van Franconia sneuvelt in deze slag, waardoor de mannelijke lijn van de seniortak der Konradijnen onderbroken wordt. Zijn hertogdom vervalt aan de kroon. Giselbert probeert te vluchten, maar verdrinkt in de Rijn. De Lotharingse opstand van 939 is neergeslagen.

Hendrik van Saksen Ψ, 939-940

Giselbert laat na zijn dood een minderjarig zoontje, Hendrik Ψ geheten, achter. De andere opstandeling, Hendrik van Saksen, sluit vrede met zijn broer. Otto I benoemt zijn broer als dank tot hertog van Lotharingen. Een succes is dat niet. Prompt nadat Otto I Lotharingen heeft verlaten breekt de pleuris uit en wordt de kersverse hertog het land uitgejaagd.

Otto van Verdun Ψ, 940-944

Otto I ziet in dat hij niet zomaar een hertog in Lotharingen kan aanstellen. Zijn beeld van een hertog als ambtelijk schakel tussen koning en graaf moet hij herzien. Hij herstelt het Lotharingse eergevoel door Otto van Verdun tot voogd van Hendrik, de zoon van Giselbert, aan te stellen en hem tot hertog van Lotharingen te verheffen.
Otto van Verdun heeft de perfecte kwartierstaat voor zijn nieuwe ambt. Hij verenigt het bloed van Matfriedingers (Gerhard I van Metzgouw Ψ), Saksen (Oda van Saksen Ψ), Reginaren (Reginar I ‘Langhals’ Ψ) en Karolingers (Ermentrud van Frankrijk Ψ) in zijn aderen.
Aan dit ideale plaatje komt een plotseling eind wanneer zowel Otto van Verdun als het zoontje van Giselbert in 944 overlijden. Hierop meent koning Lodewijk IV van Frankrijk, die getrouwd is met Giselberts weduwe Gerberga van Saksen aanspraken op Lotharingen te kunnen maken. Otto I voorziet nieuwe moeilijkheden en stelt zijn schoonzoon Koenraad ‘de Rode’ in 944 aan als hertog van Lotharingen.

Koenraad van Wormsgouw ‘de Rode’ Ψ, 944-953

Een jonge hertog

Koenraad ‘de Rode’ heeft ondanks zijn jonge leeftijd zijn sporen als militair inmiddels verdient en is goed opgewassen tegen de explosieve situatie in Lotharingen. Koenraads familie heeft zich ten koste van de Konradijnen kunnen versterken in het Lotharingse middelrijn-gebied. Koenraad is graaf in Wormsgouw, Speyergouw, Nahegouw en Wetterau.

De opstand van 953

Ook dit keer ontvangen de Lotharingers de vreemde hertog niet met open armen. Koenraad ‘de Rode’ kan zich alleen handhaven door zwaar op Otto I’s macht te steunen. Niettemin ontketent Koenraad ‘de Rode’ in 953 samen met Otto I’s zoon Liudolf van Schwaben Ψ een algemene opstand gericht tegen Otto I.
Koenraad ‘de Rode’ heeft Italië als leen aan Berengar II van Ivrea Ψ aangeboden, terwijl Otto I dat ongepast vindt. Otto I straft Koenraad door hem te ontslaan als hertog van Lotharingen.
Reginar III van Henegouwen Ψ, zoon van Reginar II Ψ, grijpt deze kans onmiddellijk aan om de ‘buitenlandse’ hertog legitiem het land uit te schoppen. Reginar III’s plan is tevens de goederen van zijn oom Giselbert te verwerven.

Bruno van Saksen Ψ, 953-958

Opnieuw zit Lotharingen zonder hertog. Otto I besluit zijn broer Bruno, aartsbisschop van Keulen, tot hertog te benoemen. Bruno kan misschien beter met Lotharingers omgaan, want hij is immers in Lotharingen opgevoed.
Koenraad ‘de Rode’ slaat in 955 terug met een leger Hongaren en trekt een spoor van vernieling door het gehele rijk, waaronder Lotharingen. Otto I ziet zich genoodzaakt zelf in te grijpen. Op 10 augustus 955 behaalt Otto I bij Augsburg een glorieuze overwinning op de Hongaren, waarbij Koenraad ‘de Rode’ sneuvelt.
Niettemin is de geest uit de fles. Lotharingen accepteert geen ‘buitenlandse’ hertogen meer. De ondergang van hertogdom Lotharingen is nabij.

Literatuur

  1. De voornaamste adellijke geslachten in de Nederlanden 10de en 11de eeuw, J.M. van Winter,
    In: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 1, Middeleeuwen,
    Unieboek bv, Bussum, 1981.
  2. Pagus und Comitatus in Niederlothringen, Ulrich Nonn,
    Ludwig Röhrscheid Verlag, Bonn, 1983.
  3. Historische opstellen over Lotharingen en Maastricht in de Middeleeuwen, C.A.A. Linssen,
    Van Gorcum, Assen/Maastricht, 1985.
  4. Die Grafen von Hamaland und Zutphen, Ralf G. Jahn,
    Geldrischer Heimatkalender, vol. 1992, 1992.
  5. Die Karolinger, Rudolf Schieffer,
    Verlag W. Kohlhammer, Stuttgart, 1992.
  6. Die Ottonen – Königsherrschaft ohne Staat, Gerd Althoff,
    Verlag W. Kohlhammer, Stuttgart, 2000.
  7. Das Mittelalter – Geschichte in Überblick, Ulrich Knefelkamp,
    Ferdinand Schöningh, Paderborn, 2002.
  8. In kringen van kanunniken, Kaj van Vliet,
    Walburg Pers, Zutphen, 2002.
  9. Genealogie der Franken, Karl-Heinz Schreiber.
  10. Mittelalterliche Genealogie im Deutschen Reich bis zum Ende der Staufer, Karl-Heinz Schreiber.

Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MM ende III des Manendages op Stichters van de Servieten dach, dat was op ten zevenden ende tienden dach der maent van Februarii.